gulzig, liet haar tong door mijn mond gaan alsof ze iets zocht en drukte haar gezicht tegen me aan. Vrolijk zei ze: ‘Huu, prikbeest,’ en raspte met haar nagels over mijn stoppels. Daarna liet ze me los en liep naar de spiegel. Ze fronste. ‘Hè, mijn haar zit al de hele dag niet zoals ik het wil.’ Ze plukte een beetje aan haar haar dat ze een week daarvoor donkerbruin had geverfd, omdat ze ‘het zat was de hele tijd voor dom blondje te worden aangezien’. Ik had gevraagd of het veel uitmaakte of je voor dom blondje of voor domme brunette werd aangezien.
Ik rook dat ze gekookt had. Ik vroeg haar nooit om voor me te koken. Als ik het me goed herinner had ik haar juist gevraagd om niet voor me te koken.
Ellen bracht haar gezicht dichter bij de spiegel en trok haar lippen op. Ze krabde met een nagel over een tand. Daarna stak ze haar tong uit naar zichzelf en huppelde naar de keuken. Ze riep over haar schouder: ‘Raad eens wat we eten? Je lievelingskostje!’
Ik liep haar achterna. In de keuken stonk het naar knoflook.
Uit de koelkast pakte ik een fles cola en zette hem aan mijn mond. De cola was ijskoud en het koolzuur raasde door mijn keel- en neusholten. Ik dronk door tot de tranen in mijn ogen sprongen. Ik zette de fles op het aanrecht. Ellen legde de pollepel neer, pakte de fles, nam de dop uit mijn hand, schroefde hem op de fles en zette hem terug in de koelkast.
Ik zei: ‘Kip met gebakken aardappels en appelmoes.’
Ellen keek verwonderd op van de uien die ze aan het snijden was. Haar ogen waren rood. Ze had expres het grootste, meest onhandige mes gebruikt voor de uien.
‘Shoarma,’ zei ik. ‘Rode bietjes. Zuurkool. Saté. Mosselen met bier. Nasi goreng. Tosti's.’ Ik zocht naar meer eten.
‘Wat zeg je nou toch allemaal?’ lachte Ellen.
‘Ik moest toch raden? Laat me dan raden, verdomme! Lever met gebakken uien.’
‘Oóóóóh!’ Ellens gezicht klaarde op. ‘Nu begrijp ik het! Nee joh! Ik zei toch je lievelingskostje.’
Ik pakte haar pols vast. Het mes wees in mijn richting.
‘Ik heb geen lievelingskostje.’
Ellen glimlachte. ‘Jawel hoor. Weet je dat niet meer? Ik heb het al eens voor je gekookt. Je vond het zo lekker toen.’ Met haar vrije hand pakte ze de punt van het mes en legde het voorzichtig op het aanrecht.