| |
| |
| |
*{ Dirk-Jan Arensman
Een leven vol verhalen en een verhaal vol leven
Waarschijnlijk kenden veel biografen een vergelijkbaar moment en het klinkt misschien wat over-romantisch, maar toch: Stephen Cooper heeft op Point Dume in Malibu een magische middag meegemaakt. Het was de zomer van 1994, en Cooper was voor de vierde of vijfde keer op bezoek in het uitgestrekte landhuis van Joyce Fante, de weduwe van de elf jaar eerder overleden Grootmeester van de Amerikaanse Literatuur, John Fante. ‘Grootmeester van de Amerikaanse Literatuur’; het zijn de hoofdletters van een fan, maar wie moderne klassiekers als Wait Until Spring, Bandini, Ask the Dust en The Wine of Youth heeft gelezen, zal ze me moeiteloos vergeven. Het is zo iemand die je ooit bij toeval hebt ontdekt, en meteen een overspannen evangelist van je maakte. ‘Lees nou eens, wat mooi!’ jubelde je tegen al je vrienden. Die verhalen over Arturo Bandini, die jongen uit dat Italiaans-Amerikaanse gezin die droomt van een toekomst als beroemd schrijver of honkballer, maar ondertussen vooral te maken krijgt met de nukken van zijn vader Svevo, een zuipende en gokkende metselaar, zijn stil-wanhopige moeder Maria, de schaduw van de katholieke kerk, onbetaalde rekeningen, ellendige baantjes en honger. En dan die stijl! Die stem die je soms rauw toebijt en soms zingend op het randje van de pathos balanceert of er sierlijk overheen springt. Lees die man nou!
Afijn, Cooper. Het moeten allemaal wel prettige middagen voor hem zijn geweest, daar in Malibu. Zittend op de patio of binnen aan de eettafel met koffie en koek, terwijl Joyce vertelde over de jaren met haar man. Hoe Fante haar moest schaken, omdat haar moeder ‘niet eens kon doen alsof hij niet Italiaans was’, de steden waar ze woonden, het werk, de kinderen. Vrolijke en sombere verhalen waar het beeld van zijn onderwerp langzaam completer mee werd.
| |
| |
Maar deze middag was toch net even anders. Zodra hij binnen was, leidde Joyce hem door een muf halletje naar een klein kamertje. Ze wilde hem iets laten zien: ‘Vier grote, zwart metalen archiefkasten stonden tegen de muur gedrukt, elk voorzien van vier ruime laden. Joyce knikte. Toen ik hem aanraakte, ging de bovenste la van de dichtstbijzijnde kast krakend open. De la zat propvol enveloppen, brieven, mappen, notitieblokken en riem na riem aan typoscripten en handgeschreven manuscripten. De tweede la puilde uit van meer van hetzelfde, en de derde ook, en de vierde ook, enzovoort. Terwijl ik door de inhoud van de ene la na de andere bladerde, zag ik glimpen van foto's, doopbriefjes, studio-con-tracten, belastingteruggaven, geannuleerde cheques, carbondoorslagen, oude nummers van The American Mercury, medische dossiers, adresboekjes, kladblokken, gebedsboeken, zelfs een verzegelde envelop met het labeltje john fante's haar - meer bewijs van een mensenleven op een plaats dan waar iemand op kon hopen, en het was er allemaal, binnen handbereik, in die kamer. Het moment voelde als een droom.’
Dat was het niet, en de volgende vijf jaar kon hij in deze ‘goudmijn’ duiken. Hij ging met een fijne kam door alle documenten, legde de losse puzzelstukjes van manuscripten aan elkaar, vulde gaten in wat hij al wist van Fante's levensverhaal uit talloze interviews met familieleden, vrienden en collega's, brieven, artikelen en boeken over zijn tijd, en kwam er onlangs weer uit met twee boeken: The Big Hunger, een bundel nagelaten verhalen met een inleiding over de vondst, en Full of Life, de eerste biografie van zijn held. En waarschijnlijk ook meteen de ‘definitieve’: mooi geschreven, grondig gedocumenteerd en doortrokken van precies de goede combinatie van bewondering en kritische afstand om zijn visie geloofwaardig te maken. Lees de twee boeken samen en je krijgt het gevoel dat Cooper ook moet hebben gehad toen hij die archiefkamer instapte: het gevoel dat je in het leven en werk van iemand wordt ondergedompeld bij wie die twee dingen een bijna onontwarbare eenheid vormen. Een leven vol verhalen en een verhaal vol leven.
