Margaretha Ferguson
Een Leven in mozaïek
Kleurige, veel hoekige brokstukken - zo bouwt H.A. Loesberg te 's-Gravenhage (dat is althans degene bij wie het copyright van het omvangrijke boek berust) zijn roman Enige defecten op. Min of meer door toeval vernam ik dat deze uitgave in de ABC-reeks van de Arbeiderspers een debuut betreft van iemand die ook in Propria Cures publiceert. Op het boek zelf ontbreken alle gegevens omtrent de auteur, zelfs een flaptekst is om ongetwijfeld goedoverdachte maar voor mij niet begrijpelijke redenen weggelaten. Het moet, gezien Propria Cures dus een niet al te bejaarde schrijver zijn, die R.A. Loesberg. Bat valt uit de eerste hoofdstukken van de roman dan ook wel op te maken: jeugdindrukken, kritiek op oudere personen, ontluisterende bijnamen zoals kinderen hun onderwijzers geven etcetera. Maar hoewel die eerste hoofdstukken nog een beetje lijken op die van talloze andere schrijvers over hun jeugd en hun ouderlijk huis, waarbij natuurlijk vooral niet zoetelijk dús bijtend dient te worden geschreven, valt meteen al op hoe doeltreffend Loesberg zijn taal hanteert.
Toevallig, terwij. ik het boek doorblader op zoek naar voorbeelden stuit ik op bladzijde 35 op een passage waarin de nog kleine jongen alvast in 't voren begint aan een opstel. ‘Er enkele van op voorraad hebben liggen, zo vas meer dan eens gebleken kon geen kwaad, daar zij ook wel eens als strafwerk werden opgegeven.’ Hij had zeker tot de zesde klas voldoende stof om uit te werken. Met weglating van woorden die niet per se vereist waren noteerde hij de details die ogenschijnlijk onbelangrijk waren en men dus snel vergat. Maar hij kende de kracht en charme van die kleinigheden, die het verhaal sausden en het authenticiteit en geloofwaardigheid gaven. De kleine Robbie manifesteert zich als een soort Grijs Kind, hij is als ‘kind’ wel voerloos ontvankelijk voor de meestal onaangename indrukken die over hem worden uitgestort, maar als ‘grijs kind’ weet hij die indrukken de hen toekomende plaats te geven en hij heeft al heel vroeg geleerd zijn omgeving te analyseren en op zijn beurt te beïnvloeden. Naar aanleiding van een reactie die hij van zichzelf wat neuswijs acht, commentarieërt hij: ‘het levende bewijs dat ontsnappen aan de eigen leeftijd soms mogelijk is.’ We volgen het niet al te vrolijke, erg doorsnee-bestaan van de kleine Robbie via zijn naamswisselingen die zijn wisselende plaats aanduiden binnen zijn milieu (van Robbie, via Rob, Robert-Anton, Robert-Jan, Bob, Ton, naar Loesberg) vanaf zijn vroege jeugd tot late ouderdom. Zoals het kind Robbie zich bij het ouder worden ontplooit tot het waarnemen van meer faoetten in zichzelf en zijn milieu, zo ontplooit de auteur Loesberg zich tijdens het schrijven van dit boek uit een toch wat modieus cliché-matige visie tot een steeds oorspronkelijker schriftuur. De verwoording van wat hij ervaart is zo suggestief dat het mij als lezeres voorkwam dat ik a.h.w. door de zintuigen van de schrijver heen onderging wat hij onderging,
zowel in zijn binnen- als in zijn buitenwereld. Geen gering compliment geloof ik, al vond ik het lang niet altijd erg aantrekkelijke ervaringen - hetgeen het compliment wellicht des te groter maakt.
Het boek is ook nogal lang, ik heb het niet achter elkaar uitgelezen, maar wat m.i. een van die moeilijke criteria is om literatuur te onderscheiden van lectuur: zodra je een fragment te pakken hebt raak je geboeid, de meeste fragmenten zijn intensief genoeg op apart te herlezen en op je te laten inwerken.
Het kind Robbie is wijzer dan zijn omgeving; de oude man Loesberg lijkt in zijn versuffing minder helder dan de bitserige betweters van tussen de veertig en de zestig. Maar de schrijver R.A. Loesberg die als persoon in ieder geval jonger moet zijn dan zijn dement wordende hoofdpersoon, bewijst in de empathie, in de mate van meevoeling, van mee-zijn die vooral in de latere hoofdstukken fascinerend tot uitdrukking komt, dat het voor een echte scheppende auteur, niet een van-zich-af-schrijver, heel goed mogelijk is ‘te ontsnappen aan de eigen leeftijd’, hetgeen dan een term is die ik nu symbolisch bedoel voor het ontsnappen aan de eigen beperkingen als persoon, als man, vrouw, kind, student. Door in Enige Defecten pijnlijk herkenbaar uit te beelden en deze tegelijkertijd te transcederen heeft R.A. Loesberg zich een waarachtig creatief schrijver betoond. ROBERT LOESBERG: ‘Enige Defecten’ Arbeiderspers 290 blz. 22.50
Het boek van Morton Schatsman: De ondergang van Daniel Paul Schreber, een klassiek geval van paranoia en schizofrenie, waarin opgenomen Psychoanalytische aantekeningen van Sigmund Freud over hetzelfde geval, biedt een ware schatkamer van aanknopingspunten om opnieuw te gaan nadenken over een aantal elementen en individu en samenleving. Je zou kunnen zeggen dat er, in alle wetenschappelijke voorzichtigheid, partij wordt gekozen voor ‘de gek’ en tegen de z.g. redelijkheid. Schatzman haalt Dostojewski aan die eens heeft gezegd: ‘Ik zweer u, heren, dat te bewust zijn een ziekte is - een echte, slopende ziekte.’ En deze Amerikaanse psychiater die een tijdlang heeft samengewerkt met R.A. Laing wijdt zijn buitengewoon belangwekkende boek dan ook aan het