| |
| |
| |
Mario Giordano
Midwinternacht
vertaling: jacco de lange
Mika Saarinen schakelde de motor van zijn oude Volvo uit en op slag werd het koud in zijn auto. Mika leunde achterover en luisterde naar de aangenaam parelende stem van Ari Kilpinen, die maar een paar straten verderop vanuit zijn omgebouwde garage uitzond.
‘Goedemorgen, vrienden, hier Radio Pyhälunturi, de stem van de toendra, de ijsbreker der harten met het belangrijkste nieuws. De temperatuur is op dit moment 21 graden onder nul, zonsopgang vandaag is om 11:41, zonsondergang om 12:13. Niet echt veel, vrienden, maar binnenkort is het weer Kerstmis, en dan...’
Mika zette de radio uit en kreunde. Weer zo'n dag, die maar niets wilde worden. Er kwam maar geen einde aan die vervloekte poolnacht. Mika wreef een kijkgaatje in de beslagen ramen en keek naar het kleine houten huis aan de overkant met het verlichte venster. Daar zat ze aan het ontbijt. Olga Kettounen. Het mooiste meisje van Pyhälunturi, het mooiste meisje ten noorden van de poolcirkel, ten minste van heel Finland. Heel Pyhälunturi sprak alleen nog maar over deze jonge lerares, die aan het begin van de winter vanuit Helsinki naar het krap tweeduizend zielen tellende gat, dat eigenlijk alleen maar een vliegveld was, overgeplaatst was. Zwarte haren, glanzende huid, Mongools aandoende ogen en wangen. Oneindig mooi, oneindig raadselachtig en oneindig alleen. Een zwaarmoedige onbereikbare ster met een geurende zweem van warmte en parfum, die elk van haar zachte bewegingen leek te volgen. De mannen in Pyhälunturi waren gek geworden. Gewoon gek. Ook Mika.
De deur van de bijrijder ging knarsend open. Pekka Ervi perste zijn kolossale postuur naar binnen, gromde en sloeg de deur weer dicht. Mika keek hem nauwelijks aan. Van voren kraakte de snel afkoelende motor.
‘Niet goed om hier te wachten, Mika.’
| |
| |
‘Weet ik.’
Pekka brieste. ‘Ik bedoel, ze zal je toch niet zien. Jij zal hier zitten en gewoon bevriezen in je wagen, en ze heeft je niet eens opgemerkt. Niet goed.’
‘Weet ik.’
En weer het zwijgen. De beide mannen keken naar het huis met het verlichte venster, waar je een prachtige schaduw heen en weer zag gaan.
‘Het heet White.’
Mika zei niets.
‘Ik bedoel, haar parfum.’
‘Weet ik,’ loog Mika.
Een kaneelachtige, warme, zware geur. Onmiddellijk zwollen Mika's neusvleugels op. Onmiddellijk was ze in de auto, vulde ze de ruimte, geheel en al, liet zich inademen, tot ze helemaal van haar vervuld waren.
‘Krijg je alleen in Helsinki, zoiets. En duur. Man, wat duur!’
Pekka duidde het met zijn handen aan, alsof hij een vis beschreef. Mika zei niets.
‘Ik heb het besteld.’
Mika draaide zich om en ademde uit. ‘Jij. Hebt. Het. Besteld.’
‘Ik. Heb. Het. Besteld! Komt met het volgende vliegtuig.’
Mika wendde zich weer af. ‘White!’
Het zwijgen knisperde tussen hen in als de ijsbloemen op de ramen.
‘Ach, verdomme,’ zuchtte Pekka plotseling. ‘Ik leg die rommel voor haar deur en durf er waarschijnlijk niet eens een onnozel kaartje bij te schrijven. Ik leg het gewoon neer en misschien vertelt ze een keer in de winkel dat iemand iets bij haar voor de deur heeft neergelegd, en glimlacht ze. Glimlacht ze eventjes, niets bijzonders... Heb je weleens gezien hoe ze glimlacht, Mika?’
De eindeloze duisternis, die de mensen met de dag zwijgzamer maakte, scheen op te lichten wanneer Olga zich van haar huis naar de school haastte, of wanneer ze even naar Yrjo Aasikiri's winkel aan de overkant ging om sinaasappels te kopen.
