Paul Biegel
Andersen
H.C. Andersen
Andersen werd mij als kind voorgezet in een boek met harde rode kaft waarin witte ganzen in volle vlucht waren uitgespaard.
Maar ik verkoos de gebroeders Grimm, al was het alleen om de boze stiefmoeders die aan het eind in een vat werden gestopt met zowel spijkers aan de binnenkant als giftige slangen, kokende olie en pek, aldus van een berg af werden gerold en jammerlijk in zee verdronken. (Mijn arme kinderziel - later kwamen de concentratiekampsprookjes).
Toch las ik Andersen. Het Vuurslag met de heks en de theeschotel-ogige honden werd als beste gekwalificeerd, maar een verhaal herinner ik mij speciaal als volstrekt waardeloos.
Het ging over een dood hondje dat op een binnenplaats werd begraven, waarna alle kinderen uit de buurt het graf mochten komen bezichtigen tegen betaling van een bretelknoop.
‘Dat was iets wat elke jongen had en dat hij ook kon betalen voor de kleine meisjes.’
Een meisje echter, in lompen, bezat geen knoop; er was ook geen jongen die haar ereen gaf, zodat ze aan het eind van de middag in snikken uitbarstte.
‘Dat was harteleed, groot harteleed, maar wie het niet begrijpt moet deze geschiedenis maar niet lezen,’ zo eindigde het verhaal in mijn herinnering. Ik heb het daarna ook nooit meer gelezen, want ik begreep inderdaad niets van dit gehuil om geen bretelknoop.
Later wel. Toen ik bretelknopen aan mijn eigen ziel begon te missen, drong de betekenis van het verhaal in zijn grenzeloze triestheid tot me door.
Onlangs heb ik het teruggevonden en herlezen. HARTELEED luidt de titel; het is in alle opzichten een subliem geschreven schets. Niet voor kinderen-WANT ze begrijpen het niet, zo wordt geredeneerd. Maar deze gedachtengang houdt geen rekening met de opslagplaats voor onbegrepen waarheden, waar stiefmoeders en bretelknopen te rechter tijd uit worden opgediept ter herkenning en bevestiging van mens zijn.
En wie dit niet begrijpt moet dan maar (zoals Andersens schets in werkelijkheid eindigt): ‘aandelen nemen in de looierij van de weduwe.’