te aanvaarden. Tot dat inzicht gekomen neemt hij, tegen de winter, de wapens op tegen zijn eigen vaderlandse troepen, die hem steeds onmenselijker voorkomen. De taak van de grootmoeder is volbracht. Zich overbodig voelend trekt zij zich terug in de bergen en wacht op de sneeuwstormen die voor haar onherroepelijk de dood betekenen.
* DIE VERROHUNG DES FRANZ BLUM van de Duitser Reinhard Hauff, stelt het gevangeniswezen op een vrij unieke wijze aan de orde. Het is niet, zoals bij Kosa de verfilming van de verhouding gedetineerde-autoriteiten, maar de verhouding van de gedetineerden onderling. Een beeld van de intermenselijke relaties van de gevangenisbevolking met al de eigen wetten, normen en codes. De macht van de sterkste geldt ook binnen de muren tussen de gevangenen onderling. Franz Blum is zich daarvan, wanneer hij pas is ingesloten, nog niet ten volle bewust. Hij komt daar echter snel achter, wanneer hij hardhandig in kontakt komt met de nog al potige officieuze leider van de gedetineerden, Kuul. Gedurende de film wijzigt de verhouding zich in het voordeel van Franz Blum, die tegenover de lichamelijke kracht van Kuul, zijn eigen kracht en infentiviteit zet. Hij stelt voor om sportmiddagen te organiseren en wordt benoemd tot voorzitter van de organisatiekommissie, die op een gegeven moment alleen nog bestaat uit tegenstanders van Kuul. Zijn ‘voorbeeldig’ gedrag, in feite berustend op intimidatie en bedreiging van zijn mede-gevangenen, leidt tenslotte tot een vroegtijdig ontslag uit de gevangenis. Gedurende het festival werd bijzondere aandacht besteed aan de Japanse filmmaker Masaki Kobayashi. Hij kan gerekend worden tot de grootste regisseurs van zijn generatie en van zijn land. Europa maakte kennis met hem, toen hij met twee * films achter elkaar, ‘Harakiri’ uit 1963 en * ‘Kwaidan’ uit 1964, de speciale prijs van de jury op het festival van Cannes kreeg. Zijn films zijn in Europa amper te zien geweest en dat houdt dan over het algemeen in, dat ze in Nederland helemaal niet te zien zijn. Kobayashi is zo wèl een bekende en graag geziene filmmaker geworden, maar in Nederland nooit te zien geweest. Het festival in Rotterdam deed daar wat aan en dat leverde de vertoning van vijf van zijn films op. Opvallend was de
praktisch 9 uur * durende film ‘DE STAAT VAN DE MENS’, die een paar dagen eerder zijn eerste komplete Europese vertoning in Londen kreeg. Gemaakt in drie delen die op elkaar aansluiten, speelt de film in de jaren 1943-1945 in het door de Japaners bezet Mands joerije. Het is een hele opgave gedurende 9 uur de aandacht te konsentreren op de krijgshaftige Japanse avonturen met al hun lief en leed. Drie pauzes met een totale lengte van 2 uur maakte de vertoning tot een marathon, die 's middags om 3 uur begon en 's nachts om 2 uur eindigde. Dat de voorstellingen van deze film aan het ‘frisse’ begin van het festival waren gepland getuigt van inzicht van de organisatoren. Iets minder land, maar toch nog zo'n 220 minuten *duurde de film ‘KASEKI’ (De Fossielen). Deze film komt naar mijn idee toch niet uit boven een montage van feuilleton-delen die gedurende 10 weken bij de Tros een redelijke kijkdichtheid zou halen. Het gegeven is voor de duur van de film onvoldoende uitgewerkt. Een minder breedvoerige verfilming had voor een intensere meebeleving gezorgd van de film. Een susksesvol zakenman resit voor zijn plezier naar Europa, geniet van Parijs, Spanje en bereidt zich voor op een bezoek aan Rome, wanneer hij zich voor het eerst van zijn leven niet helemaal lekker voelt. Op aandringen van zijn sekretaris die hem begeleidt, bezoekt hij een ziekenhuis, waar een onderzoek uitwijst dat hij aan kanker lijdt en dat een operatie zinloos is. Bij vergissing verneemt hij dit, en vanaf dat moment ziet hij de wereld met andere ogen. Hij neemt zich voor de dood gedurende het resterende jaar zoveel mogelijk voor te blijven, door de dingen nieuwe betekenissen te geven, die daardoor dieper en rijker worden dan voorheen. Een operatie in Japan tenslotte lijkt goed te slagen.
* Een Andere, wat lange film was CELINE ET JULIE VONT EN BATEAU van Jacques Rivette, de franse regisseur waarvan in een eerdere BZZLLETIN reeds ‘Out One: Spectre’ werd besproken. ‘Out One: Spectre’ was de verkorte versie van ‘Out One’, een film die 12 uur en 40 minuten duurt. Ook Rivette is lang van stof, maar weet wat meer te boeien dan zijn Japanse kollega Kobayashi. ‘Celine et Julie...’ is eigenlijk een vreemde film, een drama, een komedie, een magische film, een horror-film, een film in een film, alles tegelijk. Het fantastische spel van Juliet Berto (de vrouwelijke versie van Jean-Pierre Leaud) en Dominique Labourier geeft voortdurend aanleiding tot spontane reakties van het publiek. Celine (Juliet Berto) en Julie (Dominique Labourier) ontmoeten elkaar toevalling. Julie is bibliothekaresse, gek op toekomstsvoorspellingen uit Tarot-kaarten en en leest voortdurend in een groot rood boek over toverij. Beiden bezoeken om de beurt een soort spookhuis, waar ze na een dag helemaal in de war uitkomen. Steeds hebben ze een snoepje in hun mond, waardoor zij alles in het huis opnieuw beleven. Het blijkt dat ze voortdurend hetzelfde beleven en dat de inwoners van het huis steeds het zelfde doen en zeggen. Zodra het snoepje op is, missen ze ieder kontakt met het beleefde in het huis. Steeds ook missen ze het essentiele onderdeel van wat zich in het huis afspeelt, werkelijk herinneren wat er gebeurde kunnen ze niet. Tenslotte slagen ze erin beide het huis binnen te dringen en komen tot de ontdekking dat de inwoners als geesten uit een andere wereld hun dagelijkse rolletje spelen. Celine en Julie nemen zich voor, het kleine meisje dat onderdeel is van het hele gebeuren uit deze repeterende ‘werkelijkheid’ te redden. Het lukt hen het meisje uit haar roes te laten ontwaken en nemen haar, zoals het goede alternatieve hulpverleners betaamd, mee naar huis. Wanneer aan het eind van de film, Celine, Julie en
het meisje een boottochtje maken, presenteert Rivette ons het laatste raadsel, door het hele gezelschap uit het huis, in een andere boot voorbij te laten varen. Het spontane en natuurlijke dat deze film kenmerkt, is eksemplarisch voor de weg die een deel van de Franse Cinema is ingeslagen bij de start van de Nouvelle Vague. Naast Rivette, komt veel van de eer toe aan Juliet Berto, die in iedere film weer gewoon is, wie ze is (al heet ze honderd keer Celine): Juliet Berto.