Bundel van Bataafsche volks-liedjens
(1794)–Anoniem Bundel van Bataafsche volks-liedjens– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
2.En is er dan een vrouwtjen bij,
O dat 's nog erger slavernij,
De vrouwtjens geeven geen pardon;
Zij krijgen kindren,
Die 't kunnen mindren,
Hoe veel men won.
| |
3.Eerst in de kraam, dat spilt. verbrust,
Waarvoor een schip wordt uitgerust;
Dan telkens weêr wat nieuws voor 't kind;
Een muts of lijfjen,
Terwijl het wijfjen,
'T fatsoen bemint.
| |
4.Zo lang ze zoogt eet ze als een paard,
De laatste duit kan niet gespaard,
En speent ze 't wichtjen met het jaar,
O dat betekent,
Dat zij weêr rekent,
Dat 's ook niet raar.
| |
[pagina 24]
| |
5.Dit ondervond, ik onlangs weêr,
En toen reeds voor de tiende keer,
Twee kleintjens stierven, en nog agt,
Zijn frisch in 't leven,
En 'k denk met beeven,
Nog aan den nacht.
| |
6.Vier kruisjens 't wijfjen, 't is niet oud,
En ik ben ook nog niet heel koud,
De Hemel weet wat nog geschiedt,
Maar kon ik 't keeren,
Ik wil wel zweeren,
'T gebeurde niet.
| |
7.En 't geen mij wel het meeste spijt,
Het is zoo'n booze duure tijd;
Al eet men juist geen vleesch of visch,
Dat kan niet baaten,
Want wie kan laaten,
Dat noodig is?
| |
[pagina 25]
| |
8.Ik zeg het huwlijk is een last,
Voor die op zijne pligten past,
En altijd drokke kindren heeft,
Men moet maar zwoegen,
En zig vernoegen,
Als men slechts leeft.
| |
9.'T vooruitzicht is ook nog niet raar,
De Franschen vechten dat 's wel waar,
Maar of het ons wel baaten zal,
Dat staat te vreezen,
En 't kon ligt weezen
Een niet-met-al.
| |
10.'T is inderdaad een hachlijk lot,
'K blijf evenwel een patriot,
Het moog' dan gaan zo als het kan;
'K ben zo 'k verander,
Geen vaderlander,
Geen eerlijk man.
| |
[pagina 26]
| |
11.'K heb ook een keezen-vrouw getrouwd,
En worden onze kindren oud,
Zij worden allen zo als wij;
Zij mogen peezen,
Dat 's 't lot der keezen -
Wel arm, maar vrij.
|
|