| |
| |
| |
*{ Armand Kerkmeester
Een etmaal
Wolfgang wist dat haar nabijheid hem in een extase bracht en dat de uren die zij bij hem doorbracht een euforie op gang hielden die de twee dagen daarop om zou slaan in een staat van volledige ontreddering.
‘Het is exact als de werking van een ecstasy-pil,’ zei Buunk die allang niet meer opkeek van de tragische lotgevallen op het vlak der liefde waarin Wolfgang doorgaans verstrikt raakte.
‘Vertel mij wat,’ zei Wolfgang.
‘Zoek haar dan niet op.’
‘Ben jij gestopt met ecstasy?’
‘Nee.’
‘Hou dan je kop, ja?’
Birgit stond op ditzelfde moment voor de deur en twijfelde tussen de huisnummers. Toen ze op nummer 8 aan de bel trok gebeurde er geruime tijd niets. Nadat een neger zijn hoofd slaperig uit een raam had gestoken, belde ze aan bij nummer 6.
‘Ik heb een fiets voor je. Honderd gulden,’ zei ze toen ze boven kwam.
‘Waarom? Ik loop alles,’ zei Wolfgang, die haar kuste.
‘Jij dan?’ Ze schopte tegen de voetzolen van Buunk.
‘Ik heb al een fiets,’ zei Buunk.
‘Nou, dan hou ik hem toch zelf,’ zei ze gelaten.
Ze boog zich voorover, haalde een asbak naar zich toe en drukte een stinkend peukje uit. Wolfgang zocht op zijn knieën naar een schone handdoek en vond er een onder de bank. Hij liet zijn gasten opstaan, verschoof de bank die hij voor het broodnodige geld ook al maanden aan deze of gene probeerde te slijten, en trok een handdoek met wijs- en middelvinger onder de bank vandaan.
‘Praat rustig verder. Ik ga douchen.’ Hij liet zijn kleren zonder gêne
| |
| |
zakken en verliet de kamer, terwijl zijn pik hem zwabberend voorging.
‘Hebben jullie gerookt?’ vroeg Birgit.
‘Ja.’
‘Dat is dan een nieuw record. Gisteren gestopt en vandaag alweer begonnen. Knap hoor.’
‘Gaat hij stoppen? Daar wist ik niks van.’
‘Ach, weet ik veel.’
‘Het is niet makkelijk,’ zei Buunk toegeeflijk. Hij stak zijn hand uit voor een sigaret maar bedacht zich bijtijds.
‘Het is nooit gemakkelijk,’ zei Birgit met klem. ‘Maar dat hij het steeds zegt en het dan toch weer niet doet, dat is gewoon slappe hap.’
‘Als jij het hem oplegt lukt het natuurlijk nooit.’
‘Ik doe niks.’ Birgit kuchte en spuugde een fijn flintertje spuug op de vloer en trapte er op met haar schoen.
‘Ben je zwanger?’ vroeg Buunk terwijl hij zich maar weer eens languit uitstrekte op de bank.
‘Wat een vraag.’
‘Nou. Het had toch gekund. Zo moeilijk is dat niet. Als je een kind wilt. Als vrouw...’
Birgit luisterde niet. ‘Het is heet,’ zei ze. Ze moest denken aan de avond dat hij voor haar die bedstee in elkaar zette. Ze studeerde nog psychologie en was opgetogen over de ruimte die het had opgeleverd. ‘We gaan hem even uitproberen,’ had hij gezegd terwijl hij het zaagsel van zijn broek klopte en ze had het heel natuurlijk gevonden dat ze samen de bedstee in waren geklommen. Het was leuk. Toen hij brullend klaarkwam hadden ze ontzettend gelachen. De keren daarna had hij expres zo hard geschreeuwd en was het helemaal niet leuk meer.
‘Een kind. Doe me een lol. Wie wil er nou een kind.’
‘Jij.’
‘Ja. Nou, echt niet. Als ik moeders soms bezig zie met dat kleine grut. Dat geruk aan die armpjes.’
‘Dat zeg je nu. Maar een mens kan veranderen.’
‘Precies. Dat zeg ik toch. Maar het moedergevoel is bij mij wel weg. Toch raar. Ik had het vorig jaar nog wel heel erg maar nu is het gewoon weg.’
‘Ik hoor je nog wel piepen als je te lang hebt gewacht en je eierstokken verzuurd zijn.’
| |
| |
‘Nou ja. Tegenwoordig schijnen ze je op je tachtigste nog zwanger te kunnen maken.’
‘Perverse kerels zijn er overal,’ zei Buunk.
Ze gingen de straat op. Wolfgang had eerst nog kwaad de wasmand door de kamer heen geschopt omdat zijn laatste scheermesjes door iemand anders waren ingepikt. Buunk had wijselijk zijn medeleven betoond zodat de verdenking op Godfried viel die een verdieping lager woonde en vanmorgen naar Siënna vertrokken was om zijn studiegeld er doorheen te jagen en de kok uit te gaan zitten hangen in een of ander louche etablissement. Oké, hij kon koken maar als er vlees op de vloer viel of in een gore afwasteil, ging het bij hem zonder aarzelen terug de pan in. Dat je rauw en gebraden vlees niet op dezelfde snijplank mocht leggen, kwam hem heel vreemd voor. Verrukkelijke onwetendheid. Ondertussen kookte hij als een jonge god. Maar goed, die was dus weg en de scheermesjes waren met hem mee of niet.
Het ongewenste baardje bij Wolfgang had iets artistieks. Maar Wolfgang kon het niet uitstaan dat anderen altijd en eeuwig aan zijn scheerspullen zaten, en luchtte zijn woede derhalve buiten op voorbijgangers op straat.
