Bunker Hill. Jaargang 5 (nrs. 16-18)(2002)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] Mark Boog ∼ Ergens Ergens, een dezer dagen, is opgestaan in een misschien ver land de stoomwalsbestuurder die op zoek is nu naar de stoomwals in de hoek van deze kamer, en al langer is de sloper wakker, al hangt aan een zware, ijzeren ketting voor ons raam de sloopkogel nog stil, te glanzen in de nazomerzon. Uit alle windstreken trekken op de werklui, als was hier een feest, een volkstelling, een jaarmarkt, laten sporen van gedaan werk, van opgeknapte karweitjes na. Die heilige stilte, met erin, de stilte ontvouwend tot op haar grootst, de dunne vogels, en dat magere licht, trillend van ouderdom. [pagina 75] [p. 75] Buitenlucht Mijn ademen van buitenlucht, hoewel ik binnenzit, is wat mij bindt aan het omringende. Mijn blikken vullen deze kamer met een meubilair dat niet van deze wereld is, maar van de echte. Het troost, dat met lichtbeelden deze ruimte ruimte wordt, betoverd wordt tot winters landschap, zoals buiten zichtbaar. De wortels van de buitenlucht: de bronchiën in mijn borst. Onlosmakelijk, alles, maar niets verloren. Het uitzicht is onze bloeiwijze. [pagina 76] [p. 76] Hier, nu Hier, nu, waar de gesprekken belangrijk zijn, beproevingen van vriendschap, peilingen van diepten, waar onze aanwezigheden tastbaar zijn als de glazen op tafel, waar de tijd suist in de verzamelde werkende apparaten, waar de blikken zich doelgericht door de lucht werken, waar ons de zwaartekracht op onze relatieve jeugd wijst, waar de handgebaren veelbetekenend en tegenwoordig zijn, hier nu, zijn wij niet. Wij komen zo, zijn net weg, hebben onze jassen al weer aan of bevinden ons nog buiten. Onze soms bijna doelbewuste slordigheid tast ook de ruimte en het tijdstip aan, legt al een hand op jou zelfs, die gebeeldhouwd binnen zat. [pagina 77] [p. 77] Je verplaatsingen Laat je zakken uit deze dag tot in een hangmat van stilte. Je verplaatsingen waren zo doelmatig en vanzelfsprekend dat bijvoorbeeld mij de tranen in de ogen sprongen, de woede in de vuisten. Je mag rusten, zomaar drank aannemen. Ik gun je eelt. Verdraag het woeden van de wereld op je eigen achteloze wijze, verdraag mijn blikken evenzo, beteken niets dan voor jezelf jezelf en voor mij alles. Dat het zo moge zijn. Maar je springt op, de dag net voor, en verricht de altijd noodzakelijke handelingen van berusting; die, als eenvoud onbereikbaar, ik vergeten moet, omwille van de straffeloosheid. Vorige Volgende