Actualiteit van Belle van Zuylen
door Simone Dubois
Na het verschijnen van de biografie van Philippe Godet over Belle van Zuylen, Madame de Charrière et ses amis (1906), schreef een Franse criticus dat zij, levend of dood, net niet beroemd is geworden ‘Iets ondefinieërbaars waarschuwt ons dat niet alles gezegd is’, gaat hij dan verder, ‘dat deze vrouw niet moet, niet mag verdwijnen, dat ze ons niet alles heeft kùnnen geven of wij niet alles hebben kunnen halen uit wat ze ons bracht’.
Dit citaat van meer dan een halve eeuw geleden typeert uitstekend de gevoelens van menig lezer die kennis heeft genomen van brieven of werken van Belle van Zuylen, die Hollandse was door haar geboorte, Zwitserse door haar huwelijk, Française door haar taal en universeel door haar humanisme.
Opvallend is dat er de laatste jaren veel meer over haar gezegd is dan in haar eigen tijd en in de jaren na haar dood. Eindelijk is er nu ook begonnen met het gereedmaken van haar verzamelde werken en brieven. Hierdoor zal binnen een paar jaar alles wat zij schreef hopelijk toegankelijk zijn voor een breder publiek en zal men ook met het vertalen ervan kunnen beginnen. Want al is de belangstelling voor haar nu zoveel groter dan voorheen, toch is er nog altijd zóveel materiaal ongepublioeerd gebleven - vooral brieven en toneelstukken-dat men haar eigenlijk nog maar zeer gedeeltelijk kàn kennen. Bovendien is er, behalve een paar herdrukken, niets van haar hand in de boekwinkel verkrijgbaar en in onze bibliotheken is ze maar slecht vertegenwoordigd.
Zwitserse bibliotheken, vooral Neuchâtel, zijn in het algemeen beter voorzien, zoals men op de onlangs gehouden tentoonstelling op het Slot Zuylen heeft kunnen vaststellen.
Waarom interesseert Belle van Zuylen ons nu nog? Dat is een vraag die vaak wordt gesteld.
Ze werd in 1740 - dus 235 jaar geleden - op het Slot Zuylen geboren en overleed in 1805 in Colombier bij Neuchâtel, waar xe zich gevestigd had nadat ze op 31-jarige leeftijd met Ch.E. de Charrière de Penthaz was getrouwd. Ze leefde dus volop in de achttiende eeuw, in de periode die in de volksmond meestal bekend staat als de ‘Pruikentijd’. Heel wat van die bepruikte hoofden kwamen tijdens de Franse Revolutie onder de guillotine terecht.
In de geschiedenis wordt de achttiende eeuw gekarakteriseerd als de eeuw der Verlichting, de eeuw van de verwachting van grote sociale veranderingen die moesten leiden tot een meer leefbare wereld voor iedereen. Rousseau, Voltaire, Diderot en vele anderen hebben ieder op hun manier door geschriften, uitvindingen, enz., de mens bewuster willen maken en vooral de Encyclopédie heeft veel bijgedragen tot de verspreiding in brede kring, niet alleen van alles wat toen bekend was, maar ook van de nieuw verworven inzichten. De medewerkers daaraan werden ‘filosofen’ genoemd. Dat waren geen abstracte kamergeleerden, integendeel: nauwkeurige observatie en onderzoek vormden de basis van wat zij schreven en dachten.
Geschiedschrijvers hebben meer dan eens deze filosofen en hun volgelingen (de belangrijksten waren toen al overleden) verantwoordelijk gesteld voor de bloedige Franse Revolutie en de daarop gevolgde Terreur. Maar zij waren eerder voorstanders van een geleidelijke revolutie, een versnelde evolutie, en de tyrannie van de nieuwe machthebbers was zeker niet datgene waartoe zij hadden aangespoord. Velen trouwens die zich voor sociale veranderingen hadden ingezet, werden op hun beurt slchachtoffers van de guillotine.
De maatschappelijke verschuivingen en veranderingen die toen aan de orde kwamen, houden ons nu nog steeds bezig. De achttiende eeuw luidde het begin in van de moderne tijd en zoals de historicus Huizinga het formuleerde: ‘het is goed even stil te staan en om te kijken naar de tijd vanwaar wij zijn vertrokken.’
Belle van Zuylen heeft die tijd intens beleefd en wanneer wij ons in haar leven en werk verdiepen, worden wij geconfronteerd met allerlei toestanden, allerlei problemen, die ons erg vertrouwd zijn.
Hoe kwam het, zal men zich allicht afvragen, dat Belle van Zuylen, geboren in de beschermde sfeer van een aanzienlijke Nederlandse familie, heel jong al zo betrokken raakte bij de nieuwe stromingen uit haar tijd?
Omdat ze intelligent, vlug van begrip en scherpzinnig was, vonden haar ouders het waarschijnlijk wel aan haar besteed haar op haar 10e jaar naar Genève te sturen om haar opvoeding te vervolmaken. Zij bezocht toen verschillende Zwitserse en Franse steden en verbleef enige tijd in Parijs, waar op dat moment de geschriften van de ‘filosofen’ in het middelpunt van de belangstelling stonden en vele discussies uitlokten. Zowel de gesprekken als de indrukwekkende landschappen, de culturele contacten en de bezoeken aan tentoonstellingen, maakten een diepe indruk op het jonge meisje. Toen ze weer thuis kwam, leek ze als vervreemd en had ze zich de Franse taal zò eigen gemaakt, dat ze weer Nederlands moest leren.
Er werd trouwens in die tijd in Nederland veel Frans gesproken, voor een deel onder invloed van de talrijke Franse immigranten. Er waren veel Waalse scholen en kerken, waarvan er nog enkele zijn overgebleven, zoals die op het Noordeinde in Den Haag.
Door haar kritische en nogal spotzieke aanleg had Belle het vaak moeilijk met haar omgeving,