critici. Hij lijkt op niemand anders, behalve een enkele maal op Vestdijk. Maar hij is ingehoudener dan deze en je vermoedt bij Brakman een emotioneler ondergrond, die overigens hoe langer hoe meer verdwijnt uit zijn werk, wat waarschijnlijk zowel een kwestie is van leeftijd als van verdere ontwikkeling van zijn persoonlijke medium. Van zijn werk noem ik de Winterreis (zijn eerste boek), De Weg naar Huis (verhalen), De Gehoorzame Dode (Lazarus), Die ene Mens, Debielen en Demonen (de oorlog), Kind in de Buurt, Het Zwart uit de Mond van Madame Bovary (een morbide titel, maar dat zal de schuld van Flaubert wel zijn) Als ik wat oversla mijn excuses.
Deze nieuwe roman heet heel onschuldig De Biograaf, maar de betekenis van die titel is niet gering als je constateert dat die biograaf een souffleur is die al in het begin van het verhaal overweegt ‘misschien heb ik als souffleur het meesterschap wel te lang van de onderkant bekeken’. De souffleur of de biograaf dat hangt ervan af of je in het verleden of in het heden wil kijken, genaamd Knopf krijgt na de dood van een zeer beroemde toneelspeler Dudok van diens zoon het verzoek een kleine biografie van zijn vader te schrijven. Een ‘In Memoriam’ zegt Aimé de zoon, ‘een cenotaaf’ zegt de aanstaande schrijver, want de dierbare dode is gecremeerd. Op het eerste gezicht lijkt het verzoek wat vreemd, want je vraagt je af of die grote toneelspeler geen andere vrienden had, maar het blijkt algauw dat Dudok en zijn souffleur vrienden waren of misschien beter uitgedrukt: handlangers. Het is ook duidelijk dat de schrijver een souffleur nodig had voor de opbouw van deze Dudok en hoewel de biograaf, zoals reeds geciteerd, zijn sujet ‘van de onderkant’ heeft kunnen waarnemen, ligt de nadruk niet speciaal op onthullingen terwijl het geheel ook geen hagiografie geworden is. Het is duidelijk dat Knopf de levensbeschrijving niet van ganser harte op papier zet. Hij wordt gedreven door een eigenaardig soort van nieuwsgierigheid en bij ieder van zijn ontdekkingen speelt een soort ik-verbaas-mij-over-niks houding mee die eventuele tragiek verwijderd houdt en waardoor eerder een wonderlijke grillige en bisarre figuur te voorschijn komt. En het gaat niet alleen om die biografie. Het gaat evenzeer om Knopf bezig de biografie te schrijven. Hij heeft eigenlijk al zijn leven lang feiten over Dudok verzameld in een ‘bruin-gemarmerd boekje’, waarin hij - hij is nu eenmaal souffleur en bezit een geoefend geheugen - alleen trefwoorden heeft opgetekend. Net als bij het souffleren. Zo ontstaan er in wezen twee figuren
in de roman die bijna in elkaar overvloeien: een Knopf die in de figuur van Dudok zoals hij geweest moet zijn probeert te kruipen en een Dudok die er noch levend noch in de biografie zou kunnen zijn zonder Knopf. De vereenzelviging van Knopf met Dudok gaat ver. Er is zijn wens om een pak van Dudok te willen dragen, hij nestelt zich in het lege huis van Dudok waar hij met een kistje vol oude sleutels alles wat op slot is openmaakt. Hij ontdekt de ziekteverschijnselen van Dudok en heeft ze zelf ook, het verdriet hem dat Dudok gecremeerd is zodat hij niet bij diens graf kan mediteren en mogelijk zijn geest oproepen. Maar met die laatste bezigheid komt hij een heel eind met een gevonden bandje dat hij laat afdraaien en waarvan hij zegt dat hij de stem van Dudok nog nooit zo natuurlijk heeft gehoord hoewel er alleen wat verwarde tekst op staat en met het natrekken van een spiritistische seance. Ook wikkelt Knopf zich in Dudoks huis in een oude ‘sjamberloek vol schminkvlekken’.
Ik heb eens gezegd dat Brakman zijn romans tot stand brengt via een opsomming van gewaarwordingen, via de dingen die gezegd en gedaan worden en zijn sujetten zo tot gestalten dwingt. Deze hele geschiedenis gaat ook naar mate hij vordert, steeds meer van Knopf uit, Knopfs ervaringen en emoties, veroozaakt door Dudok. Het is ook merkwaardig dat je van Knopfs leven buiten Dudok om nauwelijks iets hoort, terwijl hij toch zozeer aanwezig is. Er zijn lange onthullende rustpunten als uitgebreide anecdotes zoals de moeder Puttelaar-geschiedenis, waarbij Dudok het bestaan heeft zich te verkleden als zijn eigen manke tante en zich door Knopf naar Scheveningen laat rijden in een rolstoel en het verblijf op Majorca waar Dudok Knopf heeft meegenomen om niet alleen met zijn vrouw te hoeven zijn. Betekenis hebben ook de vele citaten van Shakespeare, Ibsen, Boutens, Yeats om een paar namen te noemen, de vrouwen, de kleding, de kentaur en de Artemis die zowel Knopf als Dudok menen gezien te hebben op het Gevers Deynootplein en niet te vergeten het Kurhaus dat een bijna metafisieke rol speelt. Het zijn allemaal wegwijzers waarlangs Knopf probeert te komen tot het uiteindelijk herscheppen van Dudok. Dudok, de cabotin, wel verast maar ook voorgoed teruggehaald door zijn souffleur, zijn inblazer. Van symboliek gesproken........
WILLEM BRAKMAN: ‘De Biograaf’
Querido 176 blz. 18.90