Gerrit Kouwenaar
Landschappen en andere gebeurtenissen
R.A. Cornets de Groot
dit is
dit is niet voor kinderen
dit verheft niet het volk
van je buitendeur, dit ken je
het dagblad het weekblad het maandblad
het sterft in de vrede, de letter
heeft alles gegeten, niets
is niet waar, niets is verleden, niets
Meer nog dan de vraag naar welke zaak het woord ‘dit’ in het eerste gedicht uit Kouwenaars zojuist verschenen bundel Landschappen en andere gebeurtenissen verwijst, houdt me de formule van de eerste zin bezig: ‘dit is’.
Een machtsspreuk die noemt en schept: er zij licht.
Maar ook taal die voor de nieuweling de dingen in de samenhang van mens en wereld voegt.
Noemen, scheppen, onderwijzen en leren: een opklimmende reeks van almachtige alwetendheid naar een vrijheid, die de onmacht meesterschap verleent.
Het is niet meer met het gevoel een eigen gebied te betreden, als je van binnen de buitendeur achter je dicht trekt, nu de wereld voor jou via de brievenbus binnenkwam. Maar toch: daar geldt vrijheid, nietautoriteit.
Op de mat onder je voet
het dagblad ()
Een paradoxale situatie, waarbij de in dit gedicht met ‘je’ aangesproken persoon (is het woord ‘je’ in dit gedicht wel een persoonlijk voornaamwoord?) niet alleen staat.
Een situatie waarin het ik en het historisch proces elkaar schijnen uit te sluiten, terwijl ze toch niet buiten elkaar kunnen en niet zelden ook elkaar doordringen.
Zo ontstaat er tussen die twee een verhouding als tussen zijn (dit is) en groei, landschap en gebeuren - al is dít gebeuren, onder een ander perspektief óók ‘zijn’, want ‘niets is verleden niets/ is verteerd’.
Maar wat ‘is’ of groeit, hangt natuurlijk helemaal af van het oogpunt van de dichter. Is dat binnenwaarts gericht, dan is de ‘Umwelt’ het landschap, is het daarentegen naar buiten gericht, dan dient het subject tot zulk décor. Dat lijkt me tenminste de zin van een regel als: ‘dit is dus gebeurt niet’ uit het tweede gedicht. In ieder geval is de stijl introspectief en statisch van aard, wanneer het leven als een proces in de tijd wordt beleefd.
Kouwenaars systeem van snelle wisselingen van blik, die data en décors tegen elkaar inruilbaar maken, heeft wel degelijk behoefte aan enige vaste realiteit. De aansprakelijke‘je’ is niet alleen één met de buitendeur, maar bevindt zich daar, op die plaats, tussen begeerte en onlust. Zij vormen de twee polen van de mythe van deze poëzie, al leeft de de begeerte in hoop en vrees en de onlust in de schijn van uiterlijk welbevinden, gelijk men ervaren kan, nu Kouwenaar in zijn dubbeldicht twee herfsten die polen op een tijdlijn heeft geplaatst, die ‘de’ oorlog verbindt met een herfst vol levensmiddelen, maar zonder levenslust.
twee herfsten, 2
men is vandaag ontzettend onsterfelijk
het is eindelijk de echte heldere herfst
de bladeren vergelen, nog betrekkelijk groen