Ambrose Bierce De brug over de Owl Creek
door Hella S. Haasse
Nederlandse lezers zullen de naam Ambrose Bierce wel eens tegengekomen zijn in anthologieen van (Angelsaksische) griezelverhalen en ‘Stories of the supernatural’. Waarschijnlijk ging het dan om ‘The death of Halpin Frazer’ en ‘The middle toe of the right foot’, die men inderdaad echte spookgeschiedenissen kan noemen. De auteur werd zodoende in één categorie geplaatst met Edgar Allan Poe, Algernon Blackwood, Sheridan Le Fanu, Arthur Machen, Lovecraft, en andere meesters in het genre.
Ontegenzeggelijk heeft Ambrose Bierce een voorkeur gehad voor het onverwachte en huiveringwekkende (niet voor niets heet een van zijn verhalenbundels ‘Can such things be?), maar toch ligt m.i. in zijn werk de nadruk niet op het fantastische en bovennatuurlijke als zodanig, hetgeen bij de andere bovengenoemde auteurs wel het geval is. Nen kan dit goed vaststellen aan de hand van een keuze uit Bierce's verhalen, onlangs bij Meulenhoff verschenen onder de titel BIJ DE BRUG OVER DE OWL CREEK in een vertaling van Bob den Uyl. Het lijkt mij, dat er voor Bierce als schrijver in onze tijd meer begrip moet bestaan dan tijdens zijn leven, in de tweede helft van de vorige en in het begin van deze eeuw, juist vanwege zijn gave ‘horror’ te zien in - of af te leiden uit - het schijbaar gewone gebeuren, en ook door zijn aandacht voor ‘de plotseling felle crisis die de mens onthult als wat hij is’ als het ware het ‘microscopisch onderzoek van een enkele cel.’
Ambrose Gwinett Bierce werd op 24 juni 1842 geboren in een primitieve, uit boomstammen opgetrokken, hut in Horse Cave Creek, Ohio, in het noordelijk deel van de V.S. van Amerika. Zijn vader, een arme boer hield van lezen en bezat een aantal boeken, o.a. Homerus' ILIAS in een vertaling van Pope. Die lectuur was aanvankelijk de enige vorm van onderwijs die Ambrose kreeg. Later ging hij enige tijd naar school in Indiana, waarheen zijn ouders toen verhuisd waren. Al vroeg was de jongen zich van twee dingen bewust: dat hij zich zo gauw mogelijk wilde losmaken uit het ruwe, armoedige, uitzichtloze bestaan dat zijn ouders en zijn acht broers en zusters leidden, en dat hij zich wilde inzetten in de strijd om afschaffing van de slavernij. Toen in 1861 de Burgeroorlog tussen de Noordelijke en de Zuidelijke staten uitbrak, meldde Ambrose zich dan ook als vrijwilliger bij het negende regiment infanterie van Indiana. Hij nam deel aan een groot aantal campagnes (o.a. aan die van generaal Sherman in Carolina in 1865) en bleef tot het einde van de oorlog onder de wapenen, hoewel hij intussen voorgoed genezen was van zijn naief idealisme, en van de verwachting dat hij mee zou kunnen helpen aan de bevordering van de vrijheid. Als vierentwintigjarige trok hij naar San Francisco, vastbesloten schrijver te worden. Door zelfstudie ontwikkelde hij zijn kennis van de taal, zijn stijlgevoel, en zijn litteraire smaak. Maar nadat hij (‘dat was het bitterste ogenblik van mijn leven’) had ingezien dat hij geen gedichten kon schrijven,. wijdde hij zich geheel aan de journalistiek. Als bijtend-fel commentator kreeg hij al gauw de reputatie ‘de onbeschaamdste, oneerbiedigste figuur van de Westkust’ te zijn. Hij publiceerde in verschillende weekbladen schetsen en essays, en had een vaste eigen satirische nieuwsrubriek. In 1871 verscheen zijn verhaal ‘The haunted valley’, dat duidelijk anders, meer, was dan een journalistieke schets,
de eerste proeve van een origineel, authentiek schrijverschap.
In datzelfde jaar trouwde Ambrose Bierce met Mollie Day, een meije uit een welgesteld goedburgerlijk milieu. Na een verblijf, in Engeland vestigde het gezin (er waren intussen drie kinderen geboren) zich in 1876 weer in San Francisco. Bierce werd opnieuw een (meestal om zijn scherpe spot) gevreesde medewerker aan verschillende kranten, o.a. aan het sensatieblad The San Francisco Examiner van W.R. Hearst. Hoewel hij met zijn satirische rubriek ‘Prattle’ voor het eerst in zijn leven een groot publiek bereikte, begon het journalistieke werk Bierce steeds meer tegen te staan. Op het persoonlijke vlak, had hij het ook moeilijk, hij betrapte zijn vrouw Mollie op ontrouw, en verliet haar; een van zijn zoons werd in een duel gedood. Bierce leed aan frequente hevige aanvallen van asthma, en had, zoals uit brieven van hem in deze periode blijkt, vaak genoeg van het leven. In 1891 bundelde hij korte verhalen die hij in de afgelopen jaren geschreven had onder de titel IN THE MIDST OF LIFE, TALES OF SOLDIERS AND CIVI= LIANS. Ze zijn vrijwel allemaal gebaseerd op wat Bierce gehoord en gezien had in de oorlog tussen Noord en Zuid, varianten op bittere en gruwelijke ervaringen van soldaten en burgers tijdens die zinloze vijandelijkheden. Bierce's volgende publicatie was CAN SUCH THINGS BE? (1893),
een verzameling verhalen over het aan-