het ironiserende en het niet toegeven aan bovengenoemde eigenschappen. Ook Jef Geeraerts doet het anders. Geweld en erotiek, maar ook het kunnen en vooral ook willen genieten van het leven zijn typerend voor hem en afwijkend voor de anderen en hij zou daarom m.i. ook meer moeten opvallen.
Een aantal recensenten heeft dat ook wel herkend (Henry Miller in The Los Angeles Times, Nicolas Bromeil in de Boston Sunday Globe e.a.) met name natuurlijk bij het boek GANGREEN I dat het meeste werd vertaald. In 1971 verscheen het boek onder de titel IM ZEICHEN DES HENGSTES bij de Nymphenburger Verlagshandlung in München (vert. Peter Baudisch) nadat zijn romans IK BEN MAAR EEN NEGER en HET VERHAAL VAN MATSOMBO in één band in 1969 werden gepubliceerd (vert. Jürgen Hillner). De recensies waren sporadisch en verdeeld, de boeken verkochten niet bijster goed, niettemin verscheen in 1973 van Gangreen onder dezelfde titel IM ZEICHEN DES HENGSTES een pocketuitgave bij Wilhelm Heyne Verlag in München met een juffrouw op het omslag die er niet om liegt. Over de verkoop daarvan is mij niets bekend. Verhalen en fragmenten van Geeraerts in het Duits verschenen nog in het tijdschrift EGOIST 15, 2. Quartal 1968 (Frankfurt/Main) en AKZENTE, Heft 5, Oktober 1974 (München) en in de bloemlezing NIEDERLÄNDER ERZÄHLEN (herausgegeben und übersetzt von Jürgen Hillner) Fischer Bücherei, 1969 (Frankfurt/Main).
In het Frans verschenen alleen IK BEN MAAR EEN NEGER en HET VERHAAL VAN MATSOMBO in één band onder de titel JE NE SUIS QU'UN NÈGRE bij Fayard in Parijs (vert. Maddy Buysse) in 1971 en een verhaal in de bloemlezing LES GRANDS CONTEURS FLAMANDS (Editions Wellprint, Bruxelles) 1969. Deze publikaties zijn vrijwel ongemerkt aan het publiek en de pers voorbijgegaan.
In 1972 verscheen GANGREEN I bij Gyldendal Norsk Forlag in Oslo (vert. Tove Tryti) onder de titel GANGREEN I - SORTE VENUS (twee recensies van enig formaat, één zeer negatief, één zeer positief) en in 1974 verscheen dit boek onder de titel MUSTA VENUS bij Karisto in Hämeenlinna (Finland) vertaald door Heimo Pihlajamaa. Weinig respons, weer, wel hetzelfde soort reakties als in Noorwegen, verzet tegen het geweld en de vermeende fascistoïde trekjes in het boek, zoals in het begin in Nederland werd geconstateerd en langzamerhand wel ontzenuwd naar ik dacht. Een verhaal van Geeraerts verscheen dan nog in 1972 in het Hongaarse tijdschrift NAGYVILAG (Vol. 10); in december 1974 in no. 4 vol. XXIX van de REVISTA DE LA UNIVERSIDAD DE MEXICO en in de bloemlezing BOLECINE V TREBUHU, vertaald en samengesteld door Janko Moder, Mladinska Kniiga 1975 (Sloweens). Wat het Engels betreft verscheen een verhaal in DELTA (Vol. 11, no. 1 1968); LONDON MAGAZINE (Vol. 9 no. 12, 1970); SHANTIH, Vol. 2, no. 4, 1973, New York) en in een bloemlezing MODERN STORIES FROM HOLLAND AND FLANDERS, Twayne, New York, 1973. En dan tenslotte in 1975 GANGRENE bij de voortreffelijke New Yorkse uitgeverij Viking en in London bij Weidenfeld & Nicolson uitnemend vertaald door de Amerikaanse auteur Jon Swan en voornamelijk tot stand gekomen dankzij de niet aflatende medewerking van Dola de Jong. Zelden heb ik een buitenlandse uitgever zo enthousiast gezien over een boek en over de vertaling, het is daarom wederom jammer te zien hoe weinig aandacht eraan wordt geschonken in de pers en met hoeveel onbegrip men dit doet. Des te verheugender het feit dat de New Yorkse pocketboek-gigant Avon Books de rechten voor de paperbackuitgave kocht voor het hoogste bedrag dat ik ooit voor een Nederlandstalig literair auteur betaald zag worden, met uitzondering misschien van Jan de Hartog en Jan Cremer. Het boek zal ook worden verfilmd en wellicht dat dit nu de doorbraak voor
Geeraerts gaat betekenen in het buitenland. Zeer enthousiast werd de vertaling ontvangen door Henry Miller die zich de tekst heeft laten voorlezen door zijn zoon omdat hij bijna blind is aan één oog. De recensie vindt u elders in dit blad afgedrukt. Gematigd is Jane Miller in de Times Literary Supplement van 29 augustus onder de kop BLOOD WILL OUT. Ze valt vooral over de mannetjesdierachtigheid van de auteur en trekt zoals sommige anderen een vergelijking met Hemingway en Miller. Ook zij signaleert het zelfbewijzerige in Geeraerts' teksten, wat verschillende recensenten irriteert, onder meer Martin Levin in de New York Review van 27-4-1975 (ook een vergelijking met Hemingway).
Zeer negatief is de kleinzoon van Evelyn Waugh, Auberon Waugh in de Engelse Evening Standard