| |
| |
| |
Geert van der Kolk In de gemeente Claiborne
De aligator lag midden op de weg. Katherine dacht eerst dat hij dood was, maar toen hij de auto hoorde, of voelde, kwam hij op zijn korte poten omhoog. Hij wachtte even, alsof hij moest nadenken. Katherine remde af en stopte. De aligator waggelde snel het riet in, met zijn buik zo dicht bij de grond dat hij leek of gleed als een slang.
Katherine deed het zijraampje open en leunde naar buiten, maar ze kon het dier niet meer zien. Het land om haar heen was vlak en leeg. Er stonden geen huizen en grote stukken waren zo drassig dat er alleen mangroven, riet en bamboe groeide. Niet ver van de weg stond een rij dode cypressen, met hun wortels in het water en kalkoengieren op hun kale takken. Katherine keek op de wegenkaart die naast haar op de voorbank lag. Toen reed ze door tot een kruispunt met een laag, ongeverfd houten gebouw. Er stond een benzinepomp voor en op de dakrand balanceerden drie grote borden:, Cook's General Store, Seminole Indian Souvenirs, en Beer - Liquor - Live Bait.
Katherine parkeerde naast de winkel, deed de zonneklep omlaag en werkte in het kleine spiegeltje haar make-up bij.
‘Goedenmiddag, meneer Cook,’ zei ze hardop. Ze pakte haar tas en stapte uit. Het was erg stil. Er was geen verkeer op de weg. Ze hoorde alleen de krekels in het rietland en het gezoem en geratel van de airconditioner in het winkelraam. Bij de deur stond een groot, borrelend aquarium vol aasvis. Er was ook een koelvak met zeepieren. De rest van de winkel werd in beslag genomen door kratten bier, planken vol sterke drank en rekken met plastic tomahawks en t-shirts met de afbeelding van Chief Jerome, een opperhoofd van de Seminole-indianen die ook een legendarische aligator-worstelaar was. Achter de toonbank stond een kleine magere vrouw met grijs haar en een grijs gezicht. Ze rookte een
| |
| |
sigaret en keek naar buiten, alsof ze Katherine niet had opgemerkt.
‘Mevrouw Cook?’ vroeg Katherine.
‘Wat wil je?’ zei de vrouw. ‘Benzine?’
‘Mijn naam is Katherine Magruder,’ zei Katherine. ‘Ik werk voor Southern Boating Magazine.’
‘Geen benzine?’
‘Ik doe advertentie-acquisitie, en ik geloof dat Cook's General Store enorm gebaat zou zijn bij een kloeke advertentiecampagne, zeker nu het visseizoen binnenkort begint.’
De vrouw zei niets.
‘Southern Boating,’ zei Katherine. ‘Kent u het tijdschrift?’
‘Wij doen geen tijdschriften,’ zei de vrouw.
‘Ik bedoel niet om hier in de winkel te verkopen, maar voor de marketing.’
‘Wij doen geen marketing.’
‘Is meneer Cook misschien aanwezig?’
‘Wat moet je van meneer Cook?’
‘Een kort gesprek. Ik neem aan dat meneer Cook belast is met de bedrijfsleiding?’
‘Meneer Cook is al jaren dood.’
‘Dat spijt mij bijzonder,’ zei Katherine. ‘Misschien kan ik in ieder geval een vers exemplaar van Southern Boating bij u achterlaten, met mijn kaartje?’
De vrouw schudde haar hoofd.
‘Wij doen geen tijdschriften,’ zei ze, ‘en ook geen kaartjes.’
Katherine liep terug naar buiten. Ze glimlachte en zwaaide door het raam naar de vrouw achter de toonbank. Toen schopte ze tegen de band van haar auto. Ze stapte in, stak een sigaret op en pakte de wegenkaart. Het was al namiddag en de schaduwen van de elektriciteitspalen lagen als dikke zwarte strepen op de weg. Katherine reed door tot ze bij een onverharde uitrit kwam. Er stond een houten bordje met een pijl en het opschrift ‘Hope River Marina’.
Het haventje lag in een bocht van de rivier, in de schaduw van een stel hoge casuarina-bomen. Er lagen verscheidene zeiljachten wier masten je al van een afstand kon zien, een paar garnalenschuiten, een drijvende bok, en een woonboot. Katherine keek in het spiegeltje en toen naar een naam die ze in de marge van de wegenkaart had geschreven.
| |
| |
‘Gerald Sands,’ zei ze hardop. ‘Gary? Jerry? Meneer Sands?’
Ze pakte haar tas, stapte uit en liep naar het kantoortje op de steiger. De deur stond wijd open en binnen zat een man achter een bureau vol rekeningen en fakturen die door een grote conch-schelp, een baco en een oud kompas op hun plaats werden gehouden. De man was een jaar of zestig. Hij had grijs haar en een korte, bijna witte baard.
‘Meneer Gerald Sands?’ vroeg Katherine.
De man knikte.
‘Mijn naam is Katherine Magruder,’ zei Katherine. ‘Ik werk voor Southern Boating Magazine.’
De man stond op en stak zijn hand uit. Hij was niet erg lang. Hij leek vooral breed en sterk.
‘Welkom in Hope River,’ zei hij. ‘Ga je een artikel over ons schrijven?’
Katherine gaf hem een hand.
‘Ik mag wel Gerald zeggen, of niet?’ zei ze.
‘Natuurlijk. Ga zitten.’
‘Ik ben van de advertentie-acquisitie. Als ik goed ben ingelicht heb je de haven net overgenomen?’
‘Ja,’ zei Gerald Sands. ‘Aan het begin van het jaar.’
‘Dan is dit het juiste moment voor een kloeke advertentiecampagne,’ zei Katherine. Ze pakte een tijdschrift vol kleurenfoto's uit haar tas en legde het open op het bureau.
‘Als nieuwe eigenaar,’ zei ze, ‘moet je je bedrijf zo snel mogelijk op de kaart zetten.’
‘Ik sta al op de kaart,’ zei Gerald Sands. ‘Dit is een gevestigde jachthaven en de enige aan dit deel van de intracoastal waterway.’
Katherine glimlachte.
‘Dit is een aardig haventje, Gerald,’ zei ze, ‘maar laten we wel wezen: het stelt nog niet zo heel veel voor. Je hebt geen zwembad, je hebt geen tennisbaan, je hebt niet eens een parkeerplaats. Ik heb mijn auto op de weg laten staan.’
‘Ik heb een bar.’
Katherine schudde haar hoofd.
‘Een bar brengt verkeerd publiek, dat weet je zelf ook wel. Wat jij hier hebt gekocht, Gerald, zijn mógelijkheden. Een kans. Een kans die de vorige eigenaar voorbij heeft laten gaan door niet te adverteren. Alles hangt af van de communicatie, Gerald. Dat is het toverwoord. Zonder
| |
| |
reclame geen nieuwe klanten, zonder nieuwe klanten geen groei, en zonder groei geen toekomst.’
Gerald Sands schoot in de lach.
‘Mijn toekomst is al voorbij, schat,’ zei hij. ‘Ik ben met vervroegd pensioen.’
‘Onzin,’ zei Katherine. ‘Een mens is zo oud als hij zich voelt. Ik ben ook geen veulen meer. Wat is je doelgroep? Je marketing-target?’
Gerald trok zijn schouders en zijn wenkbrauwen op.
‘Waar zitten je klanten?’ zei Katherine. ‘Dat is altijd het eerste wat je je af moet vragen.’
‘In deze tijd van het jaar verdien ik alleen wat aan garnalenvissers die binnenlopen voor dieselolie, en af en toe een paar jagers die met kleine bootjes het rietland ingaan. In het voorjaar was het druk, toen de cruisers met hun zeilboten uit de Bahama's kwamen. Ze waren allemaal op weg naar Chesapeake en New England. Ik hoop dat ze in de herfst weer terugkomen.’
