Bunker Hill. Jaargang 5 (nrs. 16-18)(2002)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Ilja Leonard Pfeijffer ∼ krachtiger nu te zingen domme dolores want jij hoost maar lijfjes heus te over heus met dingen erop en ik was jou middeleeuws verkloosterd in kemelkleed en boetecel knielde voor jouw altaar bloedde uit twee ogen oogde gebogen zong jouw lauden en kon in de nacht niet slapen van gebroken knieën en rauwe wonden op mijn rugplank maar nieuwer nu te zingen zonder eeuwige handen als bedelnap verkrampt dit lied van nu af aan om rechtop man in cirkels draait met oog voor proporties en klassiek wedergeboren perspectief die oker en indigo jurkjes oplicht bij het leven en schuimend naaktschildert door de straten dus regen maar dolores eis witte hertenvoet speel schaak op zwevende borden en smelt troubadours uit de verte ik zing van nu af vollere borsten voor het grijpen met beide grage handjes van plezier want heus soepele lijfjes te over met heus de juiste heus wel vrouwenwijfjesdingen [pagina 25] [p. 25] rot mij uitgevroten hangen in de nacht hang mij aan touwen spuug vloektaal in zondvloed om mijn oren sla mij hard om oren gal mij uit zuur melk en schrompel mij dat zou ik oten dat zou ik jou in dee teneergeslagen schuldiger pleiten dan jij wroet maar dit dit mij moed ontzeggen onder klare lucht zonder gevaren dit oordeel zonder zelfs een schijnproces hangt mij lucht uit keel dat ik moedeloos opstandig hap naar woorden een vastgelopen mensenhaai op het naaktstrand woedend hap naar woorden [pagina 26] [p. 26] zij verdient beschrijving want negerinkleurig staat ze tieten te hebben voor halve vrienden en ze heeft gelijk want daar gaat het om terwijl ik nauwelijks leesbaar in staat ben mijn eigen handschrift te schrijven besluit ik tollend op mijn billen tot verval der zeden want deze kruk is capri ik caligula der dertienhonderd roeden en ik beveel haar mij te zien zitten [pagina 27] [p. 27] morgonder mijmert moeiteloos donkere liefde onder dekens terwijl algruel kniest van de drank hoe zacht en zinnig meandert hij zich het blauwende bad in vol bitter gemis gemorrel aan sloten van kerkers en oud- duitse geluiden want hij morgondert groots en weergaloos de nacht onder lakens van jute en algruel blaast woedende draken de nacht in breekt zijn stem in kwade hoest drinkt haarballen zijn kop in eist op zuurgezakte toon hoogpotig naakte meisjes op maar hij stinkt naar verschaalde fabeldieren uit zijn mond sta jij hemeltergend mij voor ogen als een foto waaruit jij bent weggeknipt een raam waar jij zojuist nog achter leek te staan een droom die waar blijkt bij ontwaken en ik hul mij in gepluimde bottines strijk de nacht op pruttel smart verzuip de motor strand oeverloos in de waan van de meistersinger die dorst naar zure wijn met blanke maagden onder dekens als een mummie met jeuk maar ik stink en hoest jou op Vorige Volgende