| |
| |
| |
Het politieke van een film ligt vooral in de vertoning
Fungeert het alternatieve circuit als markt-verkenner voor de kommercie?
door Leonard Henny 1974
De flimproduktie van eigen bodem groeit en bloeit. Het duo Pim en Win lanceert zo eens per half jaar een gladgepolijst technicolor produtt, waanin nagnmaals op hardhandige wijze wordt afgerekend met taboes rond bloot en dood.
Maar hoe staat het met de politieke film in Nederland? Leorard M. Herry, socioloog aar de Rijksuniversiteit te Utrecht, die zich al enkete jaren bezighoudt met politieke film in binnen - er baitenland, analyseert het merldje van Cineclub er alternatief circuit er signaleert een gevaarliyke outwikkwling.
Flims for roctal change, Inevenber Bzztoh-cine café HOT
M.M.V. Leonard Herry, Amsterdams Stadsjournaal, de Rode Larfaren en Polkin. Een programma over het gebraik van flims t.b.v. maatschappelijke veranderingsprocessen. Varaf 18.00 uur: Korte flims diskussies in informele - gratis - cafésfeer (broodjes, koffie, pils). Het hoofdprogramma begint 20.50 uur.
In Nederland kennen we momenteel een heel merkwaardige situatie. Politieke filmers uit het buitenland beschouwen ons land als het Mekka van de politieke film. Dankzij baanbrekend werk van o.a. de VPRO (Hoepla) is er hier een klimaat geschapen waarin films op de TV kunnen komen die in bijna alle andere landen van de wereld van de buis geweerd worden. Voorbeelden daarvan: ‘Joe Hill’, van Bo Widerberg, ‘De Moed van het Volk’ van Jorge Sanjines, ‘De Baksteenmakers’ van Silva en Rodrigues.
De door Cineclub in 1972 georganiseerde ‘Vrijheidsweek’ was uniek in Europa en trok verslaggevers uit het buitenland naar Amsterdam om over de politisering van het Nederlandse filmklimaat te rapporteren.
‘Arnhem Alternatief’ (1973) was, hoewel minder politiek gericht, opnieuw een manifestatie die door buitenlanders als een doorbraak voor de niet-kommereiële film gezien werd.
Hoewel de distributie van politieke films in Nederland vrij goed loopt, is het verwonderlijk dat er in Nederland vrijwel geen politieke films van eigen bodem ontstaan. Onze enige waarlijk politieke filmer, Joris Ivens, woont en werkt in het buitenland. Zijn filmervaringen met Nederland zijn bijna zonder uitzondering steeds op een teleurstelling voor hem uitgelopen. ‘De Borinage’, over een mijnwerkersstaking, werd in België verboden. Voor de film ‘Philips Radio’ werd het hem verboden bij de arbeiders thuis te filmen. Tenslotte bleef hem na een incident net de film ‘Nieuwe ronden’, waarin hij de drooglegging van de Zuiderzee in verband bracht met de dumping van graan in zee elders, niets anders over dan uit Nederland uit te wijken. ‘Ze maken je brodeloos, ze hebben hun antwoord klaar. De censuur op je films achteraf is het ergste niet, maar ze maken je het filmen gewoon onmogelijk’.
Censuur is dan ook een onverbrekelijke fellow-traveller van de politieke film: het sukses van een politieke film kan waarschijnlijk het beste afgemeten worden aan de tegenwerking, die een film bij de produktie ondervindt en de opschudding die naar aanleiding van de vertoningen wordt teweeggebracht. Een groep half-overtuigde studenten die, zoals bijvoorbeeld in 1968 in Parijs, naar een voorstelling van de ‘Etats Generaux du Cinema’ kwamen kijken en in plaats van de filmvoorstelling meemaakten, hoe de politie de film in beslag nam, werd door deze ervaring aan-den-lijve natuurlijk sterker geradikaliseerd dan de filmvertoning zelf ooit had kunnen bewerkstelligen. Met andere woorden: het effekt van een politieke film ligt niet alleen in de inhoud en de vorm van de film zelf, maar bovenal in de ervaring van het vertoningsgebeuren.