Soms, niet vaak, maar soms, als ze een paar vrouwen uit het dorp uitnodigde, of wanneer de kinderen na schooltijd bij haar kwamen, kon je Olga horen lachen, klaterend als een warme bron van grote diepte, en de mannen buiten bleven staan en zuchtten.
| |
| |
Op een keer zweefde er een gloeiend gordijn van noorderlicht aan de hemel. Mika, doodstil in zijn Volvo, rillend, zag haar voor haar huis, waar ze met zo'n blik naar de hemel staarde alsof er geen wereld meer was. Zo'n blik. Sindsdien droomde Mika iedere nacht van haar. En niet alleen Mika.
Er moest wat gebeuren!
Ze hielden een bijeenkomst, de mannen uit Pyhälunturi, alle mannen die in Wäinö Ekmans bar de duisternis uit hun kop dronken. Toen Mika er iets te laat van het ijsvissen aankwam, waren ze er allemaal al. Finnen, Russen, een enkele half-Inuit. Geduldige grote mannen met rood geworden gezichten en een barst in hun hart, waaruit het kaneelachtig rook, en waaraan je net zo goed ten onder kon gaan als aan de duisternis, wanneer er niet snel iets gebeurde. Geduldige, zwijgzame mannen in dampende parka's, ernstige gezichten, plassen om de laarzen. Ze hadden een paar biertjes op, waren dus praktisch nuchter en wachtten geduldig tot Wäinö Ekman op z'n glas tikte.
‘Het is iedereen wel duidelijk hoe ernstig de situatie is,’ opende Ekman de bijeenkomst. ‘En het is iedereen wel duidelijk, dat men Olga's hart alleen met iets bijzonders beroeren kan.’
Haar hart beroeren. Algemeen ernstig knikken. Yrjo Aasikiri meldde zich.
‘En wat als zij liever alleen is? Ik bedoel, als zij helemaal niemand van ons wil!’
‘Daar gaat het niet om!’ riep Pekka. ‘Ik bedoel, ze moet beslist op een van ons... Ik bedoel, nou ja, iedereen ziet toch wat er met haar is. Ze... ze...’
‘... kwijnt weg,’ zei Mika zachtjes, en Pekka, zijn vriend, knikte dankbaar.
‘Ze kwijnt weg.’ Het woord ging rond.
‘En wij met haar, wij allemaal!’ riep Pekka. ‘Wij zullen allemaal bevriezen, nog voordat deze verdomde winternacht voorbij is, wanneer niets haar hart beroert.’
De mannen sloegen hun glazen tegen elkaar, omdat Pekka zo goed gesproken had, en Wäinö Ekman liet de goede wodka rondgaan.
Tot zover het praten. Maar wat was bijzonder genoeg om Olga's hart te beroeren? Bloemen, bonbons of sieraden werden al snel afgewezen. Met praktische voorstellen als een pels, laarzen, een geweer, een motorslee hoefden ze helemaal niet aan te komen. Maar wat dan?
| |
| |
Ze deden wat ze konden. Ari Kilpinen, de stem van de toendra, de gouden keel van de poolcirkel, zong nu elke avond voor Olga's huis vergeten Karelische volksliederen en met behulp van enkele karaokebandjes uit de verzameling van Radio Pyhälunturi een potpourri van populaire schlagers uit de afgelopen vier decennia, en de warme welluidendheid van zijn stem deed iedereen in de omgeving, die niet van steen was, man of vrouw, zachtjes huiveren. De Italiaanse zon kon niet warmer zijn. En wanneer Ari's stem de bovenste lagen van het gevoel welhaast versplinterde als dun ijs, kropen de mensen dichter bij elkaar, zo dicht, dat de inwonersstatistiek van Pyhälunturi de volgende herfst een duidelijk sprong maakte.
Olga Kettounen luisterde steeds vanuit haar raam toe. Slechts één keer kwam ze de deur uit en knikte ze Ari zwijgend toe. Die avond bedronk de stem van de toendra zich als nooit tevoren, en zwoer dat in haar blik meer zwaarmoedigheid had gelegen dan een mens verdragen kon, en de mannen knikten, want daar wisten zij iets van.
