hij een aardige en begrijpende politiecommissaris die een kulturele gevoeligheid en een ‘humane’ geest openbaart. Dienovereenkomstig ontstaat er tussen de twee een wederzijdse genegenheid: de commissaris doet alles wat binnen zijn bereik ligt om deze internering een ‘vakantie’ te laten lijken.
Professor Rossini mag in een mooie villa wonenj hij mag zijn vrouw laten overkomen; hij mag zijn studie voorteetten en zijn boeken laten opsturen.
Maar er zijn nog andere geïnterneerden: de anarchisten en communisten bij voorbeeld, die door de ‘humane’ commissaris worden overgelaten aan de genade van hun fascistische kwelgeesten, zelfs als de ‘zwarthemden’ voortgaan met moorden.
In feite heeft ook Rossini met hen geen kontakt, al discussieert hij met hen over politiek en vooral over zijn stokpaardje en studieobjekt: Giolitti, de in 1928 gestorven progressief, liberale politicus die vijf maal minister-president is geweest, het vrouwenkiesrecht erdoor heeft gedrukt en een begin heeft gemaakt met de industrialisatie; een man die trachtte het socialisme wat te matigen en die zich in 1924 duidelijk tegen het fascisme opstelde. In die diskussie is de lector ook hun meerdere: doordat hij zich beter kan uitdrukken lijkt het alsof hij het gelijk aan zijn kant heeft.
Totdat Rossini het vermoeden krijgt dat de fascistenleider Guasqo één van de gevangenen heeft laten vermoorden zonder dat commissaris Rizzuto een onderzoek instelt. Dan kiest hij voor het eerst duidelijk partij. Hij wordt opgeschrikt uit de ideologische en morele luiheid die over hem gekomen is. Hij wijst de comfortabele ‘vakantie’ af, doorbreekt de ‘klasse-voorkeur’ van de commissaris en ontsnapt van het eiland. Een laatste onderschrift vertelt dat professor Roesini twee doodsoorzaken kan hebben: Hij kan 1937 in de Spaanse burgeroorlog gesneuveld of in 1948 in Italie als het Volksfront de verkiezingen heeft verloren.
‘La Villeggiatura’ is een door de huidige situatie geïnspireerde film die niet zo vaak en niet allen verwijst naar de historische werkelijkheid van het fascisme.
De film, een goed gekonstrueerde ‘opera prima’ en er wordt uitstekend in geacteerd, is niet alleen één van de beste Italiaanse debuten van de laatste jaren, maar stelt ook zijn kandidatuur als een ideologisch essay over de ‘ethische’ grenzen van de politieke praktijk; m.a.w. een erg gezonde herinnering in een periode die behoort tot één der depressiefste van het Italie van na de oorlog.
La Villeggiatura gaat over de tijd van Mussolini en over de tijd van Giolitti, maar tegelijk over deze tijd.
Leto is niet alleen iemand die iets te zeggen heeft, hij is bovendien in staat, zijn thema uitmuntend te articuleren en over te brengen. Hij is met o.a. Marco Bellocchio Onsano, Giannarelli, Giani Toti en de gebroeders Taviani één van de mensen die in Italië een politieke cinema scheppen die zich vooral richt op de intellectueel. Leto's film is helder, de diskussies vloeien op een uiterst natuurlijke manier uit de handeling voort, maar natuurlijk is een film waarin een intellectueel de hoofdpersoon speelt, geen populaire film.
Vanuit het buitenland heeft men hem verweten, dat de arbeiders in ‘La Villeggiatura’ te intellectuele diskussies voeren. Er zouden te veel ‘mots d'auteur’ in hun tekst zitten, bijvoorbeeld; ‘Je kan alleen uit wat je gedaan hebt, concluderen wat wat je zal doen’. Maar naar niet Italiaanse gemeten voeren veel arbeiders in Italië uiterst ‘intellectuele’ diskussies. Misschien is in geen land de kloof tussen arbeiders on intellectuelen zo klein.