‘Hopen is niet goed genoeg, Gerald. Je moet er wat aan doen. Als je snel een besluit neemt kan je nog mee in het septembernummer en dat is het nummer dat de cruisers kopen als ze uit de Chesapeake weggaan en hun trek naar zuiden beginnen. Het septembernummer, daar wil je instaan. Southern Boating is het grootste watersporttijdschrfit in Florida. Ons abonneebestand is de laatste jaren met driehonderd procent gegroeid en de losse verkoop is nog harder gestegen.’
‘Ik zal erover nadenken.’
‘Nadenken is goed,’ zei Katherine en ze gaf hem haar kaartje. ‘Handelen is beter.’
‘Het is beter om de hulp van een makelaar in te roepen.’
Katherine zat thuis in haar eethoek en praatte aan de telefoon. Op de tafel, tussen de asbak en een glas rode wijn, lagen kranten uit Jacksonville, Claiborne, Mayport en Fernandina Beach. Ze had alle rubriekadvertenties waarin huizen door de eigenaar te koop of te huur werden aageboden met een rood potlood aangestreept.
‘Ik begrijp het,’ zei ze. ‘Natuurlijk. Ik wens u veel succes. Hallo?’
De verbinding was verbroken. Ze belde de volgende adverteerder.
‘Met Katherine Magruder,’ zei ze. ‘Ik zie in de krant dat u uw huis zonder hulp van een makelaar probeert te verkopen. Ik wens u veel succes. Mocht het niet lukken, dan kan ik u zeer voordelig...’
| |
| |
‘Ik doe geen zaken aan de telefoon,’ zei een mannenstem boos en de verbinding werd verbroken. Katherine belde de volgende in de rij. Dit keer kreeg ze een antwoordapparaat aan de lijn.
‘Met Katharine Magruder,’ zei ze. ‘Ik ben discount-makelaar in de gemeente Claiborne en kan u bij het verkopen van uw huis bijstaan voor een fractie van het commerciële tarief.’
Ze stond op en liep naar de keukenhoek. Op het aanrecht stond een fles wijn. Ze vulde haar glas bij. Toen belde ze naar de kleine jachthaven die ze eerder op die dag had bezocht. Ze kreeg weer een antwoordapparaat.
‘Hallo, Gerald,’ zei ze. ‘Met Katherine van Southern Boating. Als je nog vragen hebt over die advertentie, bel me dan gerust op. En niet vergeten: communicatie is het toverwoord.’
‘Ik kan niet toveren,’ zei de bankbediende achter de balie. In de hal van de bank was de luxaflex dichtgedraaid tegen de zon. ‘Herfinanciering kost tijd, zeker als u uw hypotheek wilt verhogen. Ik kan uw aanvraag niet eens in behandeling nemen voor we een rapport van de bouwinspectie hebben.’
‘De inspecteur is gisteren geweest,’ zei Katherine.
‘Heel goed. Fijn.’
‘Hij heeft niets gevonden. Het huis is in uitstekende conditie.’
‘Fijn. Dan zullen we binnenkort wel een rapport van hem krijgen. Tot die tijd zult u geduld moeten hebben.’
‘Ik zal hem bellen dat hij er vaart achter moet zetten.’
‘Het rapport van de taxateur is natuurlijk van nog groter belang,’ zei de bankbediende.
Katherine keek hem aan en zweeg.
‘U zult echt nog even geduld moeten hebben,’ zei de man.
's Middags reed ze over de kustweg naar het zuiden. Rechts lagen het rietland en het mangrovenbos, en aan de andere kant kleine, dichtbegroeide duinen. In de verte hing de zon laag boven de St. John River. Katherine snoof, alsof ze verkouden was. Toen slikte ze, remde af en stopte in de berm. Daar nam ze haar handen van het stuur, legde ze in haar schoot, en begon te huilen. Ze huilde zachtjes en rustig. Toen pakte ze een kleenex, droogde haar tranen en deed de zonneklep omlaag. In het spiegeltje res-
| |
| |
taureerde ze haar make-up, stak een sigaret op en reed door. Aan de oever van de St. John lag de veerpont te wachten. Katherine reed aan boord, trok de handrem aan en stapte uit. Een groot Chinees vrachtschip voer voor haar langs de oceaan op. Aan de overkant van de rivier zag ze de loods- en sleepboten, het drijvende casino en de garnalenvloot van Mayport. Op de casino-boot brandden alle lichten, hoewel de zon nog niet was ondergegaan. Toen de pont dichterbij kwam hoorde Katherine de muziek van het orkestje en het schip stak van wal. Katherine reed de steiger op en parkeerde bij het kantoortje, Voor ze uitstapte keek ze even in het spiegeltje. Achter het loket van de casino-boot zat een blond meisje. Ze had een sigaret in haar ene en de hoorn van een telefoon in haar andere hand.
‘Goedenavond,’ zei Katherine.
‘De boot is al vertrokken,’ zei het meisje.
‘Dat weet ik,’ zei Katherine. ‘Ik wil vragen...’
Het blonde meisje maakte een afwerend gebaar met haar hand.
‘Wacht even, baby,’ zei ze tegen de telefoon. ‘Ik heb hier nog iemand aan de balie. Iemand die de boot heeft gemist.’
Ze keek Katherine aan.
‘We geven geen geld terug als je de boot mist,’ zei ze. ‘Het staat achterop je kaartje.’
‘Ik werk voor Southern Boating Magazine,’ zei Katherine. ‘Ik ben gekomen om over advertenties te praten.’
‘Dan moet je bij de manager wezen.’
‘Precies, jongedame.’
‘En de manager is aan boord,’ zei het meisje en ze maakte een lamlendig gebaar in de richting van de oceaan.
In Mayport zijn meer boten dan auto's. Er zijn tientallen steigers en maar één weg, geen kerk, maar wel drie kroegen, en geen winkels, behalve een slijterij. Katherine kocht rode wijn en een fles wodka en wachtte tot de pont terugkwam van de noordelijke oever.
Ze woonde in een kleine duplex-woning achter het Greyhound-station in Claiborne. Zodra ze thuis kwam luisterde ze haar antwoordapparaat af, maar er waren geen boodschappen. Toen ze naar boven liep om zich om te kleden ging de telefoon. Ze holde zo snel terug naar beneden dat ze struikelde en bijna van de trap viel. De duplex-woning was zo klein mogeljk gebouwd. Er was geen gang en de trap was smal en steil.
| |
| |
‘Katherine?’ zei een mannenstem aan de telefoon. ‘Met Gerald Sands van Hope River Marina.’
‘Hallo, Gerald. Je belt zeker over je advertentie.’
‘Ik zag je in het dorp vanmorgen,’ zei Gerald Sands, ‘en toen keek ik eens goed naar je telefoonnummer en besefte dat je hier vlak in de buurt zit. Ik dacht dat het kantoor van Southern Boating in Fort Lauderdale was.’
‘Ik werk voor mezelf.’
‘Op commissiebasis?’
‘Nattuurlijk. Acquisitie gaat altijd op commissiebasis.’
‘Woon je in Claiborne? Ik zag je vanmorgen op Main Street. Twee keer zelfs. Ik heb gezwaaid en getoeterd, maar je keek niet op of om.’
‘Je had moeten fluiten.’
Gerald Sands schoot in de lach.
‘Dat heb ik afgeleerd toen ik mijn dochter probeerde op te voeden,’ zei hij.
‘Niet gelukt zeker.’
‘Wat?’
‘Dat opvoeden.’
‘Nee, dat is niet gelukt.’
Het was even stil.
‘Hoe lang woon je al in Claiborne?’ vroeg Gerald Sands.
‘Al dertig jaar,’ zei Katherine. ‘Al sinds mijn huwelijk.’
‘Juist ja.’
‘En al twintig jaar sinds mijn scheiding.’
‘Juist ja.’
‘Kom je vaak in het dorp?’
‘Vrij regelmatig,’ zei Gerald Sands. ‘De bank, de ijzerwinkel, dat soort dingen.’
‘Ken je de Cantina Dos Hermanos?’
De Cantina Dos Hermanos was het enige restaurant in Claiborne. Het werd gerund door een Mexicaans gezin dat na een paar jaar seizoensarbeid in Texas naar New York had gewild, maar in Noord-Florida was blijven steken, alsof ze een lekke band hadden gekregen die ze niet konden repareren. Katherine zat te wachten bij het raam. Op haar tafeltje lag een grote stapel papier.