‘Het is gek, je lichaam maakt iets aan en het stinkt,’ riep hij pesterig terwijl ze een zwerver passeerden die als in trance een minuscuul gitaartje beroerde, zodanig dat het geen geluid opleverde. ‘Ga terug naar de Ganges, viespeuk,’ zei hij, maar er kwam niks, geen reactie, behalve een klap van Birgit.
‘Houd je kop, gek.’
‘Wat zit je me nou te slaan! Jullie wijven denken ook maar dat je alles kunt maken!’ Hij wreef kwaad over zijn rode wang.
‘Is ook zo,’ lachte Birgit. Ze wilde hem in zijn neus knijpen maar hij duwde haar weg.
‘Ja. Hou nou op.’
‘Kijk wie we daar hebben. Daar gaat Julia,’ wees Buunk. Ze zagen haar uit de tram komen en oversteken. Ze kocht een ijsje. Typisch Julia. Altijd geld voor lekkere dingen. Behalve als iemand bij haar in de buurt was. Ze keek pas weer een beetje relaxed toen ze het ijsje nagenoeg helemaal achter de kiezen had.
‘Wat gaan jullie doen?’ wilde ze weten terwijl ze het torentje wegwierp.
| |
| |
‘Heet hè, vandaag?’ pufte ze. Buunk keek Birgit aan die niet terugkeek.
‘Niksdoen. Het park in en dan heel veel niks,’ zei Birgit.
Julia liet een zakje weed zien.
‘Gaf een Amerikaan aan me vannacht op de Bloemgracht. Hij zat maar op de stoep en stak toen over. Ik dacht: die is de weg zeker kwijt. Maar hij wilde ervanaf. Hij dacht dat ik het wel wilde hebben. Vind je dat niet vreemd? Ik zit nu een beetje over mijn image in.’
Buunk keurde de inhoud van het zakje.
‘Het ruikt goed.’
Julia stak het zakje weer bij zich. Ze liepen het park in.
De halve stad was aan het skeeleren of lag languit rond de vijver in het gras. Alleen zij liepen.
‘Birgit is van haar moedergevoelens verlost, vertelt ze net, maar Julia, wat hoorde ik nou over jou?’ wilde Buunk weten.
Wolfgang keek ervan op. En Julia kreeg blosjes en begreep niet hoe ze het konden weten van haar en Olof want hij woonde in Göteborg en zij was dronken en op vakantie en hitsig en het was een ongelukje en ze ging het in het geheim weg laten maken nu nog bijna niemand er van wist.
‘Ja, hoe weet ik dat, hè?’ ging Buunk grinnikend door toen hij haar verwarring zag.
‘ledereen is ervan op de hoogte,’ knikte Wolfgang nu ook.
Birgit giechelde. ‘Arme schat,’ zei ze.
En dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Julia zakte balend bij een boom in het gras en vertelde hoe ze hem in Göteborg met haar zatte kop nog uren van zich af had weten te houden met de smoes dat haar vriend in Holland het zeker niet goed zou vinden als hij meer deed dan haar spleetje likken. Maar ten slotte was ze gek geworden en had hem over zich heen getrokken en toen was hij zomaar in haar ontploft, de stommeling.
‘Jezus. Wat een lulverhaal. Je had toch wat kunnen halen bij de drogist, tuthola,’ vond Birgit.
‘Het is mij allang duidelijk. Julia werd overvallen door het overweldigende moedergevoel en vergreep zich maar even aan de eerste de beste kerel buiten haar kennissenkring,’ vatte Buunk samen.
‘Wat een poldersnol. En wij jarenlang smachten en haar drankjes dokken.’ Dat was Wolfgang. De enige die een beetje vies naar Julia keek. ‘Hoer!’ riep hij keihard naar niemand in het bijzonder.
| |
| |
‘Je laat het zeker weghalen?’ vroeg Birgit.
Julia knikte. Ze had het eigenlijk alleen maar laten gebeuren omdat ze wilde weten of ze wel vruchtbaar was.
‘Dat is nog eens lekker ethisch. Is het een hij of een zij? Ga je het zelf doorspoelen of doet die specialist dat?’
‘Hou je kop,’ snikte Julia ineens.
‘Ligt dat nou zo gevoelig?’ vroeg Buunk.
Ze knikten. Buunk verdween het park in. Ook Wolfgang hield het niet lang uit. Hij had nog wat te melden over de chemische huishouding bij zwangere vrouwen en dat die een stofje met zich meebracht dat verantwoordelijk is voor verhoogde emotionaliteit. Nadat hij vervolgens Birgit vergeefs mee had proberen te krijgen taaide hij misnoegd af. Bij Birgit kon Julia haar hele verhaal kwijt. Terwijl ze zich op het gras uitstrekten en nog wat woelden met gesloten ogen raakten hun monden elkaar en waren ze begonnen te zoenen.
Ondertussen was Buunk bij de theekoepel onder de luifel gaan zitten. Hij bestelde een bitter lemon en keek naar de mensen om zich heen. Een meisje legde haar hockeystick op tafel en zette haar voeten op de stoel ertegenover terwijl ze haar hoofd in de nek gooide en diep ademhaalde. Hij kon haar boezem zien zwellen en haar slipbandje gleed in het zicht.
‘Juist ja,’ mompelde hij.
Hij wendde zijn hoofd af. Zijn drankje werd neergezet.
‘Hoeveel?’
‘Drie gulden.’
‘Alsjeblieft.’
‘Ja. Dank u.’
