de goede architectuur van een weliswaar lange, (570 grote en dichtbedrukte bladzijden) maar dankzij zijn geen seconde verslappende dinamische stijl die bovendien nog van pure originaliteit is, nooit vlak wordende roman Een lange zin, maar zo is het.
Rondsnuffelend in oude papieren vond ik een passage uit 1956 toen ik voor de taak stond vijf boeken van Boon tegelijk te bespreken en daarin vond ik een passage die ik nog onderschrijf:
Hier liggen dan vijf boeken van Louis Paul Boon voor me die als ik mij niet vergis na september 1955 verschenen zijn. Het voordeel van deze lawine is, dat je een goed overzicht krijgt van de variaties waarop Boon zijn thema weet voor te dragen. Hoewel dat thema zelf eender blijft weet de auteur zoveel afwisseling aan te brengen dat je eigenlijk dagen lang van 's morgens tot 's avonds zijn teksten kan gaan zitten lezen en zich mee laten slepen in de tomeloze vaart van deze zeggingsdrang. Na afloop kom je ademloos boven can lucht te scheppen, want en dat heb ik al gezegd naar aanleiding van De Kappellekensbaan, het lezen van Boons werk is een wedstriju op de lange baan die altijd door de schrijver gewonnen wordt.
Met wie ga je als lezer de wedstrijd aan? Met de figuur die telkens weer optreedt, de toeschouwer en tevens de commentator. Deze laatste zit evenwel niet in Olympische rust te kijken naar het gekrioel aan zijn voeten. Integendeel, Boon is de man op het zeepkistje. De man die zich geroepen voelt de omstanders hartstochtelijk en driftig te wijzen op de maatschappelijke ongerechtigheden. Hij stort zich als een havik op de zekerheden waaruit de maatschappelijken hun alledagsleven hebben gebouwd en rukt aan de kaartehuizen van fatsoen en succes. Hij is de hartstochtelijke aanklager, de ambtenaar O.M. als het ware, met de maatschappij op het beklaagdenbankje.
Alsof Boon aan zijn zelf geformuleerde beschuldigingen nog niet genoeg heeft, vult hij het bovenste derde deel van het papier waarop de novelle ‘Menuet’ gedrukt is, met een reeks gemengde berichten over ongeluk, misdaad en sadisme. Dit is waarschijnlijk de verzameling krantenknipsels die de ‘ik’ uit het verhaal bijeengebracht heeft, cm zich te overtuigen van de maatschappelijke verwording. Dit is de man die zijn geld moet verdienen in de vrieskelders van een brouwerij, waar hij moet zorgen voor het op vriespijl blijven van de temperatuur In de kou komen de ongelukkige dagdromen van het jonge meisje dat hij zoveel liever gehad zou hebben dan de opjagende vrouw die de zijne is en die vindt dat je vooruit moet in de wereld. Knap is de manier waarop in een ander deel van het boek,. ook deze vrouw haar verdediging krijgt Dit simultaanwerk is een grote kracht van Boon, die je ook sterk aantreft in ‘Zomer te Ter-Muren’; het boek dat aansluit bij ‘De Kappellekensbaan’ en waarin je de roman van Ondineke in cursief vindt met daaromheen de commentaren van de toeschouwer en zijn vrienden. Zo ontstaat er een tijdbeeld met alles wat daar in hoort: de ouderen die verzwakken, de jongen die opgroeien, fascisme, oorlog, techniek.
Boons nieuwste boek, dat zojuist verschenen is, heet ‘Verscheurd Jeugdportret’. Ik geloof dat je dat woord ‘Verscheurd’ niet in de romantische, tragische zin moet opvatten van iets goeds dat door het barbaarse leven aan flarden gerukt is. Wat Boon in dit boek geeft is een portret. Zo een dat je eerst doorgescheurd hebt omdat je het niet belangrijk genoeg vond om te bewaren, maar dat je, als je met de twee stukken in je hand staat, opeens ontroert en dat je dan met vertedering gaat koesteren, doorgescheurd en wel.
Dat is precies wat Boon gedaan heeft. Na de felle ruk zit hij met de stukken van zijn jeugd in zijn handen, ‘stukken van flarden waar men geen raad mee weet’, zegt hij zelf. Daar is dat kleine jongetje, geboren in de Eilandstraat - wat herinnert hij zich na vijftig jaar nog van toen hij vier of vijf was? Een sinaasappel, een vogel, moeder, de schaduw van een hoofd op een muur, het vieze gaarkeukeneten uit de eerste wereldoorlog en bovenal de angst, Een zwak kereltje zit in een hoek en speelt met een krant. Het luistert de gesprekken van volwassenen af, het ziet de Duitse soldaten, het speelt met het meisje Elsje met wie hij gekke woorden bedenkt. De schrijver herinnert zich het kind waarvan de buurt dacht dat het ‘geen blijvertje’ was.
Daarna is hij een jongen van een jaar of vijftien, op jacht naar leesstof, niet eens zo erg geīnteresseerd in sex. Zijn verlangen gaat uit naar de inhoud van de ongelukkige gemeentebibliotheek en naar het smerige tweedehandswinkeltje waar een boek van Dostojevski voor het raam ligt waarvopr hij geen geld heeft. Dan is er de olijke grootvader die ook al Boontje genoemd werd en bij wie hij de stof voor ‘De Bende van Jan de Lichte’ heeft opgedaan En zijn vader met wie hij niet overweg kon en op wie hij zoveel lijkt, zegt hij De buurtfiguren, de sociale bewustwording, het lidmaatschap van de Komsomol en dan ook de jonge liefde in het vervallen huis met de ratten. Dit was de periode van de vrieskelders uit ‘Menuet’ en van het schilderen en het eerste succes als schrijver.
Dit boek is een voltooiing van de ‘Memoires van een kleine Jongen’ zoals de schrijver die begonnen is in ‘Boontjes Reservaat III’ Zachtmoedig, ontroerd, en dikwijls tot tranen bewogen bij het herdenken, gelaten ook.
Jaja, zo gaat dat. Ook een oerwoud is uit een paar zaadjes voortgekomen Er groeide een lichamelijk zwak maar pienter jongetje op in het huis van arme mensen en dat jongetje werd Louis Paul Boon die het omvangrijkste epos van de twintigste eeuw geschreven heeft, met ‘Pieter Daens of hoe in de negentiende eeuw de arbeiders van Aalst vochten tegen armoede en onrecht’ op de koop toe. Het gerucht doet in literaire kringen de ronde dat Boon op de nominatie staat voor de Nobelprijs. Ik zou zeggen dat het wel eens tijd wordt dat er een Nederlander aan de beurt is na het passeren van b.v. Vestdijk en Walchap.
LOUIS PAUL BOON: ‘Verscheurd Jeugdportret’
arbeiderspers 181 blz. 18 50 |