‘Wat is dat?’ vroeg Gerald Sands toen hij binnenkwam. ‘Je memoires?’
| |
| |
‘Het zijn reclamefolders,’ zei Katherine. ‘Maar de drukker heeft er weer een zootje van gemaakt.’
Ze liet Gerald een pamflet zien waarin een huis te koop werd aangeboden.
‘Als ik één ding niet kan uitstaan is het incompetentie,’ zei ze.
‘Het ziet er best aardig uit,’ zei Gerald.
‘Het ziet er niet zo uit als ik had gezegd.’
De eigenaar van de Cantina kwam naar hun tafeltje.
‘Señora Magruder,’ zei hij en hij maakte een buiging. ‘Wie is uw vriend?’
‘Mr. Sands,’ zei Katherine. ‘Een belangrijke zakenrelatie.’
‘Encantado,’ zei de Mexicaan. ‘En beginnen we vandaag zoals gebruikelijk?’
‘Wat wil je drinken, Gerald?’ zei Katherine.
‘Het is nog vroeg,’ zei Gerald.
‘Twee enkele tequila's dan,’ zei Katherine tegen de Mexicaan. Ze stopte de pamfletten in haar tas.
‘Ik wist niet dat je ook onroerend goed deed,’ zei Gerald.
‘Het gaat in één moeite door. Als je toch de hele dag op pad bent kun je er net zo goed een handeltje bij doen. Succes heeft niets met toeval of geluk te maken. In de zakenwereld moet je voordringen. En nu zullen we eens kijken naar die advertentie van je...’
‘Mooi weer vandaag, hè?’ zei Gerald.
‘Heel mooi.’
‘Het is echt prachtig weer.’
‘Wat bedoel je?’
Katherine keek even naar buiten, als om te kijken of ze iets had gemist.
‘Als het zulk weer is,’ zei Gerald, ‘denk ik altijd met leedvermaak aan mijn oude buren en vrienden in New Jersey. Die zijn nu aan het sneeuwruimen. Die moeten de hele winter door de modder en de pekel naar hun werk. Lage grijze luchten. Gure regen en ijzel, maandenlang.’
‘Waar heb je het over?’
‘New Jersey. Ik kom uit New Jersey. En jij?’
‘Hier. Ik woon hier in Hope River.’
‘Je hele leven al?’
‘Voor mijn gevoel wel.’
‘Ben je hier opgegroeid?’
| |
| |
‘Nee.’
‘Waar dan?’
‘Wat bedoel je? Wat doet dat er nou toe?’
Gerald zei niets.
‘Ik kom uit Beaufort, South Carolina,’ zei Katherine. ‘Maar de details ben ik al lang vergeten.’
‘Beaufort, daar ben ik wel eens doorheen gekomen. Ligt er erg mooi, aan het water. Aardige plaats, lijkt me.’
‘Ik zou het niet weten. Ik ben er in geen jaren geweest en ik ging trouwens toch alleen voor begrafenissen.’
De Mexicaan kwam met hun tequila.
‘We willen er nog één,’ zei Katherine.
‘Ik niet,’ zei Gerald. ‘Dank je.’
‘Doe ze dan allebei maar in mijn glas,’ zei Katherine.
Ze keek Gerald geërgerd aan.
‘Wat is dat allemaal voor onzin over Beaufort en New Jersey?’
‘Niets bijzonders. Ik ben gewoon geïnteresseerd in persoonlijke dingen.’
‘Waarom kom je dan niet meteen terzake? Ik ben al jaren gescheiden. Een zoon, het huis uit, praktisch het land uit zelfs. Hij woont in Alaska. Hij is zo ver mogelijk weggegaan zodat hij een excuus heeft om nooit op bezoek te komen. En jij? Jij hebt een dochter.’
‘Ja.’
‘En je bent ook gescheiden?’
‘Mijn vrouw is overleden.’
‘Waren jullie toen nog getrouwd?’
‘Ja.’
‘Wat ongebruikelijk.’
‘Mijn dochter is gescheiden.’
‘Kleinkinderen?’
‘Eentje.’
‘Nou, da's tenminste nog wat.’
De Mexicaan kwam met hun lunch. Katherine keek nog steeds geërgerd.
‘Hebben we nu genoeg persoonlijk gedaan?’
‘Vreet me niet op,’ zei Gerald lachend. ‘Hier is je burrito. Schrijf je ook wel eens voor Southern Boating, of doe je alleen advertenties?’
‘De redactie is helemaal apart.’
‘Ik bedoel, iemand zou een artikel over mijn haven moeten schrijven.
| |
| |
We hebben een zeekoe. Heb je wel eens een zeekoe gezien?’
‘Op televisie.’
‘Wij hebben een echte. Ik heb een paar oude klanten die er al lang voor mijn tijd waren en die zeggen dat er vroeger een heel gezin zeekoeien in Hope River woonde. Maar ze gingen ineens weg en jarenlang was er niets en nu is er één teruggekomen. Hij heet Flip.’
Katherine trok haar wenkbrauwen op.
‘Hij heet Flip,’ herhaalde ze.
‘Ja.’
‘Flip.’
‘Zo noemen we hem. Het is allemaal niet zo serieus bedoeld.’
Na de lunch stonden ze nog even samen op de stoep voor het restaurant.
‘Kan ik je een lift geven?’ vroeg Gerald.
‘Nee, mijn auto staat vlakbij. Je mag mijn tas dragen. Hij is loodzwaar, met al die pamfletten.’
‘Ga je ze nu rondbrengen?’
‘Ja, eerst hier in Claiborne en als ik het voor het donker haal ook in Fernandina.’
‘Good luck.’
‘Met geluk kom je nergens.’
‘Da's waar ook. Je moet voordringen.’
‘Precies. Doe de groeten aan Flip.’
‘Je zou echt een keer moeten komen kijken. Het zijn heel bijzondere beesten. Je hoeft er niet speciaal voor om te rijden, maar als je toch een keer in de buurt bent...’
Hij keek haar spottend aan.
‘Ik bedoel, je moet er vooral niet speciaal voor omrijden.’
‘Je moet niet zo lang wachten met je controle,’ zei de dokter. Hij keek in Katherine's dossier. ‘Op jouw leeftijd moet je eigenlijk elk jaar komen. Om de zaak in de gaten te houden. Het hart gaat wel, het gaat in het algemeen wel, maar je hebt je leeftijd niet meer mee. Afgezien van het roken, natuurlijk, maar daar hebben we het al vaker over gehad. Hoe is het met het drinken?’
‘Goed,’ zei Katherine.
De dokter keek haar aan.
| |
| |
‘Ik ben geen rechter en geen dominee,’ zei hij. ‘Ik hou geen zedepreken en ik vertel niets verder. Ik ben alleen geïnteresseerd in medische feiten.’
‘Het gaat goed,’ zei Katherine.
‘Met mij zou je erover moeten kunnen praten.’
Katherine stond op.
‘Waarom speciaal met jou?’ zei ze. ‘Je bent niet de enige dokter in de gemeente Claiborne.’
Het museum was aan Magnolia Street, in een oud houten huis dat er even zorgelijk uitzag als alle andere oude huizen aan Magnolia Street. Het bordje in de voortuin was zo klein, verkleurd en slecht te lezen dat het leek alsof ze liever geen bezoek kregen. Katherine liep de veranda op en duwde en trok aan de voordeur, die klemde. In de hal, aan een ouderwetse lessenaar, zat een heel klein dametje.
‘Welkom bij de Hope River Historical Society,’ zei ze. ‘U hoeft geen entree te betalen. Na uw bezoek kunt u echter wel een vrijwillige bijdrage leveren.’
Ze gaf Katherine een foldertje.
‘Ik werk voor Southern Boating Magazine,’ zei Katherine.
‘O, how delightful!’ zei het dametje. ‘Gaat u een artikel over het museum schrijven?’
‘Nee, ik doe advertentie-acquisitie. Ik geloof dat het museum erg gebaat zou zijn bij een kloeke advertentie-campagne.’