Zo schrijven Solanas en Gettino, de makers van de Argentijnse politieke film ‘Het Uur van de Opstand’: ‘De vertoning (van waarlijk politieke films) vindt plaats in onderduikplaatsen: in kelders en op zolders; zelden in een bioskoop. Het zijn “meetings” op gedekoloniseerd gebied. Het zijn bijeenkomsten die, in de woorden van Frantz Fanon, een liturgisch karakter hebben: zij scheppen een privilege voor degenen die er aan deelnemen, om te horen en gehoord te worden. De deelnemer kan zichzelf niet langer slechts als een toeschouwer beschouwen. Vanaf het moment dat hij zich bij de bijeenkomst voegt, stapt hij over de drempel van toeschouwer tot deelnemer
| |
| |
aan de revolutionaire strijd. Hij neemt de aktie zelf in de hand: hij wordt zelf belangrijker dan de akteur op het doek. Ieder moment kan de politie binnen komen en hem arresteren. Terzelfdertijd, door deze risico's te nemen, bevrijdt hij zich van de eenzaamheid en het gevoel van non-kommunikatie zoals hij die van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in het leven van alle dag ondervindt....’
Het politieke van de politieke film zit hem in wezen meer in de vertoning dan in de film zelf. Zodra een film publiekelijk vertoond kan worden, ontneemt dit een groot deel aan het politieke potentieel van die film. De belangrijkste reden voor het ontbreken van waarlijk politieke films en politieke filmers in Nederland is, dat in Nederland bijna alles mag. De vertoning van de in Latijns Amerika verboden film ‘De Moed van het Volk’ door de KRO, is een politieke gebeurtenis van betekenis. Maar de uitzending zou in Nederland pas een waarlijk politiek karakter krijgen, als direkt na de uitzending de KRO de aandacht zou vestigen op de bloedige wijze, waarop nog onlangs ‘onze’ mariniers de stakers van de Shell-raffinaderijen op Curacao onderdrukten.
| |
Maagdenhusfilm
De enige periode waarin de politieke film van eigen bodem tot enige bloei is gekomen, was in de revolutiejaren 1968-1969. In heel Europa en in Amerika ontstonden in die jaren filmgroepen die door het maken en vertonen van films de revolutionaire bewegingen ondersteunden. In Frankrijk de Etats Generaux du cinema, in Engeland de groep ‘The Angry Arts’, later overgegaan in Liberation Films, in Amerika de politieke underground organisatie Newsreel, die voor veel filmgroepen in Europa model gestaan heeft voor de opzet van een politiek filmkollektief. Bij Newsreel was het zo dat iedere filmer tevens geacht werd een vertoner te zijn. De filmers gingen met de films mee om het publiek tot een diskussie en zo mogelijk tot konkrete aktie aan te zetten.
In Nederland ontstond in navolging van Newsreel in 1967 de Cineclub Coördinatie Centrum, die vanuit Amsterdam lokale Cineclubs van voornamelijk buitenlandse films voorzag. De enige Nederlandse film die in die dagen in het pakket voorkwam was Louis van Gasteren's ‘Omdat mijn fiets daar stond’, een zeven minuten durende film-clip over de verrassende knuppelvaardigheid van de Amsterdamse politie in de provodagen. Die eerste vertoningen hadden inderdaad de liturgische sfeer van ‘samen staan we sterk’, een mengeling van gevoel van geborgenheid in de massa en van een gevoel van spanning en risiko (‘straks komen de smerissen, sluiten de stroom af en slaan ons in elkaar....’)
Toen in 1969, met de bezetting van het Maagdenhuis, Parijs '68 naar Nederland kwam, waren er al genoeg film-enthousiasten gevormd, om de gebeurtenissen op film vast te leggen. Binnen enkele dagen was de eerste versie van de ‘Maagdenhuis-film’ klaar. De film ging als een lopend vuurtje door het land, en leidde in verschillende plaatsen tot incidenten. In Utrecht werd zelfs een bezetting van de Universiteit aan de vertoning van de film toegeschreven. De Maagdenhuis-film blijft in de geschiedenis van de produktie van de politieke film in Nederland een hoogtepunt. Maar het was daarbij ook wel voorlopig de laatste film met waarlijk revolutionair élan. Alle films die in dit genre daarna gemaakt werden, waren meer ‘films met politieke inhoud’ dan ‘politieke films’.
