Mijn vriendin was in een restaurant op het stuk gestuit. Niet te geloven. Ze had de krant stiekem meegenomen om mij te verrassen. Ze was trots.
Ik vulde de glazen. We toastten plechtig. Op de toekomst.
Ik praatte veel, overmoedig van de drank en nu pas goed duizelig van het succes.
Opeens hoorde ik haar zeggen dat ze de laatste zin niet begreep. Ik dacht dat ik het verkeerd verstond maar ze herhaalde het. Ik legde eerst rustig maar toen met aanzwellend volume uit dat die regel op zich niet belangrijk was, in ieder geval geen clou bevatte, maar een elegante manier was om het verhaal te verlaten. Waar het om ging was daarvóór al verteld. ‘De laatste zin onderstreept als het ware de bescheidenheid van de verteller,’ voegde ik er met toegeknepen keel aan toe. ‘Meer niet. Maar goed, we weten allebei dat jij niet zorgvuldig leest.’ Het was eruit voordat ik er erg in had.
Vervolgens beweerde zij dat het verhaal haar gewoon niet raakte.
Ik vroeg hypothetisch hoe het toch kwam dat ze er na al die jaren nog steeds niet in slaagde zich eens een beetje fatsoenlijk uit te drukken. Ik noemde haar in die beschouwing onder andere egocentrisch.
Ze gooide de krant in mijn gezicht.
Ik ving hem op, vouwde hem in dezelfde beweging dubbel, smeet hem terug en raakte haar hard op de slaap, nog voordat ze volledig was opgestaan. En toen was ze verdwenen, naar de tv in de voorkamer.
Ik kwam in actie. Ik ging vastberaden naar boven en haalde een deken voor de nacht, die ik in een hoek van de achterkamer legde, zodat zij hem niet kon zien.
Na een tijdje ging ze zonder iets te zeggen naar de slaapkamer. Ik liet mezelf voor de tv op de bank zakken. De wijn was op maar ik had een glas port ingeschonken, dat ik omstootte toen ik naar de waterpijp reikte. Het glas brak. Ik wilde wc-papier halen om de vlekken weg te werken. De schemerlamp viel om en ik kon het tafeltje en de waterpijp nergens meer vinden. Ik had eerder op de avond twee kipmaïsburrito's gegeten, een magnetronmaaltijd die ik onderweg bij de Albert Heijn had opgepikt. Ik ging in de wc over mijn nek en ik was verbaasd over de hoeveelheid hele maïskorrels die ik zag. Bij afgeschoten fazanten vinden jagers de maïs die in het bos wordt gestrooid om de beesten te paaien terug in de krop. Als mijn moeder doodgaat snij ik mijn polsen door, dacht ik opeens. Omdat