‘Ik ben maar een vrijwilliger,’ zei het dametje. ‘Over zakelijke dingen moet u met iemand van de familie praten.’
‘De familie?’
‘Dit is het voorvaderlijk huis van het geslacht O'Brien,’ zei het dametje alsof ze in de grand foyer van een plantage uit Gone with the Wind stond in plaats van de vestibule van een oud houten huis vol achterstallig onderhoud.
‘Kunt u een van de nazaten mijn kaartje geven?’ vroeg Katherine.
‘Natuurlijk. En nu u hier toch bent, moet u niet nalaten onze unieke collectie te bekijken.’
Het museum was op de begane grond. Het begon heel gewoon, met een etalagepop die een uniform uit de Burgeroorlog droeg, een grijs uniform natuurlijk, van een zuiderling en erelid van het geslacht O'Brien. Daarnaast hing - er bestond geen etalagepop voor - de donkerblauwe, laag uitgesneden avondjurk van de dikste dame ter wereld. Aan het
| |
| |
velours was met een veiligheidsspeld een in een dof geworden plastic map verpakt krantenartikel uit 1910 bevestigd, waaruit bleek dat de dikste dame niet alleen echt had bestaan, maar ook in Hope River was geweest en daar die jurk moest hebben uitgetrokken. In de tweede kamer van het museum, na een verroest stel houwdegens en hellebaarden en een tafel vol gerei en gereedschap voor het roken van Tallahassee-worsten, was de grootste kunstschat van Hope River tentoongesteld: een verzameling knopen. 40.000 knopen, volgens het foldertje. De oudste en zeldzaamste werden bewaard in met pastorales en veldslagen beschilderde doosjes, maar met de andere was wat gedaan: ze waren op doeken gerangschikt en vastgenaaid in de vorm van Amerikaanse, Engelse, Franse en allerlei andere vlaggen, vele van koninkrijken die al lang niet meer bestaan; in de vorm van een landkaart van Noord-Amerika (staatkundig en natuurkundig); als portret van Washington en Jefferson en diverse andere nationale helden, en van ene Web Younce, die volgens het nogal geheimzinnige onderschrift meer voor de gemeente Claiborne heeft betekent dan velen beseffen; en als kopieën van de Mona Lisa, de Nachtwacht en Het vlot van de Medusa. Allemaal van knopen. De pronkstukken van de verzameling waren volgens het foldertje gemaakt door Miss Eudora O'Brien, die tot haar dood in 1947 had doorgenaaid.
In de laatste kamer, een soort serre, stond een grote metalen kast met weckflessen. Volle weckflessen. Er zaten geen pruimen of abrikozen in, maar inktvissen, hele kikkers, een nest ongeboren muizen, een ongeboren varkentje met twee koppen, diverse slangen, een zeven meter lange lintworm, het hart van een grizzlybeer, de baarmoeder van een ezelin, en een hersentumor. Katherine zag niet onmiddellijk wat het was en de met de hand geschreven kaartjes boven de weckflesen waren oud en verbleekt. Ze dacht eerst dat ze naar een exotische zwam keek, maar het was een tumor uit een mensenhoofd. De hele onderste helft van de kast was gewijd aan tumoren. Ze kwamen overal vandaan, uit een ruggenmerg, een strottenhoofd en een endeldarm, uit levers, longen en testikels. Ze hadden dezelfde bleke grijsbruine kleur als de ingemaakte muisjes en inktvissen.
‘Kom gauw mee,’ zei Gerald Sands. ‘We hebben nog net genoeg licht.’ Hij nam Katherine naar het einde van de steiger. ‘Daar is-ie,’ zei hij en hij wees naar het water. ‘Daar is Flip.’
Onder de steiger dreef een heel groot, grijsbruin dier. Hij had een brede
| |
| |
rug vol wier en zeepokken, een buitenproportioneel grote en onhandige staart en een vormeloze kop met twee bolle neusgaten die hij af en toe even boven het water uitstak om proestend en snuivend adem te halen.
‘Zie je die strepen en richels op zijn rug?’ zei Gerald. ‘Dat zijn littekens. Als een zeilboot tegen hem aan vaart, geeft dat meestal niet, maar die littekens zijn van draaiende schroeven.’
Gerald en Katherine gingen op de steiger zitten. De zeekoe dook regelmatig onder om een hap palinggras te nemen en kwam dan weer aan de oppervlakte om te ademen en op zijn gemak te kauwen.
‘Weet je wat het gekke is met Flip?’ zei Gerald. ‘Hij kijkt je nooit aan.’
‘Waarom zou hij?’ vroeg Katherine.
‘Dolfijnen kijken je altijd aan. Zeehonden ook. Ik heb het op zee vaak genoeg gezien.’
‘Heb je gevaren?’
‘In een van mijn vorige levens. Zelfs walvissen kijken je aan. Recht in je gezicht. En al die dieren zijn verwant aan de zeekoe. Maar Flip kijkt nooit.’
Een jongeman met een zware kartonnen doos kwam de steiger op. Hij liep naar een zeilboot waar al drie andere dozen op het dek stonden.
‘Alles goed, John?’ riep Gerald Sands.
‘Ja, hoor,’ zei de jongeman.
‘Heb je hulp nodig?’
‘Nee, hoor.’
‘Dit is mijn vriendin Katherine. Ze komt naar Flip kijken.’
‘Hallo,’ zei de jongeman terwijl hij aan boord van zijn boot stapte.
‘Wat zit er in die dozen?’ vroeg Gerald Sands. ‘Ze lijken loodzwaar.’
‘Blikken spinazie.’
‘Al die dozen vol?’
‘Spinazie was in de aanbieding,’ zei John en hij kroop met zijn doos de kajuit in.
‘Echt een spraakzame jongen, die John,’ zei Katherine.
‘Hij is heel aardig,’ zei Gerald. ‘Hij is een beetje schuw, maar hij is heel aardig. Hij gaat naar Tahiti.’
‘O ja, natuurlijk. In die zeilboot zeker?’
Ze stonden op en liepen terug naar het kantoortje.
‘Het is echt waar,’ zei Gerald. ‘Hij is al maanden bezig om die boot op te knappen. Hij gaat met zijn vriendin, zegt-ie, maar die heb ik hier in de haven nog niet gezien.’
| |
| |
‘Misschien houdt ze niet van spinazie.’
Gerald joeg een stel pelikanen van het afdak boven de dieselpomp.
‘Het kan, hoor,’ zei hij. ‘Je kan met een betrekkelijk kleine boot naar Tahiti zeilen. Er zijn mensen genoeg die het hebben gedaan. Ik heb er zelf ook wel eens over gedacht, toen ik nog in New Jersey woonde. Maar ik heb nooit het lef gehad.’
Het werd snel donker toen Katherine terugreed naar huis. Er was geen verkeer op de weg uit Hope River en het land was leeg. De enige lichtjes waren van een hoogspanningsleiding die naast de weg door het moeras en het riet stapte. Er vlogen zoveel muggen te pletter tegen de voorruit dat Katherine even de sproeier en de ruitenwissers aan deed.
De hoogspanningsleiding boog af naar het westen en verdween in het donkere rietland. Schermen van grondmist stonden op de weg en Katherine deed het grote licht uit. Toen begon ze ineens te huilen. Ze remde af en stopte in de berm. Ze keek naar de nachtvlinders in het licht van de koplampen en huilde rustig. Ze schrok niet meer als het gebeurde, hoewel ze het nooit van tevoren zag aankomen. Het begon op de raarste momenten, als ze 's avonds laat de vuilnisbak buiten zette bijvoorbeeld. Een keer was ze op weg naar Jacksonville, met de auto, en toen begon het ineens midden op de brug. En de eerste keer gebeurde het toen ze naar de duplex-woning achter het Greyhound-station verhuisde. Ze had een busje gehuurd. Het was slecht weer. Er woei al drie dagen een noordooster en het deed niets dan regenen. Ze was haar spullen aan het uitladen en toen brak eindelijk de zon door. Katherine dacht: dat is hoog tijd ook; ik ben hier per slot van rekening in Florida, en toen begon het. Het huilen. Die eerste keer schrok ze wel, maar daarna wist ze wat het was, al kon ze er niet aan wennen.