De kelner maakte zich uit de voeten en Buunk concentreerde zich weer op zijn omgeving. Een man en een vrouw zaten met hun gezichten zijn richting op. De zon scheen recht op hun hoofden en hij zag dat ze om beurten korte mededelingen aan elkaar deden. Zij moet wel contactlenzen dragen, dacht Buunk. Te gek. Zoals ze knippert met haar ogen. Hij vergeleek het met haar buurman. Die knippert ook als een idioot, dacht Buunk. Toen nam hij de proef op de som en keek of andere mensen het ook zo erg hadden. Binnen een mum van tijd zag hij van het terras vol mensen alleen nog de ogen die tiranniek hun aanwezigheid op het gezicht bewezen. Met grotesk geknipper. Absurd was het. Dit moment van vervreemding vergat hij nooit meer. Kon je nog verliefd worden, je verliezen
| |
| |
in een vrouw als je eenmaal het knipperen van haar ogen uit het totaalbeeld had gelicht?
Hij kneep zijn ogen dicht en dacht koortsachtig aan iets anders. Iets anders. Kom. Kom. We gaan op reis en we nemen mee een tandenborstel, een tube tandpasta, een halve closetrol, een kaasschaaf, een handdoek.
Birgit was verrast. ‘Zo lekker,’ murmelde ze, terwijl Julia aan haar onderlip zoog. Ze was niet ongerust terwijl ze dat wel verondersteld werd te zijn na vol toewijding twintig heteroseksuele dienstjaren te hebben vervuld. Ze giechelde omdat het leek alsof Julia een beetje begon te hijgen. Julia hijgde en wrong haar hand tegen Birgits billen.
‘Niet doen nou,’ zei Birgit geschrokken.
Julia gromde en Birgit voelde het gepulk aan haar bilnaad.
‘Het moet wel een geintje blijven, vind je niet?’ Ze trok de hand uit haar broek. Julia ging overeind zitten en trok de grasslierten uit haar gezicht. Birgit bleef voorovergebogen zitten alsof ze met haar afwijzing geen raad wist. Julia grinnikte.
‘Nu weet ik het zeker,’ zei ze.
‘Wat?’
‘Dat vrouwen allemaal een beetje lesbisch zijn.’
‘Wat een gelul.’
‘Ik heb het gelezen.’
‘Zeg maar niet waar alsjeblieft.’
‘Vond je het ook niet lekker?’
‘Aan het eind niet meer.’
‘Ging ik te ver? Ik zou best nog verder willen. En jij?’
‘Het is halfvijf. Ik moet boodschappen doen.’
Wolfgang was Michael tegen het lijf gelopen. Michael was een Duitser en verbleef al enige tijd in de stad. Hij was behoorlijk aan de dope, snoof, maar desondanks won hij altijd de harten van zijn publiek zodra hij met zijn piano op autopedwielen het park binnen kwam rollen en Chopin speelde in het gras. Iedereen vond het idyllisch, die grote Duitser gebogen over zijn piano en de enige die er op den duur wat op tegen had, was Wolfgang.
‘Altijd Chopin, dat is ronduit obsessief,’ vond Wolfgang. Toch hielp hij Michael vaak de piano het park in te rollen of hij ging na afloop met de hoed rond. Met Michael kon hij bovendien Duits spreken, iets wat hij
| |
| |
graag deed als kind van een Duitse moeder en een Hollandse vader die vermoedelijk fout was geweest, wat echter altijd onduidelijk is gebleven. Tegenover Michael durfde hij zijn twijfels hierover uit te spreken.
‘Misschien werkte hij voor de cia. Er zijn wel aanwijzingen voor. Ik heb soms het idee dat het zo was. Maar hoe kom ik er achter?’ Michael wist het ook niet en snuffelde aan de gehoorgang van zijn vriendin die ook zwaar aan de dope was. Aan hem vertelde hij ook wat zijn vader altijd had geschreeuwd als er ruzie was: ‘Als het oorlog was geweest, had ik je allang standrechtelijk laten executeren!’ en dat hij nog het meest van zijn Duitse vriendinnetje had gehouden om wie hij drie jaar lang liefdesverdriet had gehad en die Ute had geheten.
Maar ook dat gleed allemaal een beetje al te overduidelijk langs Michaels benevelde binnenwereld heen en van lieverlee liet Wolfgang Michael links liggen, nadat hij een paar keer amok had zitten maken in de straat waar Wolfgang en andere kunstenaars een kraakpand angstvallig van ontruiming poogden te vrijwaren. Het zwarte schaap werd de rotte plek in de appel en van het een kwam het ander. Na een versnelde ontruiming vonden de doorgewinterde kunstenaars van de kunstenaarskolonie vlot elders in de stad atelierruimtes terwijl de rest van de toegestroomde incrowd en illegalen het weer moest hebben van al dan niet verwarmde portiekjes en kartonnen dozen op straat. Meestal waren ze ook in het park te vinden. Daar probeerden ze met geestdrift de burgers te betrekken in wat ze noemden freedom party's, maar als je wat al te spontaan meedeed probeerden ze je al snel te doordringen van het belang to share wat er op neerkwam dat je je verse appels en brood en kaas rond moest delen. En chagrijnig aftaaide.
Maar Wolfgang was Michael tegen het lijf gelopen.
‘Wie geht's?’
‘Geht schon. Kannst du mir etwas Geld leihen?’
Wolfgang zuchtte. Hij had zelf zowat niks meer. Hij haalde een tientje uit zijn broekzak.
‘Toll von dir.’
‘Schon gut. Michael, aber es tut mir leid. Ich muss weiter wegen...’
‘Wir rauchen eines vor du gehst. Komm hier neben.’
