Een bundeltje uitgekipte geestelyke gezangen(1718)–Anoniem Bundeltjen uitgekipte geestelyke gezangen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Een zugt tot Jezum. Stem: Psalm 79. 1. O Zoete JEZU, wanneer zal het wezen Dat gy myn kranke ziele zult genezen? ô JEZU, zal die gy hebt uitverkoren Onder 't bedroefde pak der zonnen smoren? Zal Heer myn yzig hert, Nog langer zo verwert In deze wildernissen, Zonder beweegt te zyn, In ongevoel'ge pyn: U lieff'lyk aanschyn missen? 2. ô Zoete JEZU! hebben dan u wonden Haar kragt verloren, datze niet myn zonden Afwassen konnen, of hebt gy besloten My voor altyt uit uwe gunst te stoten? Ag! JEZU, ag! myn ziel Schynt in een tuimel wiel Te wezen heel verdronken: Og roepts' in groten noot: Ik leg geheelyk dood In duizingen verzonken. 3. Wel zoete JEZU! heeft u Geest zyn kragten Verloren, die my te verkwikken plagten? Of heeft u gunst, die gy my liet bekomen, Haar woonplaats uit myn ziele weg genomen? Wat is dat dan, ô Heer, dat nog myn ziel zo zeer Wert van u weg gedreven? Of is dit u besluit? Of is u goetheit uit? Of hebt gy my begeven! 4. ô Neen! die zielverkwikkende fonteinen U Wondens kragt zal nimmermeer verdwynen, [pagina 94] [p. 94] Nog u besluit, ô JEZU! zal niet falen: Of schoon u Schaapjens kwamen af te dwalen: Schoon dat het aardze dal verandert wiert, en al Wierden de bergen kragtig Met groter magt beroert, En in het hert gevoert, Der zeen, ô Heer Almagtig. 5. Maar 't is 't gedrogt en tovermagt der hellen Dat t'zamen spant om my ter neer te vellen, Daarom, ô JEZU! laat u ingewanden Door uwe tere liefde tot my branden: Want zonder uwe kragt, Kan ik die grote magt, Van alle myn vianden In 't minst niet tegenstaan, Zo hevig komens' aan, Nog al haar wrede tanden! 6. Op, op myn ziel, waar toe dit droevig klagen Waar toe in klagt versleten gantsche dagen? Ziet hier, ziet hier u HEYLANDS ermen open Tragt maar (al komje daar niet in te lopen: Waar toe zo lang gedraalt u schult is al betaalt U HEYLANT heeft geleden, Neem aan wat JEZUS heeft 't is lieflyk wat hy heeft, Hy heeft voor u gebeden. 7. ô JEZU lief! wanneer zal ik hier boven Met duizent Engelen u stadig loven: Als my in steed' van dit myn droevig schreyen, Dat eeuwig halelujah zal verblyen! Ag JEZU JEZU lief, komt heim'lyk als een dief Steelt gy vry heel myn herte, 't Komt u ô JEZU toe! 't Is nu van 't hygen moe: Ontbint by 't van zyn smerte. A. van VIERS. Vorige Volgende