De Poolse film
historie
De bloeiperiode van de poolse film kwam pas na de tweede wereldoorlog. Voor die tijd waren er bijna geen grote producties als gevolg van een gebrek aan kapitaalinvesteringen. Buiten de commerciële film was een groepje filmenthousiasten verenigd in de zg. Start-Association. De leden van de Start hadden radicale sociale meningen en voor hun was film een kunstmedium dat, zo vonden ze, gekoppeld moest worden aan een sociaal bewustwordingsproces. Verschillende producers die aktief waren in de wedergeboorte van de poolse film na de tweede wereldoorlog kwamen uit die gelederen.
Direkt na de tweede wereldoorlog werd de film-productie in Polen nieuw leven ingeblazen door de legerfilmdienst, georganiseerd om de poolse deelname aan de oorlog vast te leggen. Er werden dokumentaties gemaakt over de opbouw van Warschau, over konsentratiekampen e.d.
De nationalisatie van de filmindustrie en de filmdistributie nam de druk van de commercie weg, met als gevolg dat een meer ambitieus type film geproduceerd kon worden. Alles wat in die eerste na-oorlogse jaren op kunstgebied werd geproduceerd was min of meer een afrekening met het direkte verleden. Er werden films gemaakt als ‘Grensstaat’ van Alexander Ford, over de poolse joden onder het nazi-regiem en ‘The Last Stage’ van Wanda Jakubowska, over het konsentratiekamp Auschwitz, later films over de opstand in Warschau en de poolse partizanen. Toch kwam de poolse film weer in een impasse. Al deze films hadden nl. gemeen dat zij in kort bestek zoveel mogelijk aktuele politieke en sociale problemen teglijk wilden behandelen en daardoor iets overladens kregen. Maar, er kwamen in die periode ook films uit waarin men al iets van de komende ontwikkeling kon aanvoelen, zoals bv. ‘Five Boys from Barka Street’ van Alexander Ford, en het debuut van de jonge regisseur Jerzy Kawalerowicz met zijn film ‘A Night of Rememberance’.
De grootste veranderingen kwamen na 1956. Een massale arbeidersopstand in Poznan, die bloedig werd neergeslagen, leidde tot besprekingen met Sovjet Rusland. Chroesjtsjov verscheen in Warschau en moest toegeven aan de poolse druk. Gomulka werd secretaris-generaal. De kontakten tussen Polen en andere (west) europese landen werden beter. Meer west-europese films werden in Polen vertoond. Dit bracht een konfrontatie van stijlen met zich mee. De opmerkelijke films van de Soviet-school uit de twintiger jaren (die vroeger alleen ‘formeel’ werden bekeken) stonden tegenover de west-europese stijlen.
De bekende filmschool in Lodz kreeg een nieuwe direkteur: Jerzy Töplitz, en er werden studies gemaakt over de verschillende stijlen. Men werd er meer en meer van overtuigd dat socialistische kunst op geen enkele manier aan een bepaalde stijl gebonden mag zijn.
In de jaren 1955-61 kwamen de kreatieve krachten in de poolse cinema los. Er verscheen een groep jonge, getalenteerde regisseurs met namen als Andrzej Wajda, Andrzej Munk, Jerzy Kawalerowicz, Wojciech Has. Een der belangrijkste facetten van de nieuwe richting was het sociale karakter, niet te verwarren met het sociale realisme van na de oorlog. Van 1956 af stond de poolse film in het middelpunt van gedachten en gevoelens van het poolse volk. Toch waren het nog steeds de oorlogsjaren die bij het volk leefden en de romantiek blijft een belangrijk onderdeel. Maar, er werden nu geen films meer gemaakt over grote heldendaden maar films over mensen, over de psychologische consequenties van de bezetting. Een voorbeeld is de film ‘Ashes and Diamonds’ van Wajda, di een beeld geeft van het denken van een lid van een rechtse ondergrondse beweging die, vlak na de oorlog, een lid van de communistische autoriteiten moet vermoorden. Andere films, typerend voor die tijd zijn: ‘Kanal’ van Wajda, ‘Eroica’ van Andrzej Munk en ‘Farewells’ van Wojciech Has. Deze hartstochtelijke impuls nam daarna af. De vooruitgang in de politieke en economische stabiliteit in Polen aan de ene kant en een bepaalde tegenzin in oorlog, helden en anti-heldendom verzwakten de scherpe kanten van de socialistische uitingen, die er tenslotte de aanleiding toe waren. Sommigen probeerden nog wel het ‘grote nationale thema’ in een eigentijdse versie voort te zetten maar in het algemeen viel de poolse film, die voordien één koers volgde, in vele richtingen uiteen. De eerste helft van de jaren '60 werd nog bepaald door grote talenten als Jerzy Skolimowski en Roman Polanski met films die niet alleen qua vormgeving maar ook qua verhaal anders waren.
Maar na '65 kwamen duidelijk de stille jaren. Jonge talenten werden weggezogen door westers kapitaal, terwijl de ‘oude garde’ geen duidelijke richting kon vinden. De filmschool in Lodz werd ondermijnd door ‘troebele intriges’. In 1968 vallen een aantal belangrijke hoofden: Töplitz, Bossak en Ford.
In 1971, weer na een opstand, de val van Gomulka. Gierek komt aan de macht, een nieuwe lente, een nieuw geluid. Er vinden hervormingen plaats, er wordt afgerekend met een aantal centralistische tendensen (de producties worden niet meer zo erg van boven af geregeld). Er verschijnen namen als: Krzysztof Zanussi, Marek Piwowski, Roman Zaluski, Majewski, Krauze, Krolekiewicz en anderen, die de internationale headlines haalden. En dat terwijl de oude garde in Polen aan een nieuwe bloeiperiode toe blijkt te zijn.
In een serie van vier films zullen we proberen een beeld te geven van de hedendaagse poolse film.