Bzzlletin. Jaargang 3
(1974-1975)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
De Lijdende Kunstenaar Natuur door Andre MatthijsseNeem zijn broer Heinrich. In 1940 meldde (de krant is een meneer:) niemand minder dan de New York Times dat de befaamde auteur Golo Mann in New York was aangekomen, ‘de zoon van de beroemde schrijver Thomas Mann’. ‘In zijn gezelschap bevond zich zijn oom Heinrich Mann, die eveneens schrijver is.’ Heinrich - in 1971 kon worden herdacht dat hij 100 jaar tevoren was geboren: een politieke moralist die niet als politiek auteur wilde worden begrepen; een (neo- ) romantious die te veel oog had voor zijn tijd om zich in literaire dromen te verliezen; een intellectueel met een, vanuit de humanistische idee, grote liefde voor de lagere sociale klassen, welke hij echter nooit werkelijk heeft leren kennen] een strijder die tenslotte bekende nauwelijks te hebben gestreden. De uiterst boeiende synthese van deze tegenstellingen (in een omvangrijk oeuvre vastgelegd) bracht deze Heinrich echter weinig meer dan mythe-vorming in de DDE, vergetelheid in de BDR. Proust werd in dat jaar 1971 óók in West-Duitsland, beter en werkelijk herdacht. En over de Thomas Mann-herdenking in 1974t schreef ik toen elders, zou men zich ook geen megatieve illusies behoeven te maken. Geen wonder dat het uitkomst. Maar wat te schrijven over een zo gevestigd en geroemd auteur als Thomas Mann? In ieder geval dat hij nuchterder was dan zijn broer Heinrich? Misschien dat hij zich, als schrijver, meer bij zijn leest hield? Hoewel? Thomas Mann (zijn voornamen volledig: Paul Thomas) werd op 6 juni 1875 in Lübeck geboren, als tweede van vijf kinderen; Heinrich was de eerste (1871). In de eerste jaren aa de eeuwwisseling zijn de kaarten van de gebroeders Mann al geschud: beiden worstelen zij met hun burgerlijke afkomst, en terwijl Heinrich zijn literaire werk toespitste op de maatschappelijke en intermenselijke verhoudingen (lees: machts- verhoudingen), zocht Thomas het eerder in de psychologie van het individu en de individualiteit. Ik weet eigenlijk niet wat nuchterder is of wie van de twee zich het meest bij zijn leest hield, maar het is natuurlijk wel zo dat Thomas degene was, die de wereld die hij beschreef het beste kende; omdat het zijn eigen wereld was. Thomas Mann is één van die schrijvers, bij wie de problematiek van het schrijversschap (het kunstenaarsschap) voortdurend een (deel) thema vormt van zijn werk. Ook daarmee bleef hij dichter bij zichzelf dan zijn broer. De twee belangrijkste facetten van zijn eerste verhalen zijn dan ook het milieu waarin hij werd grootgebracht en het wezen en de problematiek van het kunstenaarsschap; vaak zodanig dat het tweede facet wordt ingepast in een kader dat door het eerste wordt gevormd. Dit prin cipe is in vrijwel al de verhalen van Thomas Mann terug te vinden. En waar het, in zijn eerste verhalen, nog niet direct om het kunstenaarsschap gaat, is het wel de ontdekking of de aanzet daartoe: het anders-zijn van karakter; de kunst enaarsnatuur.
In feite gaat het om het laatste, om een lijdende natuur met name, want de tegenstelling tussen kunst en leven is een pijnlijke. Gefallen, het eerste verhaal dat Thomas Mann publiceerde (1894. Mann schreef het verhaal stiekem tijdens kantooruren) laat de naiëve liefde van een Student voor een actice zien. Het is een eerste poging een emotie als liefde, als hartstocht, onder woorden te brengen en zo te overmeesteren. Dit is niet zo vreemd als het misschien lijkt: Bij Thomas Mann staat liefde bij schoonheid en schoonheid bij dood; hartstocht is een gevaarlijke emotie des levens die niet verenigbaar is met geestelijke activiteit. |
|