Eenmaal per week, dinsdags, als er geen sneeuwstorm was, kwam de Tupolev uit Helsinki. Yrjo Aasikiri, eigenaar van de enige winkel in Pyhälunturi, had één plus één opgeteld. Elke dag kocht Olga sinaasappels, de zuidelijkste vrucht in zijn winkel. Daarom liet Yrjo Aasikiri per Tupolev voor een vermogen mango's, papaja's, lychees, kiwi's en maraskino's uit Helsinki invliegen. Praktisch de halve Zuidzee, zorgvuldig gewikkeld in kleurige, dunne papiertjes, daar had Yrjo bij de bestelling op gestaan. De volgende morgen trof Olga het triplex kistje als een vondeling voor haar huisdeur aan.
‘Maar wat doet ze?’ riep Yrjo 's avonds in Ekmans bar. Daar was men nieuwsgierig naar.
‘Ze verdeelt de zuidvruchten onder haar leerlingen! Alles voor haar leerlingen! En's middags kwam ze alweer in de winkel voor sinaasappels. En ik zweer het, ze zag er nog stiller en treuriger uit dan anders!’
Nu was de beurt aan Pekka Ervi. Hij richtte een toren van ijsblokken voor Olga's huis op, overgoot het met water en hieuw er op een middag met een kettingzaag, beitels en staalborstels een fonkelende ijsdolfijn uit. Een schitterend dier, als uit een sprookje. In het licht dat de straatlantaarns erop sproeiden, werd het bijna levend, vol kracht, alsof het
| |
| |
vlak voor de sprong in het water werd tegengehouden. Heel Pyhälunturi bewonderde Pekka's verborgen talent, en de gemeenteraad bestelde zelfs een gigantische zeehond bij Pekka als welkomstdier bij de ingang van het dorp.
En Olga? Zij kwam naar buiten, bekeek de dolfijn een tijdje, glimlachte beleefd, bedankte en zweeg.
Niets leek haar hart te kunnen beroeren. Parfum, welluidendheid, vitaminen, bekoorlijkheid, niets! De mannen in Wäinö Ekmans bar werden stilaan wanhopig. Sommigen verklaarden al dat ze binnenkort zouden emigreren.
‘Dan helpt er nog maar één ding!’ riep Wäinö Ekman met geladen stem, zwaar als een olievat. Men was gespannen.
‘Een dansfeest!’
Het woord drong zich tussen de mannen als de aprilzon door opgewaaide sneeuw. Iemand floot tussen zijn tanden.
‘Precies!’
‘Met Kerstmis!’
‘Mambo!’
‘Rumpunch!’
‘Guirlandes!’
‘Schrikkeldans!’
Benen strekten zich, lippen werden gelikt, handen omsloten hun glazen steviger.
‘Ze moet komen!’
‘Ze zal een jurk dragen!’
‘Ze zal stralen!’
‘Ze zal dansen!’ Kolja Samjotow sloeg op de tafel. ‘En het zal goed zijn!’
Succes nagenoeg verzekerd, want de Rus gold als een zeer elegante danser.
Mika zweeg. Hij wist zeker dat ze niet zou komen. Kerstmis konden ze vergeten.
Mika had tot dusver nog niets gedurfd. Soms, als ze in Yrjo Aasikiri's winkel was, nam hij er de tijd voor en treuzelde hij besluiteloos. Soms kruiste hij op straat min of meer toevallig haar weg. Maar hij durfde niets. Hij ging met Pekka of alleen ijsvissen en verder zat hij iedere morgen in zijn auto voor haar huis, soms met Pekka, soms alleen, en dacht aan haar zeldzame blik. Haar hart beroeren. Hij wist daar niet veel van, hoe je het
| |
| |
hart van een vrouw beroert, maar hij wist genoeg over de nacht, deze eeuwige Finse winternacht, die iemand kon uitputten en die deze blik veroorzaakte. En omdat hij dat wist, startte Mika twee dagen voor Kerstmis plotseling zijn auto en haastte zich.
Het was nog niet eenvoudig. Mika moest een paar honderd kilometer over bevroren wegen naar Sodankylä rijden, waar je generatoren en kabels kon lenen.
Terug in Pyhälunturi, demonteerde Mika met Pekka's hulp de belichting van de landingsbaan, omdat er alleen op dinsdag vliegtuigen landen. Daarna ging hij van huis hot huis.
Hij vroeg al zijn vrienden, praktisch heel Pyhälunturi, om lampen. Wat ze maar hadden. Staande lampen, hanglampen, nachtkastlampen, kroonluchters, zaklampen, lichtsnoeren, gloeilampen, Mika nam wat hij kreeg. Hij kocht op wat Yrjo Aasikiri in zijn winkel aan vuurwerk had, schroefde zelfs het neonlicht van Ekmans bar en enkel vanwege Wäinö's krachtdadige ingrijpen kon verhinderd worden dat hij de belichting voor het dansfeest demonteerde.
