Margaretha Ferguson
Continent I
Hoe nu? Zijn wij dan honderden jaren verkeerd voorgelicht? Hebben ze dan ook al gelogen: Tolstoj, Tsjechov, Poesjkin, de schrijvers - Mirsky, Slonim, Metzel, de literatuur-historici - heeft er in het tsaristische Rusland dan geen censuur bestaan? Hebben de schrijvers daar, in tegenstelling tot de schrijvers in de Sovjet-unie, weinig of geen moeilijkheden gehad?
Als het gaat om anti-communistische propaganda blijken de anti-communistische ideologen heel wat opgestoken te hebben van hun communistische tegenstanders, aangenomen dat deze laatsten zijn begonnen met het uitspreken van halve waarheden, het conform hun ideologie ‘herschrijven’ van de geschiedenis, enzovoorts. Zelfs de recente onthullingen omtrent de staatsgreep - en moordpraktijken van de C.I.A. gebruiken de anti-communistische ideologen als bewijs dat wij in het westen toch heus een echte vrijheid genieten, want het is toch maar mooi dat in Amerika zulke onthullingen gepubliceerd mogen worden!
Het in BZZLLETIN 27 door mij besproken reisjournaal van Tsjechov, Reis naar Sachalin, waarin vele hoogst onverkwikkelijke toestanden in dwangarbeiderskampen etc. worden geschilderd, heeft ettelijke Nederlandse commentatoren opgelucht doen verzuchten: ‘dat je uit dat boek kunt zien dat de tsaristische tirannie láng niet zo erg was als de sovjet-dictatuur’.
Al deze uitlatingen tenderen naar de Navo-versterkende opinie dat het nérgens zo verschrikkelijk is als in de Sovjetunie. En wat kunnen we lezen in de Nederlandse uitgave van het eerste nummer van het tijdschrift Continent, onafhankelijk forum van Russische en Oosteuropese auteurs:
‘In gevallen als het onderhavige wordt als regel een parallel getrokken met Kolokol (door Alexander Herzen van 1857-1863 in het Russisch te London uitgegeven tijdschrift, anti-tsaristisch, werd Rusland binnengesmokkeld en genoot wijde verspreiding aldaar). Herzens tijdschrift was een zuiver politieke en geen literaire uitgave. De simpele reden daarvan is dat in de “duistere tijden van het reactionaire tsarisme” in Rusland een zich onbelemmerd ontwikkelende literatuur ontstond die behoort tot de beste der mensheid. In dat “slaventijdperk” hoefde men van Poesjkin en Gogolj tot Tolstój en Dostojévski geen uitgever in het buitenland te zoeken. Alle schrijvers van enige naam werden, wij stellen dit met nadruk, zonder uitzondering in hun eigen vaderland gepubliceerd.’
Het enige letterlijk onware in deze bewering is waarschijnlijk het woord ‘onbelemmerd’. Maar vele van de boeken hebben hun geschiedenis gehad, er zijn de eeuwen door golven geweest van tolerantie en repressie m.b.t. de vrijheid van meningsuiting (zie de Conclusion van K.A. Papmehl, in Freedom of Expression in Eighteenth Century Russia); maar dat die golven tijdens het Sovjetrégime eveneens bestaan kunnen wij momenteel vrij nauwkeurig volgen. ‘De dooi na de dood van Stalin ligt ons immers nog vers in het geheugen, en dat men momenteel weer in een nieuwe vorst-periode schijnt te verkeren rechtvaardigt nog niet een duidelijk tendentieuze uitlating als de bovenaangehaalde.
Continent, het tijdschrift dat in Duitsland (Springer-pers, maar daar wil ik niet kinderachtig over doen - misschien wisten ze echt niet beter) in het Duits en het Russisch verschijnt, wil dus een forum zijn voor auteurs uit de Oosteuropese totalitaire landen die in hun eigen land niet kunnen publiceren. Als onvoorwaardelijke uitgangspunten formuleert de redactie: religieus idealisme, antitotalitaristische gezindheid, democratische gezindheid, en onpartijdigheid. Men acht dit ‘een voldoende brede en tevens principiële basis waarop alle antitotalitaire krachten van Oost-Europa zich coöperatief kunnen verenigen in hun dialoog met het Westen.’
Het van vier inleidingen (redactie, Solzjenitsyn, Sácharow en Ionesco) voorziene eerste nummer werpt onmiddellijk bij de lezer de vraag op, wat of hier dan wordt geboden aan nieuwe gezichtspunten die voor het westen van belang kunnen zijn. Het romanfragment Zonder armen en zonder benen van Vladimier Kornilow, erg lang, en na 70 bladzijden wordt beloofd dat er in het tweede nummer nog een vervolg komt ook, is een nogal rommelige, literair middelmatige tekst met een liefdesgeschiedenis op het puberale onschuldniveau dat in de ogen van de strengste Sovjetcensor nog genade zou vinden. Hierop volgt een hoofdstuk van Solzjenitsyn uit. de complete (dus nog langdradiger) versie van de roman In de eerste cirkel. De visie van Solzjenitsyn op het hedendaagse leven in de Sovjetunie is uiteraard meer dan bekend, zijn vormgeving is conventioneel maar leest wel lekker, en de inhoud van alles wat hij schrijft is belangwekkend omdat hij, door zijn overvloed aan details, de lezer in ieder geval vertrouwd maakt met de atmosfeer van alledag. Vertaler Mons Weijers heeft de tekst nog voorzien van talrijke verhelderende en leerzame toelichtingen. Twee interviews: één van Carl-Gustav Ströhm met Milovan Djilas en vooral dat van Adelbert Reif met de in 1974 uit zijn