En Wolfgang liet zich meetronen naar een koffieshop op de hoek. En ze blowden een joint en ze dronken een kop koffie en ze voelden dat het goed was.
| |
| |
Julia vond Buunk terug bij de pizzatent. In deze straat stikte het van de eettentjes en dat kwam goed uit want ze stikte van de honger.
‘Wat neem jij?’ vroeg ze terwijl ze bij hem neerstreek.
‘Jou.’
‘Schei uit. Ik hoef even niet meer,’ zuchtte ze.
Buunk keek naar de blosjes op haar wangen en dacht: jezus, wat is het ook een hoer.
‘Petra!’ schreeuwde ze. ‘Hier. Hoe-hoe!’
Er kwam een meisje bij.
‘Ik ga bestellen,’ hoestte Buunk. Hij kwam overeind.
‘Wacht. Dit is Petra.’
‘Hallo.’
‘Petra.’
What's in a name? dacht Buunk, terwijl hij binnen zijn bestelling plaatste. Hij zag haar buiten zitten naast Julia die meteen een sigaret van haar bietste en hij vond het wel een lekker ding. Een beetje schuchter. Maar dat kon ook schijn zijn. Buunk betaalde, nam het dienblad met de wijn alvast aan en liep ermee naar buiten.
‘Mademoiselle.’
‘Lekker, dank je.’
‘Dit is Buunk. Hè, Buunk?’
‘Jij zegt het.’
Petra lachte hem toe terwijl ze haar glas ophief.
‘Ik ben aan de dunne,’ zei Buunk met een bedrukt gezicht nadat hij een slokje van zijn wijn had genomen.
‘Dat had je nou niet hoeven zeggen,’ vond Julia. ‘Want dat interesseert hier hoegenaamd niemand ene reet.’
Petra keek alsof ze die mening deelde. Maar Buunk wiebelde op zijn stoel. Hij lachte.
‘Als ik er ineens van tussen spuit, niet schrikken. Ik ga een wind laten. Vader had dat ook een keer. Tijdens een tocht door de Sinaï. Schiet zijn broek vol. Buiten is het vijftig graden. Dus de raampjes bleven dicht. Dat is een apart gezicht. Dat kan ik je wel vertellen. Al die Arabieren grepen naar hun neus. O.’
‘Jezus. We gaan ergens anders zitten, hoor,’ dreigde Julia.
‘De waarheid moet gezegd,’ zei Buunk. ‘Vochtig was-ie. Dat wel.’
Petra keek een andere kant op maar kon zich niet inhouden en begon
| |
| |
ontzettend te giechelen. Geluidloos. Dat vond Buunk leuk. Hij was weer verliefd. Wat een schatje.
‘Vind je me grappig?
Petra knikte, nam snel een slokje en verslikte zich. Buunk klopte haar onbeholpen op haar schouder. Ze moest weer lachen. Hij klopte op haar hoofd en toen dat niet hielp trok hij aan haar oor. Ze moest steeds erger lachen terwijl ook haar hoestbui verergerde. Ze boog steeds verder voorover en werd langzaam blauw.
‘Laat haar nou.’
‘Ze stikt.’
‘Wat doe je dan ook. Jij met je stomme geintjes altijd.’
‘Ze vindt me leuk en nou gaat ze dood,’ treurde Buunk die haar met rust liet en ademloos toezag hoe ze zich weer herstelde.
‘Sjeminee,’ hijgde Petra. De zweetdruppels liepen van haar voorhoofd.
‘Neem een slokje,’ zei Buunk.
‘Nou, nee,’ weerde ze af. Ze wreef met beide handen over haar gezicht en in haar ogen en lachte. De kelner bracht de pizza's.
‘Margherita?’
‘Voor mij.’
‘Prego.’
‘Krijg ik soms geen bestek?’ vroeg Buunk.
‘En wij ook,’ wees Julia op haarzelf en Petra. Toen het bestek snel voor ze werd neergelegd vroeg Buunk: ‘Had ik nou al verteld dat ik aan de diarree ben?’
Hij zag de hand van de kelner even haperen. Ha, dacht hij. Pizzaboy. Een week voor straf salmonella zoeken. Voor den drommel.
‘Maar heb je een kamer? Waar dan?’ pikte hij de draad op van het gesprek dat zich tussen Julia en Petra ontspon.
‘In de Frans Halsstraat. Sinds gisteren. En geen cent te veel,’ lachte Petra.
‘Geen cent te veel,’ zong Buunk. Het kaasmeisje. Och gossie.
‘Moet er nog iets aan gebeuren?’ vroeg hij toen.
Ze knikte. ‘Ontzettend veel. Ik moet alles nog doen. Maar er zijn enorme kasten waar ik de hele boel voorlopig wel in kwijt kan,’ vertelde Petra.
Het is niet waar, dacht Buunk.
‘Ik kan een bedstee voor je maken,’ stelde hij voor.
‘Te gek! Dat lijkt me ontzettend gezellig. Zou je dat willen doen? Maar
| |
| |
ik heb geen geld,’ twijfelde ze toen terwijl ze hem met grote poppenogen aanzag.
‘Wie heeft het over geld,’ wapperde Buunk met een hand elk probleem uit de lucht. Maar bij Julia begon iets te dagen. Van een hele tijd geleden. Had hij toen niet ook...bij Birgit?
‘Zeg...’ begon ze te sputteren.
‘Hou je mond,’ zei Buunk en Julia zweeg op slag. Kan mij het ook schelen, dacht ze.
‘Dat is dan geregeld,’ stelde Buunk tevreden vast.
‘Nu weer wel?’ vroeg Birgit. Ze klonk verbaasd.
‘Maar ik geef je er vijftig voor. Jij hebt die fiets ook maar gewoon gejat,’ zei Wolfgang door de telefoon.
