Bunker Hill. Jaargang 8 (nrs. 29-32)(2005)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Edward van de Vendel Hij neemt iets mee Het is niet tijdens de match, shirt-mouwen te lang, maar opeens na afloop in de kleedkamer dat iemand de tattoo op de Braziliaanse bovenarm van Maxwell Scherrer Cabelino Andrade leest, niet begrijpt wat er staat, maar weet heeft vaag van een broer en een land, een geloof en een rust, een geheim verlies waar je niet aan mag komen al staat het open als zon. De bankzitter haalt sokken uit zijn linker voorvak en neemt iets mee naar huis, iets ongrijpbaars, hoe noem je dat, vorm. De vorm was er weer vandaag. Als hij thuis is zijn er tompoucen, oranje, er is kind maar als hij denkt: in Brazilië neemt een moeder nu de telefoon op wordt zijn keel dik. Zo zijn de tekens, zo is er verzachting, verechting. Lascaux op Maxwells arm, Jezus was een stier en runen lezen zich ook op Ikea. Niets is wanhopig. Altijd is vorm. [pagina 46] [p. 46] Telefoon van R. Vannacht hebben wij ons vier uur lang het gevaar in liggen praten. Iemand nog niet hebben gezien maar toch zo - staalkaartgesprek. Je stem de greep in het rek, je toetsende vingers het openen van een winkel. We weten nog niet wat we kopen, maar wel dat en waarom en - nee, het was niet verstandig om te horen zeggen wat er zonder prijskaart komt. We zullen wel - we zullen toch wel tussen nu en woensdag schap na schap - we zullen aarzelen, afschepen, doorlopen, wegwuiven, nee, we rennen misschien wel naar buiten, blind de weg op, of zijn we al aangereden - jij en ik, naast elkaar, starende klanten, wie riep ons na terwijl we midden in de nacht, elk op een bed, 06-06, roekeloos ontbonden - R! zijn we niet nu al frontaal - [pagina 47] [p. 47] Waar is de Notre Dame? Een donkerjonge agent staat voor de Notre Dame, hij hangt mager in zijn hemd, tilt steeds maar weer een walkietalkie op die steeds maar weer te zwaar is voor zijn borstzakje, witte handschoentjes draagt hij en een blokjesrand geelzwart om zijn pet, alsof hij van hogerhand geringd werd, uitgezet. Maar zijn opstuivende glimlach is vrij. Ze vragen aan hem waar de Notre Dame is. Daar is de Notre Dame, wijst hij achter hen, en ze draaien zich om. Hij straalt. Waar is de Notre Dame? vraagt een volgende en hij schittert met zijn tanden: Achter u! Ze lachen ah en kijken nog eens lief naar hem. Hij kijkt lief naar zichzelf, hij stapt op de boulevard en houdt het verkeer niet tegen, nee hij laat door. Hij laat zichzelf door. Hij wijst zichzelf de Notre Dame en slaat zich voor zijn slapen, lacht, knikt om te bedanken, neemt een aanloop en vliegt op. Een Koreaanse ziet hem nog ergens daar boven maar haar vinger zit vast in een kaart. Vorige Volgende