Een voorbeeld van de echo's uit Fante's oeuvre die het lezen van de biografie voortdurend oproept, is een episode die ergens in 1933 begint. Jaren later zou Fante een postuum gepubliceerde roman schrijven met de titel 1933 Was A Bad Year, maar aanvankelijk leek het de schrijver zelf na jaren van ploeteren eindelijk eens mee te zitten. Zijn eerste verhalen waren gepubliceerd in tijdschriften als The American Mercury van zijn
| |
| |
held en mentor H.L. Mencken en Story, hij woonde sinds kort in bij zijn oudere vriendin Helen Purcell in Long Beach, had een voet tussen de deur bij mgm om wat geld te verdienen als scenarioschrijver en in februari ontving hij een contract van uitgeverij Knopf voor zijn eerste roman. De krappe vijfhonderd dollar die hij ervoor zou krijgen was misschien minder dan hij had gehoopt, maar er was toch genoeg te vieren. Dagenlang liep hij de cafés af met in zijn jaszak dat contract waarin hij op de laatste pagina krabbelde: ‘very drunk and eating soft-boiled eggs at the Newhouse Cafe on March 6, 1933 at 11:53 A.M. and God bless the lord, even tho[ugh] the banks are closed and god bless Mencken’.
In een van de twee fotokaterns van Full of Life staat de pagina afgebeeld, en als je hem bekijkt, zie je de scène helemaal voor je. Het onvaste, maar zwierige gebaar waarmee hij de pen te voorschijn moet hebben gehaald, vastberaden om deze gedachte eens even voor de eeuwigheid te boekstaven. Het is de bravour van de jonge schrijver, maar nog meer de hilarische overmoed die zijn lezers kennen van Arturo Bandini, het hoofdpersonage in de cyclus van vier romans die Fante's bekendste zouden worden: Wait Until Spring, Bandini, Ask the Dust, The Road to Los Angeles en Dreams from Bunker Hill. Arturo, die in zijn eigen hoofd al lang en breed Nobelprijswinnaar is en in bed vast zijn speech voorbereidt of bedenkt waar zijn standbeeld het best tot zijn recht zou komen. Is die krabbel soms een flard uit een nagelaten roman? denk je even.
Het vervolg van het verhaal had het ook best kunnen zijn, want vier dagen later sloeg ‘het noodlot’ toe. In de gedaante van een aardbeving van 6.3 op de schaal van Richter om precies te zijn. In het centrum van Long Beach stortten huizen in, braken branden uit en vonden meer dan honderd mensen de dood, en ook op Fante miste het natuurgeweld zijn uitwerking niet, al zijn feit en fictie bij hem, zoals zo vaak, moeilijk te (onder)scheiden. Omdat hij de ‘scène’ verwerkte in Ask the Dust en het verhaal ‘The Wrath of God’, maar vooral omdat verre van duidelijk is wat hij die avond zelf deed. Volgens vrienden was hij of uit eten met een mooie vrouw of sinaasappels aan het uitdelen aan slachtoffers die ‘kampeerden’ in Bixby Park. maar zelf liet Fante (die ook al een tijdje volhield dat hij in 1911 in plaats van 1909 geboren was) in een krantenartikeltje optekenen dat hij achter zijn typemachine vandaan was geslingerd en bewusteloos was geraakt. ‘De jonge schrijver had 15.000 woorden geschreven van zijn nieuwe roman toen de trillingen de kustplaats trof- | |
| |
fen en de Patriciërs-appartementen aan East Forth Street waar Mr. Fante verbleef, verwoestten. Zijn geliefde manuscript verbrandde toen het gebouw van twee etages instortte en vervolgens vlam vatte.’ Voor een ander verslag verzon hij er nog bij dat hij een val van twintig meter had gemaakt zonder een schrammetje op te lopen.