En de avond voor Kerstmis wachtte hij gespannen, tot laat het licht in Olga's raam doofde, gereed een wonder te verrichten.
Midwinternacht. Mika werkte bijna geluidloos, de hele nacht lang, deze hele langste nacht, als in een koortsdroom. Hij tankte de generatoren vol, verlegde kabels, bevestigde lampen, schroefde gloeilampen in fittingen, klom op elektriciteitsmasten, duwde stekkers in dozen, spoog afgebeten isolatie uit en likte aan blank koperdraad. Hierbij zwijgend gadegeslagen door de mensen uit Pyhälunturi, die geleidelijk aan allen verschenen, alsof iets hen geroepen had.
En dan: de volgende morgen. Kerstmis. Het was nooit echt rumoerig in Pyhälunturi, maar op deze morgen lag er een rust over alles die je bijna kon vastpakken. En toen Olga Kettounen op deze morgen naar buiten kwam en heel even de vreemde stilte opzoog, ging boven haar, voor het eerst sinds maanden, opnieuw de zon op.
Een firmament van lichtketens knipoogde haar plotseling vanuit de omliggende bomen toe. Vervolgens gloeiden langzaam rondom lampen en lantaarns in alle tinten rood op. Een warme zonsopgang, die hoger kroop, langs het hek, over Olga's voeten en verder over haar lichaam omhoog tot in haar haar.
| |
| |
Wwwwwwmmmm! De strijklichten op de elektriciteitsmasten kreunden, verdampten de sneeuw die erop lag en baadden het huis in een helderlichte, fonkelende, haast schaduwloze middag.
‘Mexico!’ fluisterde iemand.
De middag verstreek als een zwoele zomernamiddag, geheel bestaande uit blauwe en gele landingsbaanverlichting. En toen, aan de avond van deze eerste dag, sisten rotjes en raketten de poolhemel in. Bonte en gouden bloemen explodeerden boven haar huis, bleven daar kort bevend in de koude lucht hangen, waarna ze zich in glinsterende buien oplosten. Overal zoemden en knisperden lampen en straalkachels als het leven in een toendraweide, en voor een ogenblik, niet meer dan een knippering met de ogen, hield de nacht zijn adem in.
Olga stond voor haar huis, staarde naar de kunstmatige dag, sprakeloos, draaide zich om, ademde licht, zoog de kleuren in zich op en verzamelde ze in haar hart. En ergens tussen alle ah's en oh's stond Mika en keek naar haar gezicht.
Iemand wees naar hem. Nog voor Mika kon verdwijnen, duwden handen hem naar voren, trad Olga op hem toe, nam ze zijn hoofd in haar handen en kuste hem. Op. Zijn. Mond. De mensen van Pyhälunturi floten en applaudisseerden.
‘Dank je,’ zei ze zachtjes.
Mika zei niets. Brok in zijn keel. Praktisch verlamd.
‘Jij bent Mika, nietwaar? Die met de Volvo?’
Hij knikte enkel. Alle woorden uitgedroogd. Zwijgen overspande smartelijk de kille lucht tussen hen, waar hun wolken adem gemeenschappelijk wervelden.
Olga wreef huiverend over haar schouders.
‘Jullie zijn zeldzaam.’
Mika haalde z'n schouders op. ‘Kan wezen.’
‘Kerstmis!’ fluisterde ze, als tot zichzelf of tot iemand die erg ver weg was. ‘Alweer Kerstmis.’
Wat te zeggen? Mika haalde zijn schouders op. Voelde zich langzaam ongemakkelijk.
‘Vanavond is het bal, toch?’ vroeg ze.
‘Ja.’
‘Ga je erheen?’
Hij stak zijn neus in de wind. ‘Ik geloof van wel.’
| |
| |
En weer het zwijgen. Zij ademde slechts, keek naar het licht, en Mika keek naar haar.
‘Haal je me op?’
Mika knikte.
‘Kan ik doen.’
Ze glimlachte naar hem. Haar tanden een beetje bloot. Kleine plooien om haar mondhoeken en om haar ogen. Mika kon zijn blik niet afwenden.
‘Zozo. En... neem je me nu misschien ook een keer mee naar het ijsvissen?’
|
|