Hans van de Waarsenburg
vermomd als treurwilg
Nieuwe verhalen van Kees Simhoffer
Foto Peter Camping
Het was in de maand december, in het jaar 1974, dat te Jeruzalem besloten werd om over te gaan tot de oprichting van het: Mondelinge Literaire Tijdschrift voor Cynisch Realisme. Oprichters waren Kees Simhoffer en ondergetekende. Aanleiding was een toevallige ervaring van Simhoffer. Een ervaring die gedeeltelijk tieperend is voor zijn manier van schrijven, vèrschrijven, door de realiteit heen schrijven. Wat was er aan de hand? S. loopt door een drukke winkelstraat naar zijn hotel. Voor enkele etages blijft hij staan.
Komt in zijn hotelkamer, pakt zijn scheergerei, stelt zich voor de spiegel en begint aan het ritueel dat tot de verwijdering van een aantal aangezichtsharen moet leiden. Tijdens dit ritueel vernemen de trommelvliezen van S. een flinke knal. Een knal die men, komend uit de westerse wereld, direkt associeert met een auto-ongeluk. Zo ook deed S. Na het ritueel beëindigd te hebben, rust hij enige tijd en stapt weer op om zich naar het hotel te begeven waar ondergetekende vertoefde. Op zijn route moet hij opnieuw voornoemde winkelstraat passeren. Dit blijkt onmogelijk. De straat is afgezet en er is geen doorkomen. Hij dringt zich zo ver als mogelijk naar voren en ziet in de verte een enorme ravage: hele winkelpuien zijn uit de voegen gerukt, straat en stoepen zijn bezaaid met glas, gewonden (of doden) liggen her en der verspreid in plassen bloed. Ziekenautoos met gillende sirenes rijden af en aan. En hoe S. ook kijkt, hij ziet niets dat wijst op een autobotsing. Puin, bloed en slachtoffers en droevige huilende mensen ziet hij. Als hij met de nodige vertraging in mijn hotel arriveert, is S. ontdaan. De twee gegevens van zijn feitelijke verhaal: auto-ongeluk blijkt bomaanslag te zijn. Een man ziet een aantal verfbussen, krijgt argwaan, begint met een schroevendraaier tussen het deksel de bussen een voor een te openen; een bus blijkt bom te zijn: schroevendraaier tussen het deksel en het onheil kan aan het werk gaan. ‘Als ik een paar minuten later door die winkelstraat gelopen had.’ ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk, dat die Arabieren zomaar midden op de dag, midden in een drukke winkelstraat’. Enfin de werkelijkheid kan onverwachte dimensies aannemen bij Kees Simhoffer, zowel binnen als buiten het verhaal, zowel binnen als buiten die werkelijkheid. Bovenstaand voorbeeld van iets dat werkelijk gebeurd is, iets dat Simhoffer werkelijk heeft meegemaakt kan bij hem gemakkelijk tot een verhaal worden (het zou me b.v. niets verbazen als we
in de toekomst bovenstaande - kontroleerbare - werkelijkheid in de een of andere vorm in het werk van Simhoffer zullen tegenkomen. In zijn nieuwe verhalenbundel ‘Vermomd als treurwilg’ komt die werkelijkheid in het titelverhaal bij hem binnen via een enveloppe met de zilveren of zwarte rand. Een vriend is dood. Onverwacht, zelfmoord?
Op het moment dat hij die enveloppe gekregen moet hebben, begint bij Simhoffer ook het verhaal, hoewel er nog geen letter op het papier staat. Reëele, kontroleerbare werkelijkheid als uitgangspunt, als motor voor datgene wat men schrijven pleegt te noemen. Het doodsbericht van een vriend richt iets aan, een proces begint: realiteit gaat zich vermengen met andere realiteit: een stuk geslagen dag, bij voorbaat, reaksies van vrouw en kinderen, flash-backs, proberen de werkelijkheid, de dood die gedrukt en wel inclusief postzegel is komen binnenvallen, te ontlopen via alkohol. Door het verschuivingsproces van werkelijkheid, herinnering en onmacht ontstaat in ‘Vermomd als treurwilg’ een dubbelportret: de dode vriend Frank wordt beetje bij peetje getekend en de ik-figuur tekent zichzelf. Dit dubbelportret kan ook staan voor irrealiteit: de dood en de realiteit: het leven of eenvoudiger gezegd: de macht en de onmacht in het leven. Een m.i. kernprobleem in al het werk van Simhoffer.
Daar waar deze twee vlakken elkaar raken begint het schrijven van Simhoffer.
Ook in deze verhalenbundel gebruikt Simhoffer alle middelen die hem ten dienste staan om dit spanningsveld neer te zetten. Alles wat de taal biedt gebruikt hij, daarmee bereikend, dat zijn verhalen nooit verworden tot een statisch geheel. Het tegenovergestelde zien we in deze nieuwe verhalen: ze vormen een geheel van aktieve elementen die telkens een beroep doen op de lezer, zowel emotioneel als verstandelijk.