Een paar dagen later, toen ze thuiskwam van de supermarkt, was er een boodschap op haar antwoordapparaat: ‘Katherine? Met Gerald. Gerald Sands in Hope River. Is het druk in de advertentiebranche? Hier is het erg rustig. Ik bel om te vragen of je tijd hebt om een keer te gaan eten, in Fernandina Beach of zo.’
Katherine belde meteen terug, maar Gerald was er niet. Ze liet een boodschap achter: ‘Waarom helemaal in Fernandina? Kom maar gewoon hier eten.’
Ze was de hele middag met de auto op pad. Toen ze terugkwam was er
| |
| |
een boodschap van Gerald: ‘Bij jou thuis lijkt me ook heel leuk, maar ik wou je mee uit nemen. Ik bedoel, het was mijn idee. Ik was eerst.’
Katherine belde, maar Gerald nam weer niet op.
‘Wat dacht je?’ zei ze tegen zijn antwoordapparaat. ‘Dacht je soms dat ik niet kon koken?’
‘Ik kan uitstekend koken.’
Ze zaten in de eethoek van Katherine's duplex-woning.
‘Ik geef toe,’ zei Gerald. ‘Het was heerlijk.’
Katherine pakte een sigaret.
‘Ik rook,’ zei ze. ‘Vind je het erg?’
‘Nee,’ zei Gerald. ‘Natuurlijk niet.’
‘Hoe is het met John? Is hij al naar Tahiti vertrokken?’
‘Nee, maar dat kan ook nog niet. Hij heeft het precies uitgekiend. Hij wil in november weggaan, als het orkaanseizoen afgelopen is. Dan zeilt hij naar Panama en gaat in maart door het kanaal. Op de Stille Oceaan vaart hij via de Galapagos Eilanden naar de Marquesa's, met de zuidoost-Passaat in de rug, en dan komt hij in mei in Tahiti aan, als het stormseizoen daar is afgelopen. Het klopt precies.’
‘Wat een belachelijk plan. Volgens mij komt hij niet verder dan de Keys.’
‘Ik vind het niet zo belachelijk.’
‘De Keys zitten vol met dromers op oude zeilboten.’
‘Dat is waar. Mischien komt er allemaal niets van terecht. John heeft een probleem met zijn vriendin.’
‘Ze wil niet mee, natuurlijk.’
‘Zoiets.’
‘Gelijk heeft ze. Mischien kan hij Flip de zeekoe meenemen. Matroos Flip.’
‘Flip wil helemaal niet,’ zei Gerald. ‘Hij lijkt me een heel tevreden beest. Wist je dat de zeekoeien vroeger op het land leefden? Die grote staart, dat waren eigenlijk achterpoten, en ze hebben nog nagels op hun vinnen. Je kan ze bij Flip duidelijk zien. Ze woonden op het land en zijn teruggegaan naar de zee. Oorspronkelijk komen alle dieren uit de zee, natuurlijk, maar Flips voorouders zijn teruggegaan.’
‘Waarom?’
‘Ik weet het niet. Zou er in de zee meer te eten zijn en minder gemoord
| |
| |
worden? Integendeel, zou ik zeggen. De eerste dieren kwamen juist aan land om aan de honger en de haaien te ontsnappen. Maar Flip en zijn vrienden vonden er niets aan hier op het droge. Ze moeten ergens in teleurgesteld zijn geweest.’
Katherine schoot in de lach.
‘Ik kan wel een paar redenen noemen,’ zei ze.
‘Ik ook wel,’ zei Gerald. ‘Ik geloof dat ik wel begrijp waarom hij mij niet wil aankijken.’
Katherine stak nog een sigaret op.
‘Vind je het echt niet erg?’ vroeg ze.
‘Absoluut niet,’ zei Gerald. ‘Mijn vrouw rookte ook.’
‘Een ander merk, hoop ik.’
‘Ja, een heel ander merk.’
‘Maak nog eens een fles wijn open.’
‘Zullen we geen koffie maken? Als ik nog moet rijden zometeen.’
‘Je bedoelt, in het geval dat.’
‘Nou ja.’
‘Je hoeft niet meer te rijden vanavond.’
Gerald keek haar aan en knikte langzaam.
‘We zijn oud genoeg,’ zei Katherine.
Ze leunde voorover over de tafel.
‘Ik geloof,’ fluisterde ze, ‘dat ik nog wel weet hoe het moet.’
‘Dat viel mee, he?’
Ze lagen in Katherines bed op de bovenverdieping van de duplex-woning.
‘Vond je niet?’ vroeg ze.
Gerald lag op zijn rug en glimlachte.
‘Ik moest ineens aan Flip denken,’ zei hij.
‘Ik doe je aan een zeekoe denken? Leuk.’
‘Ik bedoel,’ zei Gerald en hij strekte zijn armen en benen uit, ‘ik besefte ineens dat er veel voor te zeggen is om in de zee te leven. Je hebt geen vacht nodig en ook geen ruggengraat of grote spieren. Je hoeft jezelf niet overeind te houden. Je hebt bijna geen last van de zwaartekracht. Je kan je hele leven lekker in je blootje ronddrijven.’
‘En vreten,’ zei Katherine.
‘Zoveel je maar wil. Je kan zo dik worden als een walvis.’
| |
| |
‘Hoe doen walvissen het?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Zo?’
‘Zou kunnen.’
‘Of zo?’
De volgende morgen reden ze in Geralds auto naar de kust.
‘Hij liet mij met het kind zitten,’ zei Katherine. ‘Hij probeerde niet eens voogdij te krijgen. Jij heb hem gelegd, zei hij. En betalen deed hij ook niet. Ik heb een advocaat achter hem aan gestuurd. Dat kostte me meer dan het ooit heeft opgeleverd, maar ik zou hem krijgen. Dat was een tijdlang het enige waar ik aan dacht: ik zal je krijgen. Maar toen dacht ik: verdomme, je hebt al die jaren dat je met hem getrouwd was al verspeeld, en nu ben je ook de tijd aan het verspelen dat je van hem af bent. Dus toen heb ik besloten om hem radicaal te vergeten. Basta! Afgelopen! Alsof hij met terugwerkende kracht in rook was opgegaan.’
Ze reden door Fernandina en vandaar naar Fernandina Beach.
‘Ik kreeg het huis, natuurlijk, omdat junior bij mij bleef, maar het was meer hypotheek dan huis. Je zat er droog, maar niet warm.’
Ze kwamen langs pensions en kleine motels en een winkeltje met surfplanken.
‘Weet je wat hij mee wilde nemen? De hond. Niet zijn zoon, maar de hond. Daar heb ik een vreselijke ruzie om staan maken, hoewel ik het beest eigenlijk niet kon uitstaan.’
Gerald parkeerde bij het strand.
‘Einde hoofdstuk,’ zei Katherine.
Ze stapten uit en liepen over een pad van houten vlonders dat tussen twee lage duinen naar het strand leidde. Er stond veel wind, pal uit het oosten en de branding strekte zich honderden meters uit tot aan de rand van de Golfstroom. Katherine gaf Gerald een arm.
‘Ander onderwerp,’ zei ze, ‘en vlug een beetje.’
‘We lagen voor anker op de rede van Callao,’ zei Gerald, ‘en midden in de nacht kwam er een roeiboot naar ons toe.’
Ze zaten in een restaurant aan de kustweg en keken uit over de zandplaten bij het zeegat van Claiborne.
‘Het was windstil en volle maan. De schipper had de wacht verdubbeld,
| |
| |
zowel op de brug als aan dek. Het was in de tijd van de interventie in de Dominicaanse Republiek en iedereen was zenuwachtig. Het roeibootje kwam dichterbij en we zagen dat er een man en twee kinderen in zaten, een jongen en een meisje. De man zwaaide en groette ons. Buenas noches, marineros! riep hij en toen begonnen de kinderen muziek te maken. De jongen speelde gitaar en het meisje viool en de vader roeide ze om ons schip heen. We waren allemaal zo verbaasd en opgelucht dat we snel geld inzamelden, en flink wat ook, en eten en een fles whisky en sigaretten en snoep voor de kinderen. We deden het in een zak en lieten het over de railing zakken. De vader bedankte ons en de kinderen bleven spelen toen ze wegroeiden. We stonden bijna te janken op het dek. Het klonk heel mooi; muziek doet het goed op het water. Maar het klonk ook heel triest en eenzaam en zeelui zijn van nature al ontzettend sentimenteel.’
