Een bundeltje uitgekipte geestelyke gezangen(1718)–Anoniem Bundeltjen uitgekipte geestelyke gezangen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 95] [p. 95] Bede tegens de Geestelyke Slaap zugt. Stem: Van den 51. Psalm. 1. IK slaap zo vast, myn ziel die leit als dood En ik ontzie myn ogen eens te wryven, En komt ô God die slaaplust van my dryven: Al was het met een harden dou of stoot: Of trekt my met de benen van myn bet, Waar op ik ben zo zorgeloos gaan rusten, Of dondert met vloeken van uw' wet, Tot dat ik eens verlaat myn vuile lusten. 2. Ik heb helaas het sluimeren zo lief, Ik leg en ronk en wentel in de zonden, Myn schult is meer als hondert duizent ponden En nog zo slaap ik zonder kwyting brief: Ik weet dat schuldenaars geen rust en past, Zy moeten voor de stem des eischers beven, Zy vrezen staag te werden aangetast, Dit vonnis leit al in haar hert geschreven. 3 ô Jonas hoor gy niet dien fellen wint Zo bulderen, hoort gy de Zee niet woelen? Of zyt gy gantsch berooft van u gevoelen, Of zyt gy doof, of zyt gy steke blint? Gy slaapt en snorkt in 't opperst' van de mast Gy zyt gerust, en laat Violen zorgen, Al waar daar niet een penning tot u last, Of dat gy waart voor 's regters oog verborgen. 4. ô Trage ziel, zo zwaar als steen of loot, Staat op, zo zal de morgenster u ligten, Staat op, en denkt om uw' verzuimde pligten, [pagina 96] [p. 96] Verlaat de slaap, de zuster van de dood. ô Ziele ziet, hoe weinig tyds u rest, De Zuider zon die roept u om te werken, En zo gy niet verlaat u stinkent nest, Zo doet gy erger als een hont of verken. P. van SORGEN Vorige Volgende