beiden zich bezig gehouden heeft met het sprookje van de verheffing van de primitieve volken door de gemiddelde kolonist. Daar trapte Cary in 1939 al niet in en Geeraerts niet in 1962. En vooral van Cary is dat bijzonder daar Nigeria toen nog onder Engels mandaat stond, terwijl Geeraerts' drama zich afspeelt in het bevrijde Kongo. Zo is het dan ook gekomen dat Cary van zijn neger een blanke in karikatuur maakt en Geeraerts een gedegenereerde. Cary's neger Johnson is - opvallend is de overeenkomst tussen de titel die de beide jonge mannen zich aanmeten: monsieur en mister - ondanks diens lachwekkende nabootsing van blanke macht en juist door zijn kinderlijke, speelse, amorele aard, sympathiek en ontroerend geworden. Cary heeft zijn Johnson gemaakt tot een onvergetelijk beeld van een verdwaald mens, die rondzwerft in het niemandsland tussen blanke invloed, zwarte reaktie hierop en onbegrip van beide partijen voor elkaar. Geeraerts heeft dit met Cary gemeen dat ook hij de rampzaligheid aantoont van de blanke invloed zonder dat een van beiden komt aanzetten met de legende van het negerparadijs van voor de komst van de Europeaan. Het verschil is dat Johnson zijn best heeft gedaan om het karikatuur te worden van een beperkte Engelse intellectueel, terwijl Geeraerts' Grégoire Matsombo een regelrechte kopie is geworden van een blanke boef. Ik wil uit dit resultaat geen konklusies trekken betreffende Engelse resp. Belgische invloeden op een inheemse bevolking, maar het verschil is niet weg te praten en ook dit is een reden om deze boeken naast elkaar te leggen. Frappant zijn b.v. de monologues intérieures van Johnson met zijn luchtkastelen, zijn bizarre rijmen en zijn kinderlijke houding tegenover zowel de Engelsen als tegenover zijn stamgenoten en de prollige taal waarin Matsombo zijn gedachten giet. Maar deze Matsombo, die de ‘Sélection du Reader's Digest’ de ideale lektuur voor een beschaafd mens van standing zegt te
vinden, is uitstekend getekend. Hij kan het ook niet helpen dat hij maar een domme medische assistent is, die nooit heeft geleerd wat verantwoordelijkheid betekent en die gedwongen is geweest met een kist vol moderne medicijnen, enige medische handboeken en een kaduke Chevrolet Bel Air te vluchten naar zijn geboortedorp, omdat hij na het verdwijnen van de Belgische direkteur van het ziekenhuis waar hij werkt, zelf maar eens een operatie heeft uitgevoerd met katastrofale gevolgen. Hij kan het ook niet helpen dat hij alleen maar in platte termen aan meisjes en arak kan denken want hij zal wel nooit anders hebben gehoord. Hij wil zijn dorpsgenoten wel injecties geven voor hun ijselijke kwalen mits ze daar fiks voor betalen. Hij heeft immers niet veel anders gezien in dat ziekenhuis waar een bigotte hoofdzuster liever een mens laat doodgaan dan een dokter op zondag te roepen voor een heiden. Hij haat de blanken met de diepe haat van een wezen dat ieder begrip afgenomen is en hij veracht zijn rasgenoten om hun vuilheid, hun bijgeloof en hun achterlijkheid. Hij verbeeldt zich een lepe vent te zijn en tot op zekere hoogte is hij dat ook. Maar hij kan zich niet handhaven tegenover de aanvoerder van de revolutionaire legers en ook niet tegenover zijn dorpsgenoten die hem afranselen als een oude man, die hij een kies getrokken heeft, doodbloedt.
Om nog even op Johnson terug te komen; ook hij verbeeldt zich een slimmerd te zijn, maar de resultaten van zijn ondernemingen komen minder hard aan omdat hij niet zo daadwerkelijk alleen staat als Matsombo. Hij is klerk op het bureau van de controleur, een man die hij aanbidt. Hij doet zijn werk slecht tot zeer slecht maar probeert daarnaast te doen wat hij kan om zijn chef te helpen bij diens hobby, te weten het aanleggen van een weg waar geen geld voor is. Hij speelt iedereen tegen iedereen uit, hij liegt onvoorstelbaar (eigenlijk zou je het fantaseren moeten noemen). Hij steekt binnen de kortst mogelijke tijd bij iedereen in de schuld en het is hem met geen mogelijkheid aan zijn verstand te brengen dat geld uit de kas nemen stelen is, ook al houd je die verduisterde bedragen ook nog zo nauwkeurig bij in een kasboek. Het staat op papier en dus is het niet gestolen. Over deze simpele filosofie zou heel wat te zeggen zijn, als je er over na gaat denken.
Maar ook het einde van Johnson is dramatisch. Eigenlijk bij ongeluk pleegt hij een moord en zijn chef, die voor de voltrekking van zijn vonnis tot de strop moet zorgen, schiet hem uit medelijden neer.
Matsombo en Johnson - twee slachtoffers van het kolonialisme. Beiden deugnieten, maar in hun diepste wezen onschuldigen want zij bezitten geen kennis. Beiden streven ernaar in hun eigen omgeving de rol van nouveau riche te spelen, beiden volgen een voorbeeld waarvan zij alleen de misdadige kant begrijpen omdat de andere voor hen verborgen is gehouden. Beiden zijn pionnen, misbruikt, in verleiding gebracht en gestraft met de dood. En dan te denken dat er duizenden Matsombo's en Johnsons rond moeten lopen in Afrika...