Bybelsche historie liedekens
(1655)–Anoniem Bybelsche historie liedekens– AuteursrechtvrijLof-sangen ende Gebeden Des Ouden en Nieuwen Testaments
Op de Wyse: O saligh heyligh Bethlehem.Ierusalem gy schoone stadt,
Hoe staet gy Bruydt in mijn behagen,
Mijn oogen maeckt gy dick soo nat,
Mijn herte doet my naer u jagen.
Waer boven alle schoonheyt schoon,
Zijt gy van buyten en van binnen,
Soo dat yoy uwen lof idoon,
Noch menschen zijn noch seraphinen.
O gulde Son, o silvere Maen,
O sterkens blinckend’ als Robijnen,
Maer die daer binnen eens mocht gaen,
Duyst Donnen sou hy vinden schijnen.
Schoon Vaderlandt, schoon Vaderlandt,
Godts aldertriumphantste troone,
In u is rijckdom abondant,
| |
[pagina 158]
| |
O saligh die u krijght ten loone.
Vw’ mueren zijn van goude fijn,
Bestrooyt met peerlen zijn uw’ straten,
In u en is geen Sonne schijn,
Want gy schijnt selver boven maten.
Hoe schoon blinckt daer den diamant,
Hoe soetjens flackeren de Saphieren,
Oock den Carbonckel triumphant,
Geeft licht in duysende manieren.
Tapissery en isser niet,
Dit zijn Ierusalems tapijten,
De motten doense geen verdriet,
Den tijdt en kanse oock niet verslijten.
O schoon Syon mijn liefste lief,
Gy hebt berooft alle mijne sinnen:
Maer desen roof doet my gerief,
Nu sal ick u alleen beminnen.
Dus roept mijn ziel o Heer wanneer,
O wanneer sal ick van hier scheyden,
Naer u soo haeck ick even seer,
Al wilt het vleesch my voorwaerts leyden.
Ick ben hier in het tranen dal,
Den hoogen Thabor is daer boven,
Och laet my met uw’ vrienden al,
Vw’ Majesteyt eens saligh loven.
EYNDE |
|