Bundel van Bataafsche volks-liedjens(1794)–Anoniem Bundel van Bataafsche volks-liedjens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] De Touwbaander. Wijs: In een boomgaard Colinette. Uit de Opera, Annette en Lubin. 1. 'K moet toch aartig 't broodjen winnen, Ieder mensch loopt gaarn vooruit, Maar wilde ik dat ook beginnen, 'K won gewis geen eenen duit; Achteruit of niet te winnen, Voorwaards dan is 't al verbruid; Achteruit of niet te winnen, Voorwaards dan is 't al verbruid, 2. 'k Zag wel garene al de vaamen, Die ik, van een jongen af, Heb gedraaid, te hoop eens zamen, 'K wed 'k er duizenden voor gaf, [pagina 39] [p. 39] Honderdduizenden van vaamen Werkte ik zekerlijk reeds af; Honderdduizenden van vaamen, Werkte ik zekerlijk reeds af. 3. Ja waar men het touw mag laaten! Ik voor mij ik weet het niet, En wat zou het mij ook baaten, 'K had misschien maar nieuw verdriet, Mooglijk zou 'k mijn handwerk haaten, En dan zweeg het wijfjen niet; Mooglijk zou 'k mijn handwerk haaten, En dan zweeg het wijfjen niet. 4. Somtijds kan 'k er wel naar raaden, Zo maar louter om de pret: 'K zal 'er baas noch maat meê schaden, 'K ben 'er zelf niet van te bet, 'T is niet meer dan enkel raaden, En ik doe 't maar om de pret; 'T is niet meer dan enkel raaden, En ik doe 't maar om de pret. [pagina 40] [p. 40] 5. 'K denk wel dikwijls in mijn gissen Aan een' pakker, aan een schuit, Aan een schepnet, en aan 't visschen, Maar de droes vaart in mijn huid, Zo ik somtijds in mijn gissen, Op een' beul of diender stuit; Zo ik somtijds in mijn gissen, Op een' boul of diender stuit. 6. Maar begrijp ik dat mijn touwen, Dienen kunnen aan een' Kees, Om zijn boêltjen zaam te houên, O dan zing ik als een mees, Want dan kan 'k mij zelv' beschouwen, Als den bijstand van een' Kees; Want dan kan 'k mij zelv' beschouwen, Als den bijstand van een' Kees, Vorige Volgende