Katherine wenkte naar de ober.
‘Jij rijdt, hè?’ zei ze tegen Gerald.
‘Ja, da's goed.’
‘Ik wil nog een glas wijn. Hoe lang heb je gevaren?’
‘Tot ik getrouwd ben. Varen is niet goed voor je huwelijk.’
‘Waar is je vrouw aan overleden?’
‘Kanker.’
‘O.’
‘Ik zal je de details besparen,’ zei Gerald.
Aan het eind van de middag reden ze terug naar Claiborne. De zon scheen van opzij tegen de wolken die op lange oranje strepen leken.
‘Waar gaan we naar toe, mevrouw?’ zei Gerald.
‘Ik weet het niet, chauffeur,’ zei Katherine.
‘Kom je nog wat drinken in de haven? Dan kunnen we kijken of John al naar Tahiti is vertrokken.’
‘Ja, da's goed.’
Drie kleine Sitka-herten die in het veen langs de weg stonden te grazen staken hun koppen omhoog en sloegen op de vlucht. Ze probeerden eerst harder te rennen dan de auto en sprongen toen weg het rietland in. Katherine ging rechtop zitten. Ze voelde een huilbui aankomen.
‘Gerald?’ zei ze, maar ze keek hem niet aan. Ze keek recht door de voorruit van de auto. ‘Rij maar meteen terug naar het dorp.’
‘Wat bedoel je?’ zei Gerald verbaasd.
| |
| |
‘Precies wat ik zeg.’
Gerald ging langzamer rijden en probeerde haar aan te kijken.
‘Je zou nog meegaan naar de haven,’ zei hij.
‘Ik ben van gedachten veranderd,’ zei Katherine
‘Zomaar?’
‘Ik heb nog een hoop werk te doen.’
‘Nu nog? De dag is bijna om.’
Katherine bleef strak voor zich uit kijken.
‘Moet ik het voor je spellen?’ zei ze.
‘Waarom ben je ineens zo kwaad?’
‘Ik vroeg of ik het voor je moest spellen.’
‘Nee, laat maar.’
Gerald reed het dorp in en stopte voor de duplex-woning.
‘Ik bedoel,’ zei Katherine, ‘je bent dus een keer blijven slapen. Big deal. Dat betekent niet dat ik dag in, dag uit tegen je aan wil kijken.’
De lamp was kapot. Ze wilde het licht in de kamer aandoen en de lamp flitste even en ging toen met een plofje uit. Ze deed het licht in de eethoek aan, maar in de kamer bleef het half donker. Ze pakte een nieuwe lamp uit een kastje in de keuken en sleepte een stoel onder de plafonnier. Ze deed haar schoenen uit, en toen ging ze op de bank zitten. Ze wilde huilen, maar er kwam niets. Ze pakte de afstandsbediening van de televisie en deed 'm aan en onmiddellijk weer uit toen een keiharde, wild bewegende en felgekleurde commercial de kamer binnenviel. Ze legde de afstandsbediening weg. Toen keek ze naar de gloeilamp in haar andere hand, en naar het donkere plafond.
‘Shit!’ zei ze hardop, bijna even hard als de televisie, en ze gooide de lamp kapot tegen de muur. Ze stond op, liep naar de keuken en pakte een fles wodka uit het vriesvak. Ze tilde de fles op, alsof ze hem net zoals de gloeilamp tegen de muur wilde gooien, drukte toen het koude glas tegen haar wang, en ging terug naar de donkere kamer. Ze pakte een glaasje uit het buffet en ging zitten, niet op de bank, maar midden op de salontafel.
Ik moet de scherven van die lamp opvegen, dacht ze.
Ze keek naar het raam. De gordijnen waren nog open en buiten was het bijna donker.
Moet je luisteren, Gerald. Ik wil niet kattig doen en ik vind je een aardige man.
| |
| |
Katherine snoof en lachte.
Een beetje saai, dat wel. Een beetje zacht. Proost, Gerald. Ik moet de scherven opvegen. Zometeen trap ik erin.
Ze stond op.
Gerald en Katherine.
Ze rekte zich uit, met haar armen wijd, en boog toen voorover en probeerde haar voeten aan te raken, alsof ze gymnastiek deed.
Je moet op je hoede zijn, Katherine. Als je niet op je hoede bent, stink je erin. Je stinkt erin als je trouwt en als je de leugens van je kind gelooft en als je naar de bank gaat voor een lening en de eerste keer stink je erin als je gelooft wat je vriendje zegt.
Ze zakte een stukje door haar knieën, kreunde in protest, en kwam weer overeind.
Dat was een mooie toespraak, Katherine.
Ze ging weer op de salontafel zitten en schonk haar glaasje vol.
Vind je ook niet, Gerald? Ik hoop dat je goed hebt geluisterd. Je moet niet twee keer achter elkaar dezelfde fout maken, dat bedoel ik. Dat moet je althans proberen. Als het me altijd was gelukt had mijn leven er anders uitgezien.
Ze dronk het glas leeg, zette het te dicht op de rand van de tafel, waardoor het eraf viel en naar een hoek van de kamer rolde.
Katherine grinnikte en pakte de wodkafles. Ze schonk voorzichtig de draaidop vol, maar toen ze er uit wilde drinken sneed de scherpe rand in haar lip. Op dat moment begon het huilen. Ze zat rechtop op de salontafel en huilde en proefde het bloed van de snee in haar lip in haar ene en het zout van haar tranen in haar andere mondhoek.
Ze pakte een jas, trok de voordeur achter zich dicht en liep snel naar haar auto. Ze startte de motor en restaureerde in het spiegeltje, bij het binnenlicht, haar make-up. Toen deed ze de koplampen aan en reed naar Main Street. Er was bijna geen verkeer en de straat leek veel breder dan normaal. Ze passeerde de Cantina Dos Hermanos, de bank en het gemeentehuis. Alle gebouwen waren verlicht, maar er was niemand te zien. Buiten het dorp gaf ze gas en deed het grote licht aan. Ze kwam geen enkele andere auto tegen en het rietland was zwart en leeg. Een brede mistbank lag over de weg en over het rietland aan weerskanten. Katherine dimde haar lichten tot ze er doorheen was. Even later moest ze
| |
| |
door een tweede mistbank. Ze dimde haar lichten opnieuw en tuurde naar de witte strepen die links van haar motorkap wegschoten. Ze ging niet langzamer, maar harder rijden, om snel door de mistbank heen te zijn. Toen ze weer in het heldere donker was stak een Sitka-hert met drie hoge sprongen de weg over. Katherine trapte op de rem. De banden gierden op het asfalt en de auto slipte, maar bleef op de weg. Zodra ze stilstond maakte Katherine geschrokken haar veiligheidsriem vast. Toen legde ze haar handen in haar schoot, deed haar ogen dicht en ademde langzaam, met een zucht uit. Ze pakte een sigaret, maar voor ze hem aanstak keek ze ongerust om zich heen. Ze stond dwars midden op de weg. Ze schakelde, stuurde naar de kant en reed langzaam door.
Een geluk bij een ongeluk, Katherine, zei ze tegen zichzelf. Je bent in één klap nuchter.
De mistflarden volgden elkaar met grote regelmaat op. Katherine tuurde over het stuur en schakelde haar grote licht voortdurend aan en uit.
Waar is die ellendige haven van je, Gerald? Je zou een paar fikse borden langs de weg moeten zetten. Communicatie is het toverwoord.