Je hebt je leven, en daar maak je een mooi, mythisch verhaal van.
Dat zou hij blijven doen, maar bij zijn eerste poging er een boek van te maken, leverde het nog weinig op. In april - toen hij inmiddels in het appartement op Bunkel Hill woonde dat het centrum van zijn literaire Los Angeles werd - leverde hij het manuscript In My Time in bij de uitgever, maar Knopf weigerde het te publiceren ‘of zelfs maar te herkennen als roman’. Terug naar de schrijfmachine dus. ‘Maar,’ schrijft Cooper ergens. ‘aangezien dit Hollywood was, zou het genie dat hij had op een laag pitje gezet moeten worden, terwijl Fante zich wijdde aan een volgende klus.’ John had op basis van zijn status als ‘Knopf-schrijver’ namelijk een contract van 250 dollar per week bij mgm losgekregen, en het zou mede daardoor nog vier jaar duren voor zijn eerste roman verscheen.
Tot zover het verhaal. Het zijn maar een paar flarden uit een jaar, een samenvatting van krap tien pagina's van Full of Life, maar je kunt er veel over Fante en de biografie aan ophangen.
Om te beginnen is er (nog een keer) de dunne lijn tussen leven en werk. Want de worstelingen van een beginnend schrijver zijn één ding, maar zeker in de eerste helft van Full of Life liggen de bronnen van zijn romans en verhalen op elke pagina voor het oprapen. De geschiedenis van zijn familie, immigranten uit de Abruzzen, zijn jeugd in Denver en Boulder, Colorado waar lang niet iedereen op de toestroom van ‘spaghettivreters’ zat te wachten en zijn ouders elkaar het leven zuur maakten; de Sacred Heart Church en School, het jezuïetische Regis High; alles vind je erin terug. Zoals je ze in The Big Hunger ook vindt in juweeltjes als ‘Horselaugh on Dibber Lannon’, ‘The Still Small Voices’ en ‘The Sins of the Mother’.
‘I Am a Writer of Truth’ heet een verhaal, en beter kun je het niet samenvatten.
Goed, Cooper ‘onthult’ dat er een aantal dingen in zijn leven niet helemaal zo zijn gegaan als Fante beschreef - zo moet de afschrikwekkende kruidenier bij wie de familie in Wait Until Spring, Bandini en het verhaal ‘Charge It’ een almaar oplopende rekening heeft uitstaan bijvoorbeeld
| |
| |
een heel aardige, begripvolle man zijn geweest en heeft hij het in het baantje in een visfabriek dat hij zo vaak heeft opgevoerd hooguit een paar weken uitgehouden -, maar, hoe vreemd het na het voorgaande ook klinkt, hij zegt er gelijk bij dat het hem om strikte autobiografie ook niet te doen was. Het ging om het gevoel, de diepere waarheid, of zoals Cooper schrijft: ‘Het ging om het verhaal. En op een heel belangrijke manier was John Fante het verhaal, inhakkend op de ficties waar hij zich in had gewikkeld tot zijn emotionele ingewanden eruit hingen en hij buiten zichzelf raakte van genot, het voelde zo goed.’
Eind jaren dertig leek zijn literaire doorbraak onvermijdelijk toen in korte tijd drie boeken van hem verschenen, Wait Until Spring, Bandini (1938), Ask the Dust (1939) en de verhalenbundel Dago Red (1940), en enthousiaste recensies kregen - ‘dezelfde humor, tederheid en hetzelfde begrip als Steinbeck's Tortilla Flat’, dat werk. Maar kort daarna kwamen twee andere aspecten uit die episode rond 1933 om de hoek kijken: het noodlot en Hollywood. Fante's uitgever, Stackpole & Sons, ging failliet omdat ze een kritische editie van Mein Kampf op de markt brachten zonder auteursrechten aan de heer Hitler te betalen, en zelf verdween hij voor jaren achter de berg scenario's die hij om den brode moest schrijven en een dijk van een writer's block. Af en toe perste hij er een kort verhaal uit, maar verder rende hij vooral van het ene ellendige filmproject naar het andere - waaronder een verhaal voor een film van Orson Welles die ‘the greatest documentary never made’ werd - en maakte hij plannen voor een grote roman over Filippino's die er ook nooit kwam. Gelukkig maar, blijkt als je in The Big Hunger een verhaal leest dat er deel van uit had moeten maken. Fante schreef niet meer over wat hij kende, en raakte prompt de greep op zijn proza kwijt.
