De lege levens van de dode zielen
Clara Eggink over
De Kantwerkster van Pascal Lainé
Het is dat de roman van Pascal Lainé de Prix Goncourt 1974 heeft gekregen, want anders zou geen Nederlandse uitgever ertoe gekomen zijn dit werk te laten vertalen.
Aan de andere kant kan je veronderstellen dat de jury die tot dat besluit gekomen is, toch ook weer niet op zijn achterhoofd gevallen is. Hoewel - bekroningen komen zelden of nooit tot stand via zuivere waardering. Er spelen gewoonlijk ook andere argumenten mee. Maar laten we maar aannemen dat De Kantwerkster inderdaad bekroond is vanwege de kwaliteiten die het boek zonder twijfel heeft. Dan blijft over dat de keuze in Nederland gebaseerd is op die bekroning met de Prix Goncourt; een prijs waarbij, als ik mij niet vergis, gelet wordt op leesbaarheid voor meer dan alleen literaire fijnproevers.
Maar - en dat is voor mij een kardinaal punt - Frankrijk is Nederland niet en de Franse houding ten opzichte van het fenomeen vrouw is anders dan de Nederlandse. Dat is mij al opgevallen, bij het lezen van La deuxième Sexe van Simone de Beauvoir, een schrijfster waar Lainé het overigens weinig eens mee kan zijn.
Pascal Lainé heeft meer geschreven, o.a. L'Irrévolution, een roman die een standpunt inneemt tegen de studentenrevolutie van 1968. Deze schrijver wijst ook de hedendaagse vrouwenemancipatie af. In een interview schijnt hij gezegd te hebben dat de vrouw van heden hem doet denken aan een man die kinderen baart. Nu is Lainé van beroep leraar in de wijsbegeerte, zodat je hem zijn opvattingen betreffende het leven van vandaag maar niet kwalijk moet nemen.
In verband met De Kantwerkster is het echter wel belangrijk deze, volgens onze opvatting reactionaire uitspraken, in de gaten te houden. Het is niet duidelijk of dat inderdaad des schrijvers bedoeling is - hij laat er zich niet over uit - maar het beeld dat hij presenteert is dat vrouwen huishoudende raadsels zijn, om het maar eens kortweg te zeggen. Een zo negentiende-eeuws standpunt dat ik er niet in geloven kan. En toch - de lotgevallen van de mensen uit deze roman zijn nauwelijks lotgevallen te noemen. Een moeder, een dochter, een tijdelijke vriendin en een jonge student die conservator wil worden. De moeder werkt in een café als serveerster en als hoer. De vader van haar dochter Pomme - het kind dankt die naan Appel aan haar uiterlijk - is weggelopen op de romantische wijze; redeloos a.h.w. Commentaar ontbreekt in het hele boek. Pomme is een willoos creatuurtje dat nimmer een mond opendoet. Er worden trouwens in de roman nauwelijks een paar woorden gewisseld. Dan is er de vriendin van Pomme, Marylène, het veelvuldig voorkomend vrouwtjesdier dat met de eerste de beste mooie-autobezitter meegaat. De student Aimery de Béligné, komt uit een Normandisch hereboerengeslacht en is bepaald ook niet spraakzaam. Je krijgt de indruk met wezen te doen te hebben bij wie het altijd dood tij is, geen eb en geen vloed. Pomme is wel de hoofdfiguur. Al bij de aanvang van het boek, op blz II, typeert de schrijver haar als volgt: ‘onverschillig welk werkje ze deed, het werd onmiddellijk tot deze harmonie, deze eenheid. Ze was dan net als de andere keren het onderwerp van een genreschilderij waarin de compositie en het gegeven hun model inkapselen in haar gebaar. Die manier die ze had, bij voorbeeld, om haar haarspelden tussen haar lippen te klemmen als zij haar lokken opnieuw opstak. Ze was linnennaaister, waterdraagster of kantwerkster.’
Hiermee schijnt de schrijver te willen zeggen dat Pomme, gesteld dat deze schilder haar tot model had kunnen gebruiken, de eeuwigheidswaarde zou hebben van een portret van Vermeer b.v. Wat hij dan vergeet m.i. is dat die waarde er door de schilder ingelegd is. Deze Pomme, beschreven met de pen van Lainé, is een willoze, gedachtenloze, kritiekloze gedienstige tijdens haar liaison met Aimery. Zij verdient haar brood als kapster en op hun kamer doet zij letterlijk niet anders dan vegen, afwassen en koken.
Aimery is bepaald ook geen mens waar veel bijzit. Een ogenblik heeft Pomme's raadselachtige wezen hem aangetrokken, maar hij ontdekt algauw dat zij eigenlijk niet anders is dan een raadsel zonder oplossing en hij zet haar zonder protest harerzijds de deur uit. Pomme gaat terug naar haar moeder die inmiddels een melkzaak op touw heeft gezet. Ook tussen deze beide vrouwen is geen enkele uitwisseling. Pomme had een positieve kant; zij hield van lekker eten. Die verliest zij nu ook nog. Zij kan niets meer door haar keel krijgen en verzwakt zienderogen. De auteur wil daarmee blijkbaar te kennen geven dat zij, zoals primitieve volken dat doen, het hoofd naar de muur keert nu zij niet langer leven wil.
In zijn gevoelsarmoede ontdekt Aimery dat Pomme of geen Pomme geen verschil voor hem uitmaakt. Op blz. 122, hoofdstuk 4, komt er een spoor van commentaar als Aimery op de gedachte komt schrijver te worden en Pomme op papier te zetten.
Hij noemt haar nu alleen nog maar De Kantwerkster en hij vertelt dat hij haar nog eenmaal terugziet in het ziekenhuis waar hij haar gaat bezoeken naar aanleiding van een brief die hij van haar ontvangen heeft. Een schuldgevoel overvalt hem, maar dat verdwijnt snel als Pomme vertelt van andere mannen na hem.
Met de laatste zin van de roman geeft de schrijver vaag te verstaan, dat er toch iets in Pomme om is gegaan: ‘Het was net alsof ze mijn ongerustheid had geraden en of ze medelijden met me had’. Zo eindigt deze roman die uitstekend geschreven is en zeer leesbaar, maar die niet bevredigt bij gebrek aan waarom.
Zeker is dat Lainé zijn stelling betreffende de vrouw van va ndaag bewijst noch weerlegt. Hij gaat eraan voorbij. Tenzij Lainé ons wil vertellen dat er tegenwoordig mensen bezig zijn dood te gaan vóór hun lichaam bezwijkt. Een mogelijkheid.
PASCAL LAINE: ‘De Kantwerkster’
vertaling: Jennie Tuin
Arbeiderspers 131 blz 16,50