Roman en film door Prof. Dr. J.M. Peters
Analitisch gespit voor de liefhebber
Prof. dr. J.M. Peters heeft de analyse van de taal van het beeld tot zijn levenstaak gemaakt. Sinds zijn proefschrift ‘De taal van de film’ volgden vele studies over dit zelfde onderwerp, waarin een duidelijke ontwikkeling te bespeuren valt. ‘De taal van de film’ gaf een analyse van de filmbeelden en hun zeggingskracht aan de hand van het taal-ontledingsmodel zoals dat op alle lagere scholen wordt geleerd. Kamerastandpunt, kamerainstelling, belichting, gebruik van bepaalde objektieven, geluid en alle andere technische mogelijkheden van de film werden door Peters vergeleken met de funkties van de woorden en leestekens in zinnen. Zoals er in een zin een onderwerp, gezegde en lijdendvoorwerp te onderscheiden valt, zo zijn die ook te onderscheiden in de filmbeelden. De film spreekt een eigen taal, die echter duidelijk van de gesproken en geschreven taal af te leiden is.
Nu, vijfentwintig jaar later, gaat Peters verder en analiseert de wijze waarop de film vertelt en de wijze waarop de roman vertelt.
Peters meent dat er een principiele overeenkomst bestaat in de manier waarop beide media een denkbeeldige wereld voor de lezer/kijker oproepen.
Peters maakt bij zijn studie gebruik van de roman ‘Thérese Desqueyroux’ van François Mauriac en de film die Georges Franju daarvan maakte. Met een schier eindeloos geduld vergelijkt hij romantekst en filmbeelden met elkaar, waarbij hij tenslotte zin voor zin en scene voor scene; woord voor woord en kamerahandeling voor kamerahandeling bekijkt op hun mimerende kracht.
Hiermee voert Peters het begrip mimesis in als kapstok voor zijn analitisch model. Enerzijds onderkent hij in zijn betoog, dat teksten en filmbeelden informatie bevatten (toelichtingen geven en kommentaar leveren op het verhaal), anderzijds noemt hij de mimesis, de wijze van vertellen die het voor de lezer/kijker mogelijk moet maken zich het vertelde/verbeelde ‘voor te stellen’.
Peters gaat daarbij uitvoerig in op de mimetische funktie van de kamerahandeling, van de filmmuziek en de teksten en van de mise en scène. Hoewel zeer boeiend, is zijn boek toch uitermate droog. In zijn studie graaft hij zo diep dat het boek eigenlijk alleen voor de liefhebber tot een interessant gegeven wordt, lezenswaard voor zowel de in film geinteresseerden als voor hen die zich alleen in de literaire vertelkunst verdiepen.
Peters stelt in de tekst al een duidelijke voorwaarde aan zijn lezers als hij schrijft: ‘Een roman laat zich, met andere woorden gezegd, uit twee verschillende gezichtspunten bekijken. Het eerste betreft de woorden waarvan de romanschrijver zich bediend heeft, het tweede de fictieve wereld die hij mèt die woorden voor de lezer oproept. Alleen voor de naieve lezer zijn de woorden volledig transparant en dus als zodanig onzichtbaar, zodat hij alleen die fictieve wereld, het verhaal, ervaart’.
PROF. DR. J.M. PETERS: ‘Roman en Film’.
H.D. Tjeenk Willink Groningen 109 blz. 20,00 |