‘Vooruit dan maar.’
‘Blijf eten.’
‘Heb ik al gedaan.’
‘Je krijgt het geld wel pas volgende week.’
‘Niks daarvan. Ik wil het nu. Ik ben hartstikke blut’
‘Ik ook.’
‘Vergeet het dan maar.’
‘Vertrouw je me niet?’
‘Ik zit krap, zeg ik je toch. Ik heb het geld nu nodig.’
Wolfgang zuchtte.
‘Gaan we nog wat leuks doen vanavond?’
Birgit zweeg even. Toen zei ze: ‘Als jij voor een koper zorgt.’
‘Ik weet wel iemand,’ zei Wolfgang. Hij haalde zijn neus op.
‘Zwijn!’ riep Birgit. Ze wreef geschrokken over haar oor.
‘Joris,’ zei Wolfgang.
‘Joris.’ toonloosde Birgit.
‘Het is toch zijn fiets.’
‘O, wat ben jij een ontzettende lul. Ik vind dit echt niet leuk meer.’
‘Breng die fiets dan ook gewoon hier heen. Ik krijg Joris wel zo gek dat hij hem gewoon van me terug koopt.’
Birgit dacht diep na.
‘Is dat zo?’
‘Ja. Hij heeft geld zat.’
‘Weet je wat?’
| |
| |
‘Nee.’
‘Ik wil helemaal niks meer met die hele fiets te maken hebben. Ik had hem gewoon moeten laten staan.’
‘Hij stond niet op slot.’
‘Nee. Precies. Hij stond niet op slot.’
‘Ik kom hem wel even halen.’
‘Mooi.’
Toen Birgit had opgehangen, dacht Wolfgang: ik knal er gewoon een spuitbusje overheen. Een oude fietsbel. Witte bloemetjes erop stippen. En dan laat ik hem zijn eigen fiets terugkopen zonder dat hij er erg in heeft. Hij schopte zijn poes in de hoek en viste zijn huissleutels uit het putje van de verstopte gootsteen. Wie deed dat toch elke keer? Er hingen natte uislierten aan. Met zijn vingertoppen plukte hij ze eraf en wierp ze naar de kat die er begerig op af sprong.
Klaaglijk mauwend kwam ze terug toen ze het bedrog in de gaten had.
‘Hou je bek, kutkat.’ De kat ontweek zijn schoen behendig.
Ik moet een keer ophouden met zo wreed te zijn tegen dat beest, dacht Wolfgang. Als er een nieuw meisje bij me logeert en ik schop raak dan kan ik het schudden. En ik doe het nu al volautomatisch. Hij zakte door zijn knieën.
‘Poes...kom maar bij pappie,’ probeerde hij en hij hield zijn arm uitnodigend gestrekt terwijl hij met zijn vingers knipte. Ze zat voor de bank. Wilde niet kijken. Het geknip hield aan en Wolfgang stelde zich voor dat hij met een dwingende blik de poes in zijn ban kon krijgen, hem zijn wil op kon leggen. Ze reageerde flauw. Draaide ongeïnteresseerd haar kopje in zijn richting en begon toen verwoed haar flanken te likken. Likken was een vorm van afreageren, wist Wolfgang. Bij mens en dier. Dus nog even volhouden en hebbes. Dan kwam ze.
‘Snoezepoes. Is de baas weer lief? Ja, kom dan bij het baasje. Baasje is opeens vol liefde. Vol warmte. Zijn hart stroomt over en zijn liefde is echt. Zijn liefde is puur en onbaatzuchtig en dat voel je en dat verlang je en dat trekt je en dat wil je dus kom nu...Kom,’ fluisterde Wolfgang.
De kat keek hooghartig zijn richting uit, gleed met een sprongetje op de bank en rolde zich in een krul.
‘Kom verdomme!’ herhaalde Wolfgang dreigend, maar tevergeefs. ‘Soit. Jij hebt een slecht en haatdragend karakter. Dat weten we dan nu.
| |
| |
Voor eens en altijd. Maar daar weet het baasje wel raad mee. Een moment van onoplettendheid en “krak” zegt jouw schedeldak. Twee uur lang in kokend heet water en als de lapjes erbij liggen een kerstlampje erin en klaar is mijn pianolamp. Jouw dood zal voor ons allebei een uitkomst zijn.’
Wolfgang pakte zijn sleutels en trok de deur met een harde klap achter zich dicht.
Buunk had het zuur van de pizza gekregen. Hij vroeg het adres van Petra en liet de twee vrouwen achter aan hun tafeltje. Terwijl hij aan de lopende band kleine boertjes liet, liep hij een dwarsstraat in, passeerde een latrine waar Japanners hun fotorolletjes stonden te verwisselen en ging de bogen onderdoor waarop in het Latijn het advies geschreven was dat men er goed aan deed niet tegen de wind in te plassen. Hij kwam over een pleintje en een brug, liet het volkspark aan zijn rechterhand liggen en bevond zich uiteindelijk op een uitgestrekte vlakte in het museumkwartier.
Bij het Van Goghmuseum was een stalletje dat nog open was. Er scharrelde een blond vrouwtje rond. De uitbaatster, schatte Buunk. Hij keek een tijdje tussen de prenten en de stadsgezichten en zag niks waar hij geld voor wilde neertellen. Altijd en eeuwig dezelfde shit, dacht hij terwijl hij quasi-geïnteresseerd zich erdoorheen zwoegde.
‘Mag ik eens wat vragen?’ vroeg hij toen ze haar pakje shag van tafel pakte. En toen ze opkeek wist hij al dat het helemaal mis zou gaan.
