Bzzlletin. Jaargang 3
(1974-1975)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |||||||||||
Ilustraties bij dit artikel uit ‘Die Pestschrift’
| |||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||
Francois Simon (Ottocaro Weiss) Paul Gogel (Johannes Wagner) Norbert Schwientek (Moosbrugger) Janine Weill (Anja)
113 minuten - zwart-wit duits gesproken nederlandse ondertitels
De Josef von Sternberg-prijs voor de eigenzinnigste film ging in Mannheim naar de zwitser Thomas Koerfer voor de film het Pesttheater. Koerfer vertelt in de film het verhaal van Ottocaro Weiss, directeur van een vlooiencircus. In zijn circus laat Weiss de vlooien de geschiedenis uitbeelden, terwijl hij een en ander van het nodige politieke kommentaar voorziet. Onder zijn publiek bevindt zich Stephan Moosbrugger, wetenschapper, die Weiss zijn komplimenten maakt voor zijn theater en hem tevens toevertrouwt weinig toekomst te zien in het vlooiencircus, dat te afhankelijk is van de vloo als produktiekracht. Ook is Moosbrugger (de wetenschapper die het weten kas) van mening dat politiek niet in het theater thuis hoort. Een helikopter die insekticide spuit komt te dicht bij de tent van Ottocaro Weiss en alle vlooien komen om. Weiss is geruïneerd. Hij besluit echter niet bij de pakken neer te zitten en vervoegt zich bij de ‘klachtenservice’ van het chemische bedrijf dat voor de dood van zijn vlooien verantwoordelijk is. Gek genoeg blijkt er al een dossier ‘Ottocaro Weiss’ te zijn. De schuld wordt door het bedrijf ontkend en tenslotte afgekocht met 50 francs. Een poging zijn verhaal aan de tv door te spelen strandt in het web van de burokratie. In een restaurant waar Weiss de 50 francs omzet in een heerlijke maaltijd, wordt zijn aandacht gelrokken door een affiche over het 500-jarig bestaan van Festen oker en de processie the ter gelegenheid hiervan georganiseerd wordt. Weiss besluit naar Pestenacker te reizen. Daar aangekomen wordt hij opgenomen in theatrale uitbeelding van een pest-processie. Gedurende de processie maakt hij kennis met Anja, een eenvoudig meisje, dat met hem mee gaat omdat ze van het circus houdt. Terug in de circustent vertelt Weiss haar alles over het Circus en ontvouwt haar zijn nieuwe plan: de Pest op het toneel; de werking van de Pest uitbeelden, maar ook de Pest zelf; hij heeft een vrouw nodig die de Pest speelt. Moosbrugger stelt de volgende dag voor een wetenschappelijke bijdrage te leveren aan de ideeën van Weiss, en zo wordt besloten het pesttheater zowel een theatraal als een wetenschappelijk tintje te geven. Tot de aanstelling van een wetenschappelijk medewerker wordt vooral besloten wanneer Moosbrugger vertelt een geldschieter te kunnen vinden. Dis geldschieter blijkt niemand minder dan de kapitalist Wagner, bij wie Moosbrugger in dienst is. Voor Wagner tracht Moosbrugger een manier te ontwikkelen om een ordening in de maatschappij te bewerkstelligen, die revolte, krimineel gedrag, luiheid elimineert en orde schept. Moosbrugger meent in de pest het ‘machtsmiddel voor de orde’ gevonden te hebben en weet op grond hiervan 50.000 francs van Wagner los te krijgen. (Wagner: ‘Kein einziges Blatt gleicht dem Andern, ein Jedes gleicht nur sich Selbst. Die Natur wiederholt sich nicht. Es gibt keine absoluten Zwillinge. (....) Nicht jedem das Gleiche, sondern jedem das Seine.’ Voor Ottocaro Weiss, die in feite via Moosbrugger afhankelijk is geworden van Wagner, is de Pest een reinigingsmiddel. Hij wil de mensen aan een reinigende epidemie helpen. In de theatrale uitbeelding van de pest zie je dan ook dat de ziekte geen onderscheid maakt tussen rijk en arm en zich niet laat omkopen. (Ottocaro, zittend onder een boom met een blad in zijn handen: ‘Eins wie das Andere! Das Frühjahr treibt sie hervor, der Herbst wirft | |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
