gelijkbaar met die van An Rutgers van der Loeff. Het omslag en de illustraties zijn van Reint de Jonge.
De gouden griffel voor het beste kinderboek kreeg Simone Schell voor haar tweede boek De nacht van de heksenketelkandij, dat al aan zijn tweede druk toe is, werd uitgegeven door Deltos Elsevier en van erg aardige tekeningen (en een omslag) voorzien door I. Spreekmeester. Simone Schell debuteerde met Juffrouw Jonathan in 1973 en dit jaar verscheen haar derde boek De wondere wereld van Blauw. ‘De nacht van de heksenketelkandij’ is een leuke vondst, een bijzonder aardig uitgewerkte fantasie, een grapje waarin het probleem van dit boek is verpakt en tot een oplossing gebracht. En dat probleem is niet eenvoudig: Lode en Celeste, een echtpaar, willen twee kinderen in huis nemen, Koen en Ine, omdat ze ten eerste ruimte genoeg hebben in hun boerderij en ten tweede hun geadopteerde zoon Serge niet alleen willen laten opgroeien. Dat brengt natuurlijk de nodige moeilijkheden en problemen met zich mee. Koen en Ine, die uit een tehuis komen, zijn geen gezin gewend, kunnen zich moeilijk aanpassen en durven zich bovendien niet in vol vertrouwen aan deze situatie over te geven terwijl Serge niet van plan is om zich van zijn plaats te laten dringen en daarom allerlei problemen maakt en een uiterst gespannen sfeer schept. Het boek gaat in feite niet over het adoptieprobleem maar over een acceptatieproces. Wat ik vooral erg goed in dit boek vind is de rol die de volwassenen er in spelen, gelijkwaardigen, die echter op een volwassen manier moeite doen om hun eigen plaats tussen de kinderen te vinden.
Een boek met een duidelijk eigen stijl, een goede verteltrant en, naast een grote fantasie, een sterk praktische gerichtheid.
Zilveren griffels ten slotte voor: Tomi Ungerer voor het verrukkelijke prentenboek Zeralda's reus, dat werd uitgegeven door Bruna. Niet alleen de platen zijn zalig, maar ook de door Dieneke Corvers heel goed vertaalde tekst over Zeralda, die door haar fantastische kookkunst en haar onverschrokkenheid de reus van het kindertjes eten weet af te brengen.
Heel anders - en waarschijnlijk ook voor oudere kinderen, al vind ik het bepalen van leeftijden altijd erg moeilijk - is het door Karel Eykman geschreven en door Charles Donker prachtig geillustreerde verhaal over De vreselijk verlegen vogelverschrikker, die gewoon te aardig en vriendelijk is om iemand aan het schrikken te maken. Een beeldschoon boek met een subtiele, volledig op de tekeningen afgestemde tekst.
Eveneens beeldschoon is het door David Macaulay geschreven en getekende boek over de bouw van De kathedraal in een gefingeerde stad ergens in het dertiende eeuwse Noord-Frankrijk. Bouwdetails zijn zeer duidelijk en instructief in tekeningen vastgelegd. De bewerking van H. Janse is uitstekend van stijl en zeer ter zake kundig.
Het door Paul Biegel vertaalde Vlinder voor Marianne dat werd geschreven door Virginia Lee en uitgegeven door Lemniscaat en De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren, uitgegeven door Ploegsma en vertaald door Rita Törnqvist-Verschuur handelen beide over de dood en werden in De dood in de jeugdliteratuur (elders in dit nummer) besproken.
Ten slotte kregen twee boeken een zilveren griffel die zijn verschenen bij Kosmos in Amsterdam. Het eerste is Djingo Django van Sid Fleschman, dat voortreffelijk werd vertaald door Hanna Nouwen en geillustreerd door Eric von Schmidt. Een heerlijk verhaal over een jongen die opgroeit in het weeshuis van vrouw Verdoem die hem als schoorsteenvegertje overdoet aan generaal Schoorsteenroet, alias Jim Vetlok en die ten slotte allerlei avonturen beleeft met meneer de Pauw, die - zo moet het ook! - op het eind zijn vader blijkt te zijn. Een verhaal dat je werkelijk in één adem uitleest.
Van alle hier besproken boeken vind ik echter het meest bijzonder Miyax, de wolven en de jager door Jean Craighead George, dat in de Verenigde Staten (terecht) met de meest belangrijke jeugdboekenprijs werd bekroond. De (anonieme) vertaling van dit zeer moeilijke boek is bijzonder goed. Miyax de dertienjarige dochter van de Eskimojager Kapugen verdwaalt op de eindeloze, ijskoude toendra van Alaska, op weg naar de moderne wereld, die haar veel aantrekkelijker lijkt. Om zich in leven te houden bouwt ze een hut, jaagt ze op kleine dieren (die er door de naderende winter haast niet meer zijn) en zoekt ze contakt met een troep wolven. Ze doet dat door middel van hun ‘taal’ en het imiteren van hun gedragspatroon en ten slotte slaagt ze er in om door de wolven geaccepteerd te worden. Ze ze brengen haar eten en laten haar zo één worden met de natuur, dat Miyax zich volledig op haar plaats voelt.
Een schitterend boek. Met prachtige illustraties van de bekende Amerikaanse dierenillustrator John Schoenherr.
Aan deze vorm had Jan Wartema best een voorbeeld kunnen nemen, want nu deze 22e kinderboekenweek plaatsvindt onder het thema ‘De wereld om je heen’, moeten de (arme) kinderen daar de (wrange, vind ik) vruchten van plukken. Om een verkenningstocht door de natuur te maken, heeft Wartema namelijk een verhaaltje geschreven over twee kinderen die kaboutertjes-klein worden en dan holletje-in, holletje-uit, de planten- en dierenwereld gaan verkennen.
Wartema heeft als zovelen anderen, niet begrepen dat je na Milne geen dieren meer kunt laten praten als je het niet, al is het maar een klein beetje minder, briljant doet. En briljant is dit gewauwel allerminst. De dieren worden volledig met mensen-normen benaderd zo ongeveer als een gezond mens zijn goede bedoelingen op een krankzinnige projecteert. De tekst is saai, niet boeiend. De tekeningen zijn bijzonder fijn, lekker duidelijk en goed van kleur. Maar voor mij kunnen ze het boekje toch niet helemaal redden. Geen wonder als je de volgende (muizen) tekst leest: ‘Pieperdepiep!’ riep Ferdinand, drukker dan ooit. ‘Pieperdepiep. Mag ik deze twee mensdieren aan Uwe Majesteit voorstellen? Ze hebben een lange en gevaarlijke reis achter de rug....’ Kan het slomer?
Dat zijn dan Ogen op steeltjes.
In een oplage van 110.000 exemplaren..... Het Gouden penseel ten slotte ging dit keer naar Paul Hulshof, die Iolo komt niet spelen illustreerde. Hulshof werd in 1950 geboren. Twee jaar geleden maakte hij samen met Henk van Kerkwijk het kinderboekenweekgeschenk ‘Arthur en de lettervreter’. Hij heeft o.a. de bij Lemniscaat uitgegeven sprookjes van Grimm geillustreerd en samen met Rob Vincent Schipper Glazewijn en het schaakschandaal geschreven, dat in 1973 bij Lemniscaat is uitgekomen.
Het gouden penseel is een aanmoedigingsprijs.