‘Is het moeilijk om een kraampje als dit te beginnen? Het is zeker wel prijzig of niet? Ik zou namelijk zelf best...’
Ze onderbrak hem korzelig. ‘Ja zeg. Gaan we zitten zeuren of kopen we nog wat? In dat gezeik heb ik geen zin. Want dan rot je maar mooi op, ja?’
‘Ik mag toch wel wat vragen?’
‘Flikker alsjeblieft op met dat gezemel. Moven!’
Buunk liep weg. En draaide zich razend om.
‘Stik, trut. Ik steek de hele pokketeringtent in de fik! Je bent toch al failliet met die kutzooi. Vieze pothoer!’
Het regende koffiekopjes om hem heen en hij moest rennen. Ik voel me heerlijk, dacht hij. Avontuur. Rellen. Schelden. Tieren. Haten. Heerlijk. Hij hijgde van opwinding. Hij rende nog toen een schicht ‘Hallo’ zei. Hij remde af, keerde om en zag dat het Joris was.
| |
| |
‘Fiets al terug?’ vroeg Buunk. Die schoof zijn bril terug op zijn neus en schudde het hoofd.
‘Nee. Maar het schijnt dat Birgit erop rondrijdt. Wat is het ook een bitch. Die wijven denken dat ze alles kunnen maken.’
Waar heb ik dat eerder gehoord, dacht Buunk.
‘Is ook zo,’ zei hij toen.
‘Nou, ik hoop maar voor haar dat het niet waar is. Want ik breek alle tanden uit haar bek,’ gromde Joris.
‘Doe een beetje relaxed. Ze was bezopen.’
‘En wat heb ik daarmee te maken?’
‘O, o...’ steunde Buunk die naar zijn hoofd greep. ‘Waarom nou altijd zo moeilijk, Joris? Haal gewoon je fiets op en stop met dat eeuwige gezeik.’
Weg was Joris. Briesend.
Zoek het ook allemaal maar lekker zelf uit, dacht Buunk. Joris draaide zich om en zwaaide met zijn vuist en prikte toen woest een keer of wat zijn middelvinger door de stratosfeer. Het schuim stond op zijn mond.
‘Kan ik er wat aan doen!’ schreeuwde Buunk hem achterna. Hij lachte. Toen zag hij twee dames zitten. Manon, dacht hij. Die linker. Met zonnebril. Hij bracht zijn arm omhoog, ging naar ze toe en zag een prullenbak over het hoofd. Toen hij zijn ballen weer kon loslaten en licht gekromd verder naar ze toe struikelde door het grind zag hij dat ze het niet was. Hij greep naar zijn hoofd.
‘Neem me niet kwalijk. Ik dacht even...’
Ze staarden hem met grote angstogen aan. Kippenogen.
Buunk hield de pas in. ‘Ik dacht: daar zit Manon. Even vragen hoe...’
‘Ha! Wij dachten: daar komt een griezel! Een griezel! Ha!’ gierden de twee dames snerpend hard.
‘Ik dacht: even vragen hoe Manon het in Tunesië heeft gehad.’
‘Een griezel! Ha! Ha!’ lachten de twee nog even hysterisch.
‘Nee, haha. Een vergissing,’ sloot Buunk af en hij sloop zo snel als zijn gekwetste ballen het toelieten weg de duisternis in.
Nu terugrennen, dacht hij, en twee neuzen er afbijten. Revolutionair. Morgenochtend voorpaginanieuws: neuzenhapper slaat tweemaal toe. Of doodstil achter ze gaan staan en grondig onaneren. Dat de hele smeerboel in hun haar terechtkomt. Moeten ze dat maar eens gaan uitleggen thuis. Dat zal ze leren. Niemand kan mij ongestraft voor een griezel aan- | |
| |
zien. Heerlijke avond. Hij vulde zijn longen met de weeë lucht die over de Stadhouderskade hing en toen zong hij: ‘Wohin! Wohin! Zur Golgotha!’
Nu stond Joris, die als wiskundestudent toch nog iets van kansberekening wist, voor het huis van Wolfgang. Hij belde aan bij nummer acht. Toen er een tijd niets gebeurde, belde hij aan op zes. Boven hem schoof een raam open en een neger keek slaperig omlaag.
‘Sorry,’ zei Joris en zwaaide verontschuldigend. De man verdween en het raam schoof met een droge klap weer dicht. En dat was maar goed ook, want Joris had er goed de pest over in. Het was eigenlijk al zo ernstig met hem dat het steeds maar van die ‘godverdommes’ gonsden in zijn kop. Behalve als hij aanbelde en niemand opendeed. Dan zei hij het hardop.
‘Godverdomme!’ Hij gaf een trap tegen de deur. Op dat moment kwam Wolfgang met een volle boodschappentas de straat in lopen. Die vloekte omdat hij meteen al wel zag dat hij al te ver was gevorderd om Joris nog te kunnen ontlopen.
‘Waar haal jij je boodschappen?’ vroeg Joris, het soort vraag dat nergens op sloeg en daardoor elk restje natuurlijkheid uit zijn lijf deed wegrennen. Hij huiverde van angst voor zichzelf.
‘Waar kom je voor, Joris? Ik heb even geen zin in je slap geouwehoer.’
‘Waar is mijn fiets? Ik eis mijn fiets op! Als Birgit hem niet heeft - en dat heeft ze niet - dat weet ik zo wel, dan staat hij hier godverdomme bij jou. Dus geef mijn fiets terug! Nu!’
‘Hoor eens. Ik heb er nog wat werk aan.’ zei Wolfgang doodkalm en lijzig terwijl hij de deur opende, de ouderwetse bakelieten lichtknop omdraaide en de volle boodschappentas de hal in schoof.