sie zu Boden. Gleichheit im Tode - Gleichheit im Leben. Was von Natur aus Gleich ist, darf durch keine Macht der Welt unhleich gemacht werden.’ Dat dit idee en ook de andere ideeën van Weiss uit een anarchistische bron komen wordt in de film visueel duidelijk, maar Weiss verwijst er zelf ook naar, door de afbeelding van zijn vader, Manfredo Weiss, die verdacht veel op Bakoenin lijkt. Na de kontramonoloog tegen die van Wagner, waarin Ottocaro Weiss uit de bomen, de bladeren en de natuur juist het tegengestelde destilleert als de kapitalist Wagner, valt een veelzeggende zonnestraal op Manfrsdo/Bakoenin/Weissi. Het Pesttheater loopt goed en wriss is in staat de geleende 50.000 francs terug te betalen en zelfs Moosbrugger in dienst te nemen. Deze raakt in conflict met zichzelf: hij staat voor de vraag zijn wetenschappelijke trouw en afhankelijkheid ten opzichte van het kapitaal op te geven. Na een gesprek met Wagner waarin hij overtuigd wordt van zijn fundamentele afhankelijkheid als wetenschapper, besluit hij zijn diensten aan Wagner voort te zetten. Door een toeval ontdekt Anja de plannen van Moosbrugger. Weiss verbrandt al het besmette (in dubbel opzicht) wetenschappelijk materiaal, maar niet alvorens zich zelf met de pest te besmetten. De argumentatie voor de besmetting van zichzelf geeft Weiss in een der gesprekken dat hij met Anja heeft, maar waarin hij zich ekspliciet tot de toeschouwers van de film richt door recht in de kamera te kijken. Eij zegt dan: ‘Es gibt nur noch eine Möglichkeit, dem Ganzen eine sinnvolle Wendung zu geben; die illusionäre Freiheit der Bühne ist auf die Dauer nicht genug, der Weg in die wirkliche, die politische Freiheit aber ist mit Leiden verbarrikadiert, die man auf sich nehmen muss, wenn man sie überwinden will......’ Tijdens de laatste opvoering van hat Pesttheater wordt Wagner in de persoon van Moosbrugger in het openbaar beschuldigd door Anja, terwijl Ottocaro Weiss totaal door de pest aangevreten het podium op strompelt en aan de ziekte sterft. Moosbrugger wordt door de politie gearresteerd en een laatste beeld op de imposante villa van Wagner geeft aan, dat deze buiten schot blijft. In een gesprek met Ton de Graaf, gepubliceerd in Skrien 44/45 verklaart Koerfer:‘Ik geloof dat wij een moeilijke film hebben gemaakt, en een didaktische film. Bij de vele thema's in de film is het basistheam toch de plaats van de kunstenaar en van de burgerlijke intelektueel die zich buiten de maatschappij ophouden. Ottocaro Weiss is zeker geen recht-door-zee proletariër; hij is ook een ondernemer en een mengeling van vele verschillende elementen, waarin ook de anarchist nog een rol speelt. Ottocaro Weiss vertegenwoordigt ook onze positie. Als wij met kunstmatige of kunstzinnige middelen, en op zo'n manier aan dit bepaalde verhaal komen en dit verhaal de problemen van de burg lijke intellektueel tonen, dan geloven wij dat de film ook op dit niveau relevant is. Het lijkt mij dat de doelgroep van deze film een burgerlijke intellektueel publiek is, dat zich ten dele binnen de maatschappij steeds weer met het probleem van individualisme en solidariteit ziet gekonfronteerd. N.B. voor een nadere bestudering van de film het PESTTHEATER en de door de film behandelde thema's wordt verwezen naar de volgende literatuur: die Pestschrift.(Materialien zum Film inkl. draaiboek) voor f 5, -bij BZZTôH verkrijgbaar. SKRIEN 44/45 (Interview met Koerfer en Feldhausen) voor f 4,50 bij BZZTôH verkrijgbaar. |
|