aanwezigen aanvaardbare bewoordingen, de socialistische dichter Stephan Hermlin oefende kritiek. Hij waarschuwde voor vulgair naturalisme en neoklassicisme, riep op tot de instelling van literatuur-instituten en schrijversscholen, hij vroeg om een praktisch politieke literatuur. Een Berlijns auteur nam na een bezoek aan Moskou het begrip socialistisch-realisme mee, zonder dat zijn russische collega's dat begrip voor hem bevattelijk hadden kunnen maken; over dit alles en nog veel meer werd fel en heftig gedicussieerd, de tegenstellinen namen toe.
Het verdient vermelding dat de Russische autoriteiten in de oostelijke sector van Duitsland zich wel met het een en ander inlieten, maar nooit dirigerend. de intiatieven werden aan de Duitsers zelf gelaten. Zowel de bezetters als de SED namen een liberale houding aan t.o.v. het literaire gebeuren.
In november 1947. kort na het schrijverscongres, werd de Kulturbund - als kommunistisch - in de westerse sectoren verboden. Als gevolg van de groeiende spanningen tussen de grootmachten. Zo nadert in een steeds verslechterend klimaat, het jaar 1949, waarin zich de tweedeling voltrok, de in cultureel-politiek optimistisch stemmende na-oorlogse periode werd afgesloten.
De SED, begin 1949 op een partij congres bijeen, wapende zich. Ook de cultuur werd in een twee jarenplan betrokken: (Ulbricht:) ‘De bijdrage van kunstenaars en schrijvers aan het twee jarenplanbestaat uit de ontwikkeling van een realistische kunsten in het streven, op hun gebied de grootst mogelijke artistieke bijdrage te leeveren’. Door hun werk konden de progessieve schrijvers ertoe bijdragen dat arbeiders en boerenhet tweejarenplanin al zijn facetten zouden begrijpen. De literatuur was niet autonoom, zij was middel tot opvoeding.
Het is verwonderlijk dat het de partij was die op dergelijke gedachten kwam, het initiatief nam, en niet de schrijvers die immers ook wilden strijden voor een nieuwe maatschappij. Toen de Duitse deling zich voltroken de opbouw van die maatschappij harde werkelijkheid was geworden, was de steun van de schrijvers juist hard nodig. De partij functionarissen kozen echter in de meeste gevallen de verkeerde woorden, de schrijvers wilden vaak niet begrijpen. Zo wilde men bij de schrijver optimisme zien en in ruil daarvoor materiële voordelen (als woonruimte) bieden- de schrijvers voelden zich door zo'n aanbod op hun ziel getrapt.
niettemin: protest was mogelijk De staat wilde niet te ver gaan met zijn eisen. Noodgedwongen: men had de intelligentsia nodig en wilde hen niet kwijt. En van een muur was immers nog geen sprake.
Wordt vervolgd
Stephan Hermlin door Adolf Hoffmeister, 1956