‘Hij wordt glanzend zwart moet je weten, maar met van die witte bloemetjes. De ketting vet ik lekker in met een beetje afgewerkte motorolie en dan herken jij je eigen fiets niet meer terug, zo mooi als dat wordt. Honderd gulden,’ liet hij er ineens donker op volgen. ‘Maar dat spreekt vanzelf. Al die moeite die ik ervoor doe. Het is geen liefdadigheid. Ik kan het geld goed gebruiken. En als je niet betaalt, pleur ik je fiets de gracht in.’
‘Je bent een vuile leugenaar,’ gilde Joris ineens als de eerste de beste relnicht. ‘Ik zou jullie wel kunnen vermoorden, weet je dat, vuile vieze tyfushufter! Ik geef jullie allemaal aan. Ik heb genoeg van die kutgeintjes. Ik kots van jullie! Weet je dat! Van jullie allemaal! Als die fiets niet terugkomt ga ik naar de politie! Godverdegodvergeten klootzak!’
| |
| |
Wolfgang keek hem verzaligd aan.
‘Joris. Goed man. Maak je kwaad! Al die remmen los. Gadverdamme! Dat ziet er goed uit. Zie je nou wel dat je het kan. Oetlul! Niet dat benauwde. Knallen moet je. Maar nu moet ik naar binnen. Dus sst...Nu weer zachtjes.’ Hij knipoogde en sloot de deur af.
Joris trapte pas toen Wolfgang zich op de trap bevond en met de boodschappen naar boven toe stommelde. Dat was schrikken.
‘Kellootzak,’ articuleerde Wolfgang dan ook terwijl hij stug verder langs de trap omhoog zeulde. Boven belde hij Birgit om te zeggen dat Joris eraan kwam. Ze scheen niet erg onder de indruk.
‘Zie maar dan. Ik bedoel: zoek het dan ook maar uit. Jullie wijven. Altijd wat,’ kankerde Wolfgang opeens.
‘De ballen,’ zei Birgit.
Wolfgang haakte af en zag de poes binnenkomen van het balkon. Het had een bloedend muisje in zijn bek. Het leefde en het piepte. In doodsnood.
‘Hou daar ogenblikkelijk mee op!’ riep Wolfgang kwaad naar zijn kat. De poes vloog met zijn prooi onder de bank en Wolfgang zette snel een koptelefoon op om maar niets van het wrede kat-en-muisspel te hoeven horen. Hij zette de muziek voluit en ging liggen wachten tot het gepiep voorbij was. Toen kwam de kat bij hem op de bank liggen. Ze spinde luid en had een verrotte mondgeur.
‘Jij kunt het ook niet helpen. Het is de natuur,’ zei Wolfgang, die haar een kort moment aaide en met de koptelefoon op zijn hoofd in slaap viel. Hij voelde een druk op zijn borst en bevond zich in een wachtkamer van een ziekenhuis. Toen werd hij in een cabine geschoven voor een scan van het gehele lichaam. ‘Niet bewegen,’ zeiden ze. Hij lag bewegingloos en verloor alle besef van tijd en hoorde de machine zoemen. Dit is röntgen, dacht hij. Straling. Hoelang laten ze me liggen? Ze vergeten me. Straks ligt hier alleen nog wat bloedplasma en tien nagels van me. Hij wachtte nog. Nog steeds wachtte hij. ‘Meneer,’ piepte hij toen. ‘Meneer. Hallo? Meneer?’ Toen prikten ze naalden in zijn borst en terwijl hij zijn poes krijsend van zich af sloeg. werd Wolfgang wakker.
‘Ik ben veel te romantisch voor relaties,’ vertelde Birgit terwijl ze Joris een kopje kalmerende kruidenthee inschonk. Joris schokschouderde onwillig.
‘O?’ zei hij. Straks de fiets inspecteren. Nauwlettend. Als er iets mis
| |
| |
mee is moet ze dokken, dacht hij terwijl hij de suikerpot uit zijn handen liet flikkeren.
‘Geeft niks,’ zong Birgit terwijl ze naar de keuken danste voor stoffer en blik. Wat is het ook een...dacht ze en ze schuierde de suiker zo goed als het ging op het blik.
‘Wat zei ik nou net?’ vroeg ze toen ze weer zat.
‘Relaties...’
‘Precies,’ zei Birgit. ‘Als je bedenkt hoe relatief het is. Verliefd zijn. Verliefd zijn waarop? Op een aantrekkelijk gezicht. Een zonnig karakter. Een onderhoudend persoon. Ik vind het zo...zo...’
‘Relatief.’
‘Ja, dat zeg ik. Wat er allemaal niet mis kan gaan! Een ongeluk. Je krijgt een dwarslaesie. Of je gezicht verbrandt onherstelbaar. Hoeveel liefdes worden ontbonden na zoiets vreselijks. Dat is toch onverteerbaar?’
‘Tja, als je zo denkt,’ zei Joris.
‘Ik weet het wel,’ zei Birgit ‘Het is idioot om bij zulke dingen stil te staan. Maar zo ben ik nu eenmaal. Ik kan het gewoon niet laten. Dat anderen zich zo in elkaar kunnen verliezen vind ik zo benijdenswaardig.’ Er welde iets van traanvocht op haar onderste ooglid.
Joris keek snel naar buiten. ‘Tja,’ zei hij nog maar eens. Ze is echt idioot, dacht hij.
‘Denk je dat ik lijd aan verlatingsangst?’ vroeg Birgit met een schorre stem.
‘Zou best weleens kunnen ja,’ zei Joris bedachtzaam. Hij stond op. ‘Even naar de fiets kijken.’
