André Matthijsse over
Dolf de Vries
Dolf de Vries is Hagenaar. En op het eerste gezicht nog veelzijdig ook. Hij is acteur (aanvankelijk cabaret, dan verschillende ensembles en vrije produkties, binnenkort b.v. in een Schnitzler-programma o.l.v. Paul Steenbergen); is voor filmliefhebbers ook al geen onbekende (neem ‘Turks fruit’, terwijl hij in de afgelopen zomermaanden o.m. in Indonesië was te vinden i.v.m. de opnamen van de binnenkort te verwachten Multatuli-film); evenmin voor televisiekijkers (‘Waaldrecht’). Hij heeft de kans gehad veel te reizen en schreef daar impressies over in dagbladen, die gebundeld werden in het boek ‘Was die week niet wat kort?’
De laatste jaren tellen voor hem vooral zijn romans. Twee zijn inmiddels verschenen (Knopen tellen en Een muur van blauw), de derde (Wimpie Muis) verschijnt dezer dagen. En dan zijn er nog wat Dolf de Vries zelf zijn ‘gedichtjes’ noemt, gebundeld in Gedachten in gedichtjes. Alles bij elkaar is het nogal wat. Zelfs de reclame heeft hem niet onberoerd gelaten. En nu dus het BZZTôH teater.
De meest karakteristieke eigenschap van Dolf de Vries is zijn manier van relativeren. Een eigenschap die voortkomt uit bescheidenheid en twijfel. Zijn ontwikkeling is dan ook min of meer willekeurig - een gevolg van een niet wezenlijk gerichte keuze op school, de vlucht uit een diep religieuze opvoeding; Dolf de Vries maakte een tijd door, die hijzelf kenschetst als ‘de tijd van de grote verbazing’. En uiteindelijk: ‘onvrede over het vele doen en nergens een kern raken’. Zo veelzijdig is hij derhalve in werkelijkheid niet. Nu hij, sinds zijn romans, het idee heeft dat hij het voor hem noodzakelijke evenwicht heeft bereikt, een mate van zekerheid, voelt hij zich daar soms wat onwennig onder. Hij praat en vertelt er weliswaar gemakkelijk over, maar tegelijkertijd hóórt hij zichzelf praten en dan kan hij niet nalaten zichzelf vervolgens te corrigeren en te relativeren.
Dolf de Vries is in wezen ook introvert. Zijn reisverhalen geven geen concrete indrukken, opgehangen aan allerhande gegevens. Het zijn subjectieve indrukken, waardebepalende beelden van een geheel, geënt op wat hem aanspreekt. Vandaar ook de titel van zijn bundel: een verwijzing naar een bijbelcitaat over de schepping in zeven dagen (en god zag dat het goed was....) En over zijn reis naar Thailand heeft hij me eens verteld dat hij een afspraak had met een jongeman om het een en ander over de politieke situatie te horen, maar zich na de ontmoeting realiseerde dat hij na het gesprek van enkele uren alles over de jongeman wist maar nog steeds niets over de politieke constellatie van het land.
Bij zijn romans doet zich ongeveer hetzelfde voor. Dolf de Vries registreert een gebeuren, hij wil de gebeurtenissen laten spreken. Hij is, zegt hij, niet iemand om klappen uit te delen, zijn ‘niveau’ is observeren, is eenvoud en herkenbaarheid. Hij beschrijft ‘het uiterlijk’ van een probleem, en laat de introverte beleving daarachter schuil gaan. Dolf de Vries noemt dat ‘het sleutelen aan anderen’. Omdat alles in zijn romans met hem te maken heeft; hij ervaart dat alles zelf echter voor honderd procent anders. Het is dezelfde tegenstelling als in een van zijn ‘gedachten in gedichtjes’:
‘Valt er nog wat op te knappen’
Dolf de Vries
foto: Loet van Laar