Magere jaren kortom. Slechte zelfs. Als serieus auteur raakte hij vergeten en tot overmaat van ramp begon hij ook nog op zijn vader te lijken: een man die, eh, vergetelheid zocht en zijn gezin verwaarloosde. Avonden en nachten verdronk hij met vrienden als William Faulkner en Carey McWilliams in de bar van Musso & Frank's Grill, hij gokte om krankzinnige bedragen en waar zijn vader poolde of zijn leven ervan afhing, bracht hij ruim een decennium lang elk vrij uurtje op de golfbaan door. Helemaal nadat de voor zijn doen licht zoetsappige roman Full of Life, die hij begin jaren vijftig tijdens een korte creatieve opleving schreef, werd verfilmd, en hij financieel binnenliep. Dat het droomhuis
| |
| |
dat hij in deze periode kocht, vergeven was van de termieten is zo symbolisch dat je je er in een verhaal niet aan zou wagen.
Maar, zoals het bij Fante's verhaal (en zijn verhalen) hoort, wanhoop en hoop lagen dicht bij elkaar. Wat heet. Twintig jaar na Full of Life schreef hij de prachtige tragikomedie My Dog Stupid over zijn eigen ‘gevangenschap’ in Hollywood die geen uitgever wilde hebben, weer vijf jaar later werd het ontroerende portret van zijn vader The Brotherhood of the Grape weer wel enthousiast onthaald en toonden zowel Peter Sellers als Francis Ford Coppola interesse om een boek van hem te verfilmen en in 1979 werd de vergeten schrijver, die ondertussen zijn beide benen en zijn gezichtsvermogen had verloren als gevolg van suikerziekte, definitief herontdekt. Die andere grote literaire underdog, Charles Bukowski, noemde Ask the Dust ‘de beste roman ooit geschreven’, John Martin van Black Sparrow Press reageerde alert, en in 1980 lag de heruitgave ervan in de winkels.
Het was het moment waar Fante al jaren van droomde, en de man die niet zolang daarvoor een aan paranoïde aanvallen lijdend wrak was geweest, leefde zo op dat hij op dezelfde patio waar Stephen Cooper haar zou interviewen zijn laatste roman aan Joyce dicteerde. Het werd een van zijn beste, en de titel was, hoe ver hij ook van de plaats van handeling was afgedreven, een perfect motto bij zijn leven: Drearns from Bunker Hill.
Een paar maanden na publicatie overleed John Fante in het Motion Pictures (!) Hospital in Woodland Hills aan een longontsteking. ‘Het was 8 mei 1983, drie uur 's middags,’ schrijft Cooper na een ontroerende scène waarin Fante een hostie uitspuugt omdat hij ‘nog niet klaar was om dit leven te verlaten’. ‘Elders pakten kinderen hun papier en potloden bij elkaar en stroomden klaslokalen uit. Het was lente. Dat voelde je aan de lucht om je heen.’
De nieuwe lente in de waardering van Fante's werk lijkt zeventien jaar later nog steeds door te zetten. Black Sparrow Press bracht in de loop van de tijd al zijn nagelaten werk uit, er verschijnen overal te wereld nog nieuwe vertalingen en er zijn opnieuw plannen voor verfilmingen. Dat hij weer vergeten zal worden lijkt onwaarschijnlijk, ook door deze biografie die je bijna dwingt om al zijn boeken (weer) te gaan lezen. Fante had het een mooi monumentje gevonden. En Arturo Bandini trouwens ook.
Dit artikel verscheen eerder in de boekenbijlage van Het Parool. |
|