| |
Korsolidatie
Zoals in de meeste andere landen, beleefde ook Nederland in het begin van de jaren zeventig een zeker konsolidatie in de ontwikkeling van de film. De Cineclub organisatie is de laatste jaren duidelijk geprofessionaliseerd. Op het gebied van de produktie werd vooral de ‘Jordaan-film’ een sukses. Daarnaast ontstonden de ‘Angola film’, over de relatie tussen de akties en demonstraties in Amsterdam en de bevrijdingsbewegingen in de Derde Wereld en ‘Iroek, Het Kind van de Rekening’, over de achterstelling van kinderen in arbeiderswijken in vergelijking met de kinderen uit de betere milieus. Sinds 1972 is Cineclub wat de produktie betreft in navolging van Franse experimenten een nieuwe weg ingeslagen door zich sterker te koncentreren op het maken van dia-met-geluid series (Amsterdams Jongerenjournaal, Programma Werkende Jongeren, Programma over Saneringsbuurten in Arnhem). Voor 1974 is tevens subsidie ontvangen om samen met bewoners van de Westelijke Eilanden in Amsterdam een aantal super-8 produkties te maken, waarbij de bewoners geholpen worden zelf films over hun buurt te maken.
Op het gebied van de distributie heeft Cineclub zich in de periode van 1967 tot 1974 ontwikkeld tot één van de grootste 16 mm film-verhuur-or-ganisaties in Nederland. Momenteel importeren zij nog altijd de belangrijkste buitenlandse politieke films, zoals bijv. ‘Coup pour Coup’, de films van Felix Green over China, de Zuid- | |
| |
amerikaanse films van Sanjines, Littin, Solanas, Santiago Alvarez, en meer recentelijk: ‘Als het Volk Ontwaakt’ van Affonso Beato en ‘Bidden is niet genoeg’, over het Chili van Allende.
Naast Cineclub zijn er sinds 1969 een aantal andere min of meer politiekgerichte filmorganisaties ontstaan. Zo zijn er de Kritiese Filmers van Breda, die met video begonnen zijn, maar die de laatste jaren hun presentaties meer en meer tot multi-media programma's hebben uitgebreid (video, dia, overheadprojektor; 16 mm film etc). Momenteel hebben zij verschillende programmapakketten, die zij persoonlijk begeleiden; o.a. programma's over macht, over de milieu-problenatiek, over (en voor) werkende jeugd, over drugs (ook voor ouders!), etc. Het is moeilijk cm de Kritiese Filmers ‘ideologisch’ te plaatsen. Wat bij hun programma's vooral tot uitdrukking komt is de poging om enerzijds de sociaal zwakkeren van hun onderdrukte positie bewust te maken, en anderzijds de noodzaak tot gezamenlijk handelen onder gediskrimineerde groeperingen in de maatschappij duidelijk te maken. De meest recente film van de Kritiese Filmers heet dan ook ‘Samen Staan We Sterk’, en behandelt o.a. de suksesvolle Enka-bezetting in Breda.
Op het gebied van de 16 mm film zijn onlangs nog twee nieuwe organisaties ontstaan die zich o.a. met de distributie van politiek-geëngageerde films bezighouden: ‘Fugitive Cinema Holland’ en ‘Reel Film’. Fugitive kreëerde in korte tijd een breed filmpakket, waarin ook een aantal politieke films zijn opgenomen, o.a. ‘De Aktivist’ van Herbert Curiel, en ‘Tout va bien’ en ‘Letter to Jane’ van Jean Luc Godard. Reel Film richt zich vooral op historische (politieke) films, maar heeft ook een aantal eigentijdse politieke films (o.a. ‘Eigen Haard is Goud Waard’ van Anette Apon).