Ze dacht dat ze aan de overkant een zijweg zag die ze herkende, deed haar richtingaanwijzer aan en besefte toen dat ze zich vergiste. Ze keek weer naar voren, dacht even dat ze al voorgesorteerd had en stuurde naar rechts. Zodra ze de berm onder haar banden voelde probeerde ze terug te sturen, maar haar rechtervoorwiel sprong van de weg en trok de rest van de auto mee. Katherine liet het stuur los, trapte met twee voeten op de rem en sloeg haar armen voor haar gezicht. De auto kaatste tegen een kale boomstam. Een van Katherine's enkels klapte dubbel toen haar benen naar voren schoten. De rechterkoplamp doofde uit en de motorkap en beide voordeuren klapten open. Toen bleven de wielen steken in de drassige grond. De andere koplamp scheen op een groep dode cypressen die met hun witte stammen in het water van het rietland stonden. Katherine's voet deed pijn, en ook haar schouder en haar borst, op de plaats waar de veiligheidsgordel haar had opgevangen. Ze moest een paar keer kuchen en slikken om het gesuis in haar oren te verjagen. Toen hoorde ze geschreeuw van grote vogels. Het waren gieren die in de cypressen sliepen en door de botsing waren opgeschrikt. Ze vlogen klapwiekend en schor krijsend rond boven de auto en gingen pas weer op hun takken zitten toen Katherine de koplamp uitdeed. Toen begonnen de krekels te snerpen en doordat het zo stil en donker was leken ze veel tal-
| |
| |
rijker dan in het dorp. Het geluid golfde door het rietland alsof er honderden kleine rateltjes werden doorgegeven. Katherine wachtte. Ze dacht even dat ze in de verte een motor hoorde, maar het was het lage gezoem van wolken van muggen in het moeras.
‘Een hert?’ vroeg de rechter.
‘Hij stak vlak voor mijn auto de weg over,’ zei Katherine. ‘Ik kon hem nog net ontwijken, maar toen begonnen we te slippen.’
‘U heeft het hert niet geraakt?’
‘Nee, net niet.’
‘Dat is fijn voor het hert,’ zei de rechter, ‘maar jammer voor u.’
Hij zat op een verhoging achter een brede lessenaar en las voor van een papier dat Katherine niet kon zien.
‘Verklaring van luitenant Philip O'Donohue, gemeentepolitie Claiborne: Wij troffen mevrouw Magruder aan in de berm van Highway 43, een halve mijl voor de afslag naar Hope River. Haar motorvoertuig was door onbekende oorzaak van de weg geraakt. Mevrouw Magruder, de enige inzittende van het motorvoertuig, vertoonde geen tekenen van ernstige verwondingen, afgezien van een ogenschijnlijk verstuikte enkel. Mevrouw Magruder legde een onsamenhangende verklaring af. Zij was duidelijk onder de invloed van alcohol.’
‘Dat is niet waar,’ zei Katherine.
De rechter las door: ‘Mevrouw Magruder is woonachtig et cetera, et cetera. De schade aan het motorvoertuig et cetera. Mevrouw Magruder verzette zich tegen een ademtest. Zowel haar gedrag als haar woorden als de geur van haar adem...’
‘Onzin,’ riep Katherine.
‘Verklaring bevestigd door patrouille-agent Walter Whitman, gemeentepolitie Claiborne, ooggetuige, en opgemaakt op het hoofdkwartier et cetera, et catera. Luitenant O'Donohue is soms wat lang van stof.’
De rechter keek Katherine aan.
‘U was dronken, mevrouw Magruder.’
‘Dat is niet waar,’ zei Katherine.
De rechter knikte langzaam.
‘Ik doe dit werk al een hele tijd. Ik heb hier nog nooit een dronken automobilist gehad die het met de verklaring van de politie eens was.’
Hij pakte zijn hamertje en sloeg als een veilingmeester op zijn lessenaar.
‘U wordt veroordeerd tot zestig uur vrijwilligerswerk en verplichte counseling. Uw rijbewijs is voor drie maanden ingetrokken. Wie volgt?’
| |
| |
‘Dat kan niet,’ riep Katherine. ‘Ik ben makelaar en acquisiteur. Ik ben voor mijn levensonderhoud van mijn auto afhankelijk.’
‘Daar had u eerder aan moeten denken.’
‘Kunt u mijn rijbewijs niet voorwaardelijk opschorten? Kan ik geen boete betalen of zoiets?’
‘Wie volgt?’
‘Ik protesteer!’
De rechter zuchtte.
‘Tel uw zegeningen, mevrouw Magruder,’ zei hij. ‘Voor hetzelfde geld was u niet tegen een boom, maar tegen een andere auto aan gereden. Een auto met een jonge moeder, een hond en drie kleine kinderen. Wie volgt?’
‘De gevolgen zouden nauwelijks te overzien zijn,’ zei de advocaat.
Hij zat in zijn kantoortje tegenover het gerechtsgebouw. Achter zijn rug, op een plank aan de muur stonden zijn diploma's en een reeks trofeeën van kegelwedstrijden.
‘U zou niet alleen uw rijbewijs voor onbepaalde tijd kwijtraken, maar ook de gevangenis indraaien.’
‘Als ze me pakken,’ zei Katherine.
‘Drie maanden is een hele tijd,’ zei de advocaat. ‘U hoeft maar één keer te hard te rijden of fout te parkeren, en u bent erbij. En als u zonder rijbewijs rijdt, rijdt u ook zonder verzekering. Een ongeluk, zelfs een kleintje, zou een financiële doodklap kunnen zijn.’
‘Dus je raadt het me niet aan,’ zei Katherine.
‘Dat is een understatement.’
‘Kan ik tegen het vonnis in beroep gaan?’
‘Natuurlijk, dat is uw recht, maar u heeft geen schijn van kans. Florida heeft een strenge wet tegen rijden onder invloed. Een van de strengste in het land.’
‘Nou, bedankt voor je hulp,’ zei Katherine terwijl ze opstond en op haar zere enkel naar de deur hinkte.
‘Tot uw dienst,’ riep de advocaat haar na. ‘Zoals u weet is het eerste consult altijd gratis.’
‘Het is vrijwel gratis,’ zei Katherine. Ze zat met de telefoon in de eethoek van haar duplex-woning. ‘En ik wil nogmaals benadrukken dat ik niet bel om iets te verkopen, maar alleen om u informatie te geven. De gouden
| |
| |
Master Card van Bel-Air biedt u niet alleen een crediet van tienduizend dollar, maar ook alle andere diensten en voordelen die u van Master Card gewend bent. En dan denkt u natuurlijk meteen: credit-check! Hallo? Nog één ogenblik! Een credit-check is voor deze speciale aanbieding namelijk niet noodzakelijk en... Hallo? Hallo?’
Katherine legde de hoorn neer. Op de eettafel lag een dikke computeruitdraai met namen en telefoonnummers. Ze streepte een naam door en belde het nummer van de volgende.
‘Met Katherine Magruder van Bel-Air Master Card,’ zei ze. ‘Van harte gefeliciterd! U bent met een kleine groep andere Floridianen uitverkoren voor een speciale aanbieding... Hallo? O. Is je vader of je moeder thuis? O. Nou, bedankt.’
Ze belde het volgende nummer.
‘Met Katherine Magruder van Bel-Air Master Card,’ zei ze. ‘Van harte gefeliciteerd! Hallo? U bent niet jarig? Ha, ha! Nee, ik ben ook niet jarig. Ik ben nog lang niet jarig, maar ik praat altijd graag met mensen die gevoel voor humor hebben. En ik kan u vertellen dat u met een kleine groep andere Floridianen... Hallo?’
Ze stond op en liep hobbelend op haar zere voet naar de keuken. Ze pakte een fles wijn en een glas. Toen ging de telefoon.
‘Hallo?’ zei ze.
‘Eindelijk!’ riep Gerald Sands aan de andere kant van lijn. ‘Mens, je bent al de hele dag in gesprek.’
‘Hallo, Gerald. Wat een verrassing.’
‘Het leek wel of je de hoorn van de haak had gehaald.’
‘Ik was aan het werk,’ zei Katherine. ‘En ik verwachtte niet dat je nog zou bellen.’
‘Waarom niet? Omdat je vorige week uit je slof schoot? Dat overkomt mij ook wel eens. Daar doe ik niet moeilijk over.’
‘Ik meende het.’
