| |
Heerlykheits lof.
Voyze, Un jour &c.
HOog! om hoog! myn ziel, na boven!
Hier beneden is het niet:
't Regte leven, lieven, loven,
Is maar daarmen Jezum ziet,
Is u kostlyk leven, lieven, loven,
Al wat gy wenscht op aart,
Is u kost'lyk hert niet waart.
Schoon en pragt is enkel schyn, en
Lusten met 't gebruik verdwynen,
Gout en zilver is maar slyk:
Waardig al u leven, lieven, loven,
't Hert boven allesgelden doet.
't Leven zonder einden Heerlyk,
| |
| |
Is, myn ziel, alleen begeerlyk,
En beweegt onzigtbaarlyk:
Sluit maar u vleeslyk oog,
Want dit heerlyk leven, leven, leven,
Sluit maar u vleeslyk oog,
Want dit leven is om hoog.
Zonder sterven voor God leven,
Zonder moeite, zonder pyn,
Zonder ziekte, zonder beven,
Zonder quel, en zonder quyn:
ô! Yd'le ziel bedenkt, ô Yd'le &c.
Zonder sterven leven, leven, leven,
Wat u den Hemel goedig schenkt.
Leven in volmaakte deugden,
Tot des Heren Heerlykheit,
Vrolyk in des Hemels vreugden,
Heilig in zyn Heiligheit:
Met zo een glans vereent,
Zonder zonden leven, leven, leven,
Met zo een glans vereent,
Ziet wat dan Hemel u verleent.
Herzenlozen, die de snoden
Zonden doet, en daar in leeft,
Weet gy niet, dat u de doot, en
Hel nog in den boezen kleeft?
Vangt der deugden leven, leven, leven,
Vangt hier het deugt zaam leven aan.
| |
| |
Wenschelyk en lievens-weerdig
Is myn Jezus, daar de min
Altyt tot wat anders veerdig
Myn ziel na boven dan, myn ziel &c.
Daar ik Jezus lieven, lieven, lieven,
Daar ik het heil aanschouwen kan.
Alderminnelykste Schoonheit!
Oorzaak van wat hier schoon schynt,
Die door jaren, nog gewoonheit
Min vermaakt, of oit verdwynt.
U, Schoonheit, bit ik aan,
Wil ik oit iets lieven, lieven, lieven,
U, Schoonheit, bid ik aan,
Daar zal het hert eerst henen gaan.
Die men hier bedenken kan,
Mensen-liefde, mensen zeden,
Zynder maar een schadu van
Dit steelt myn hert en al, Dit &c.
Lust my iet te lieven, lieven, lieven
Dit steelt myn hert en al,
Dit boven al ik lieven zal.
Ag! dat aller mensen tongen,
t'Zamen-spanden, t'zamen zongen
Jezus lof en Heerlykheit!
Waakt op Hert, mont, en hant,
Jezus is te loven, loven, loven:
| |
| |
Waakt all' op hier is stof,
Zingt zonder enden Jezus lof.
Den 27. in Oostmaant 1665.
|
|