| |
Kommereialisering
Een nieuwe ontwikkeling van groot belang is, dat de kommerciële filmwereld hoe langer hoe meer brood in de politieke film gaat zien. Een aantal semipolitieke films draaiden al in de bioskopen, zoals ‘Z’, en ‘De Staat van Beleg’ van Costa-Gravas, terwijl de kommerciële 16 mm-verhuur ook hoe langer hoe meer in de markt voor politieke films geïnteresseerd raakt. Het is niet ondenkbaar dat binnenkort een zekere konkurrentie zal ontstaan tussen de kommerciële en nietkommerciële verhuurorganisaties, waarbij het voor de hand ligt dat de kommerciële verhuurkantoren de niet-kommerciële organisaties uit de markt zullen prijzen, doordat zij de producent een hoger voorschot op de royalties kunnen bieden. Het heeft er wel wat van, dat de ‘alternatieve’ distributieorganisaties (Cineclub, Fugitive Cinema, Reel Film) in wezen ongewild als ‘marktverkenners’ voor de kommerciële bedrijven fungeren. Jarenlang zwoegen van vrijwilligers om moeilijke films in omloop te brengen, nachtenlang postzegels op enveloppen plakken, jarenlang iedere avond films achterop de fiets naar het Centraal Station slepen, urenlang getelefoneer met Parijs, New York, Berlijn om de films op tijd uit het buitenland binnen te krijgen, al die moeizame arbeid is wellicht niet meer geweest dan het gratis reklame maken voor een nieuw produkt: de politieke film. Want film is koopwaar, politiek of niet-politiek. Zodra er een markt geschapen is, staan de heren van de filmkommercie klaar om op tijd in te springen. Het is bekend dat de Nederlandse Bioscoop Bond, de overkoepelende organisatie van de Nederlandse filmbedrijven (produktie, distributie en bioskopen) onlangs een groot aantal 16 nan projektoren heeft aangeschaft om 16 mm films in de bioskopen te kunnen gaan vertonen.
Op zichzelf is dit natuurlijk een gunstige ontwikkeling, omdat het goed zou zijn dat zoveel mogelijk mensen politieke films kunnen zien. Maar het zou ongunstig zijn als deze ontwikkeling leidt tot een overname van de politieke film door de kommercie, omdat, zoals reeds eerder gesteld, het ‘politieke’ van de politieke film juist meer ligt in de vertoningssituatie dan in de vorm en inhoud van een film. Een politieke film die na de voorstelling niet bediskussieerd kan worden, mist daardoor een deel van haar politieke potentie. Een politieke film die uit winstbejag geprogrammeerd wordt en de kassa van het bioskoop-concern doet rinkelen, draagt eerder bij tot uitstel van het politieke doel dan tot het bereiken daarvan. Kortom: de politieke film hoort niet thuis in de distributiekanalen van het kommerciële circuit, omdat haar werking daarin al te gemakkelijk door de machthebbers geneutraliseerd kan worden.
| |
| |
| |
Het vrije circuit
Vanuit dit oogpunt, nl. de noodzaak om de ‘alternatieve’ film (waaronder de politieke film) voor kommercialisering te behoeden, is onlangs een nieuwe filmorganisatie ‘Het Vrije Circuit’ opgericht. Doelstelling van het Vrije Circuit is het integreren van de verschillende filmgroeperingen die zich in Nederland met de niet-kommerciële, de idèëele film bezig houden. Om tot een zo volledig mogelijke organisatie van de niet-kommerciële filmwereld te komen, bestaat het Vrije Circuit uit vier sekties: produktie, distributie, vertoning, konsumenten. De bedoeling is dat er een zo volledig mogelijke doorstroming van het publiek (de konsumenten) via de vertoners (filmhuizen, vormingscentra, universiteiten, filmklubs etc.) en distributeurs (Stoff, Kritiese Filmers, Film International, Fugitive Cinema) naar de producenten ontstaat, waardoor er een duidelijker participatie van het publiek in de filmproduktie tot stand kan komen. Zo wordt ondermeer voorgesteld, dat voor de beoordeling van aanvragen voor financiering van ingediende scenario's, vertegenwoordigers uit de verschillende sekties zullen meebeslissen (waaronder dus ook vertegenwoordigers van de konsumten).
De bemoeienissen van het Vrije Circuit richten zich op de alternatieve film in het algemeen; de politieke vormt daarvan slechts een onderdeel. Dit weerspiegelt echter reeds een inkapselings-gedachte. De ‘ware’ politieke film moet los worden gezien van enige andere kategorie van film. De ‘ware’ politieke film is immers een strijdmiddel. Zij is niet een stuk amusement en zeker niet een bron van inkomsten. De politieke ‘strijd-film’, zoals die in Latijns-Amerika bestaat, en zoals die m.n. in Frankrijk in de meidagen van 1968 gebloeid heeft, moet in Nederland nog geboren worden.
|
|