‘Natuurlijk. Op dat moment. Maar dat is alweer lang geleden. Hoe dan ook, ik bel ergens anders over. We hebben hier in de haven een feestje morgenavond, want John vertrekt. Herinner je je John? Die jongen die naar Tahiti wil. We hebben het over hem gehad.’
‘Is zijn vriendin eindelijk komen opdagen?’
‘Nee, hij gaat alleen. Hij heeft een mechanische zelfstuurinrichting op zijn boot gemonteerd.’
| |
| |
‘Een wát?’
‘Een soort automatische piloot, zodat hij af en toe het roer los kan laten om te slapen. Chichester, die solo de wereld rond is gezeild, had ook zoiets.’
‘Het lijkt me een heel eind, in je eentje naar Tahiti.’
‘Dat zei ik ook tegen hem, maar John zei: het is even ver met z'n tweeën. Hij is echt vastbesloten om te vertrekken. Hij heeft zijn auto al verkocht en alles wat hij niet meeneemt hier in de haven aan mensen cadeau gedaan. Hij gaat echt. Daarom geven we morgen een feestje.’
‘Ik denk niet dat ik kan komen,’ zei Katherine.
‘Waarom niet? Ik reken op je.’
‘Ik heb het erg druk. Ik ben een nieuw agentschap begonnen. Bovendien is mijn auto in de garage.’
‘Pech, of gewoon een servicebeurt?’
‘Een botsinkje. Ik kwam van de week terug uit Mayport, 's avonds laat, en er stak ineens een hert over. Ik kon hem nog net ontwijken, maar ik ketste wel tegen een boom.’
‘Jezus! En jij?’
‘Niets. Geen schram.’
‘Gelukkig maar. Moet je luisteren, als je geen auto hebt kom ik je wel even halen.’
‘Dat hoeft niet. Ik denk dat de auto morgen wel klaar is. De schade viel erg mee.’
‘Dus je komt?’
‘Ik zal het proberen.’
‘Ik reken op je, hoor. En Flip ook.’
Gerald Sands belde de volgende middag weer. Katherine was thuis, maar ze nam de telefoon niet op. Ze zat met een glas wodka op de bank en luisterde terwijl Gerald een boodschap achterliet: ‘Katherine? Ik bel even voor de zekerheid om te kijken of je een lift nodig hebt. Heb je je auto terug? Bel maar gauw even, en anders tot straks.’
Proost, Gerald.
Het was schemerig in de kamer. Katherine had het licht nog steeds niet gerepareerd. Ze grinnikte even.
Proost, Flip.
Ze tilde haar glas op, dronk het leeg en vulde het meteen weer bij. De wodkafles stond voor haar op de salontafel.
| |
| |
Ik was graag naar jullie feestje gekomen, maar er kwam wat tussen. Een onvoorziene omstandigheid. Doe John maar de groeten van me en wens hem behouden vaart. Heeft hij wel aan de haaien gedacht? Hij moet voorzichtig zijn, want op de weg naar Tahiti stikt het van de haaien.
Ze deed de televisie aan en keek naar een komische serie tot ze misselijk werd van het gelach.
Vanavond, Katherine, ga je vroeg naar bed.
Ze dronk haar glas leeg, zette de fles terug in de ijskast en ging naar boven. Ze liep de trap niet op, maar klom, op handen en voeten. Ze was dronken, de trap was erg steil en haar enkel deed nog steeds zeer. Boven deed ze alleen haar schoenen uit. Toe ging ze op haar rug op het bed liggen.
Ik slaap.
Ze had geen licht aan gedaan. Buiten was het al lang donker.
Ik droom. Over mijn oom. In de appelboom.
Toen ze haar ogen dichtdeed zag ze het varkentje met de twee koppen en de ongeboren muisjes en de tumoren uit het museum aan Magnolia Street. Ze zaten niet langer gevangen in hun weckflessen maar leken door de kamer te zweven. Katherine draaide op haar zij, zette haar voeten op de vloer en kwam overeind. Ze liep op de tast door de donkere kamer naar de trap. Ze schoof haar goede voet vooruit tot de rand van de bovenste tree. Ze keek even over haar schouder, alsof ze bang was dat ze door de ingemaakte gedrochten werd achtervolgd, en stapte met haar andere voet, de voet met de zere enkel, naar beneden. De enkel schoot met een pijnsteek opzij. Katherine verloor haar evenwicht, viel eerst tegen de reling en toen voorover. Haar knieën kaatsten twee keer op de treden terwijl ze omlaag stortte. Ze probeerde de reling te grijpen, miste, en onderaan de trap sloegen haar rechteroor en de zijkant van haar hoofd plat tegen de linoleum vloer.
De vloer was koud tegen haar wang. Ze probeerde haar hoofd op te tillen, maar haar oor zat vast aan het zeil en pijn schoot door haar slaap en haar nek. De telefoon ging en Katherine deed haar ogen open. De zon scheen door het woonkamerraam in haar gezicht en ze besefte dat ze al vele uren onderaan de trap lag. Haar oor zat vast in een plak opgedroogd bloed.
‘Goedemorgen, Katherine,’ zei Gerlad Sands tegen het antwoordapparaat. ‘We hebben je gemist gisteren. Bel je even terug? Ik moet morgen of overmorgen toch naar de bank en ik dacht, misschien kunnen we weer
| |
| |
lunchen bij de Mexicaan. Ik kom je wel halen als je auto nog niet klaar is.’
Hij viel stil, maar hing niet op.
‘Moet je luisteren, Katherine,’ zei hij ten slotte. ‘Misschien ben ik wel hardleers. Misschien heb ik wel wat gemist. Een hint of zoiets. Ik ben niet zo'n slimmerik. Ik ben niet zo handig in dit soort dingen. Nou ja, dit is een boodschap van Gerald. Je hebt mijn nummer.’
Wat is het nummer van de ambulance? 911? Dat is de politie. Ik moet een ambulance bellen.
Katherine trok haar oor los van het zeil. De pijnsteek door haar nek was zo scherp dat ze bijna haar bewustzijn verloor. Ze bleef liggen om op adem te komen en haar oor begon weer te bloeden.
Misschien ben ik wel in levensgevaar.
Ze zag de kamer heel helder voor zich, alsof er ineens sterke lichten aangingen en haar ogen drastisch waren verbeterd.
Misschien ben je wel in levensgevaar.
Ze hield haar hoofd heel stil, om nieuwe pijnscheuten te voorkomen, maar toen ze naar de bank probeerde te kruipen kwam de pijn onmiddellijk terug. De kamer werd weer vaag en even later donker en toen zwart, hoewel buiten de zon bleef schijnen.
Het schijnt de wond schoon te maken.
Katherine zat met haar rug tegen het muurtje dat de keukenhoek scheidde van de kamer. Ze hield een lap tegen haar bloedende oor. Met haar andere hand reikte ze boven haar hoofd en trok aan het snoer van de telefoon. De telefoon viel van het buffet op de vloer, het antwoordapparaat begon te knipperen en te piepen en stopte pas toen Katherine de mini-cassette eruit haalde.
Je moet de ambulance bellen.
Ze draaide het nummer van Hope River Marina. De telefoon ging vier keer, en toen kreeg ze Geralds antwoordapparaat.
‘Hoi, Gerald,’ zei ze en haar stem klonk heel zacht. ‘We praten weer lekker langs elkaar heen, hè? Ik wou even weten of John vertrokken is. Ik geloof het nog steeds niet. Is hij echt naar Tahiti?’
Ze legde de telefoon neer.
Misschien ben je echt in levensgevaar.
Ze deed haar ogen dicht en het leek even of ze glimlachte.
| |
| |
Even schenen de koplampen van een passerende auto de kamer in. Toen was het weer donker. Katherine lag op haar zij. Ze had haar knieën opgetrokken tot aan de bloedplas rond haar hoofd. De telefoon ging, maar het antwoordapparaat reageerde niet meer en het bellen hield ten slotte op. Toen klonk er een prachtige heldere stem met een Brits accent.
‘Van harte gefeliciteerd!’ zei de stem. ‘Vandaag bent u met een kleine groep andere Floridianen uitverkoren.’
|
|