‘Ben je nog boos?’
‘Wat een vraag.’
‘Wel of niet?’
Wel! Wel! Zeggen. Gewoon zeggen. Boos zijn en zeggen, dacht Joris verbeten.
‘Natuurlijk ben ik niet boos. Je was straalbezopen.’
‘Echt waar?’ vroeg Birgit met een kinderstemmetje.
‘Ja.’
‘Erg, hè?’ lachte Birgit. Ze keek hem na terwijl hij de kamer uitliep en dacht: de toneelschool. Dit was godverdomme goed. Grote klasse. Ik zou zo aangenomen worden.
Het is weer staande receptie zoals gewoonlijk, dacht Buunk toen hij om
| |
| |
middernacht op de Lindengracht op de kroeg waar iedereen naar toe ging die hij kende, afliep. De stoep stond vol met drinkgasten. Hij ging bij Julia staan. De kelner kwam langs met een vol dienblad.
‘Willen jullie misschien niet op de straat gaan staan. Er moeten ook nog auto's langs.’
‘Altijd hetzelfde gezeik,’ zei Julia.
‘Hallo,’ zei Buunk. ‘Hoe was die pizza nou verder?’
‘Niks mis mee. Wat jij toch altijd te mekkeren hebt,’ zei Julia.
‘Zwakke maag. Ik kan het niet helpen.’
Ze keek hem van opzij aan. Die pupillen. Woef.
‘Heb je gerookt? Je ogen staan nogal vreemd.’
‘Een pilletje geslikt,’ liet Buunk zijn stem dalen. ‘Eentje maar, dus niet verder vertellen.’
‘Jezus, wat een ongein,’ zei Julia. Ze nam een slok van haar bier en ging onwillig een andere kant op zitten kijken.
‘Zal ik je voorlichten? Je hoeft je niet ongemakkelijk te voelen,’ zoemde Buunk vlak bij haar oor.
‘Vertel maar.’ Ze voelde een kriebel over haar rug trekken.
Buunk glimlachte lief en keek alsof hij wist wat ze nu dacht.
‘Je hebt goeie en slechte ecstasy. Goeie ecstasy is elastisch. Je knijpt zacht en het veert op tussen je vingertoppen,’ begon Buunk te doceren. ‘En het is belangrijk dat je de goeie te pakken krijgt.’
Julia knikte.
‘En verder is het onzin om op ecstasy te gaan dansen zoals iedereen doet. Het heet niet voor niets een smart drug. Ecstasy moet je benutten voor sociale contacten. Het is erg mellow,’ lachte Buunk.
‘Dat zie ik,’ zei Julia.
‘Ja,’ zei hij. ‘Het is een cocktail met een beetje van alles, las ik in de krant. Een beetje pep, een ietsje coke, een kruimeltje stuff. Ik kan dus nu gewoon optimaal en helder met je communiceren maar dan zonder emotioneel geremd te zijn,’ vatte Buunk bondig samen.
‘Nou de nadelen,’ zei Julia.
‘Zijn er niet.’
‘Ja ja.’
‘Je moet er niet te veel bij drinken.’
‘Was dat het?’
‘Het is niet verslavend.’
| |
| |
‘Is dat zo?’
‘Het werkt slechts drie keer per week.’
‘Was dat alles?’
‘Nou, morgen ben ik misschien een beetje kapot.’
Hij lachte stralend.
Julia dacht: hij is best erg knap.
Buunk stak een sigaret op en vroeg: ‘Maar nu. Waar heb je Petra gelaten?’
‘Die komt later.’
‘Gezellig,’ zei Buunk.
‘Ze vindt je veel te oud,’ zei Julia.
‘Ho. Heeft ze dat gezegd?’
‘Ja. Waarom zou ik het anders zeggen.’
‘Ik geloof je niet,’ glimlachte Buunk. ‘Maar je hoeft niet jaloers te zijn want ik ben dus ook ontzettend stapelgek op jou, moet je weten.’
‘Jij hebt nogal een groot hart jij,’ merkte Julia op.
Hij sloeg zijn arm om haar heen en sabbelde spontaan aan haar oor. ‘Ik weet toch wat er allemaal in je omgaat. Laat je maar lekker gaan. Hier ben ik.’
‘Doe niet zo eng,’ rilde ze.
‘Niet bang zijn voor wat je voelt,’ fluisterde Buunk drammerig.
‘Even naar het toilet,’ wierp zij tussen en ze verdween naar binnen.
‘Ik begrijp het. Goed dan. Ik vind alles goed,’ zei Buunk en hij ging op zoek naar een stoel. Hij zat nog niet goed en wel of Wolfgang stond voor hem met een groot glas bier en tikte ermee op zijn schouder.
‘Kijk eens even wie daar loopt.’
‘Is dat eh...?’ vroeg Buunk ongelovig.
‘De krankzinnig mooie zus van Joris.’
‘Roep haar.’
‘Ja. Als ik haar naam nou eens wist.’
‘Joris!’ schreeuwde Buunk.
‘Joris!’ knalden ze nog een keer samen over het terras. De zuster van Joris stond stil en keek om. Wolfgang snelde achter zijn bierglas de straat op naar haar toe, gevolgd door Buunk.
‘Mogen we jou misschien wat aanbieden?’ vroeg Wolfgang. Hij maakte een uitnodigende zwaai naar achteren.
‘Zus van Joris toch?’ riep Buunk.
Ze knikte.
| |
| |
‘Dat is nou toevallig. Wij zijn namelijk goeie vrienden van Joris,’ verduidelijkte Wolfgang.
‘Dat is interessant. Ik wist namelijk niet dat Joris die had,’ zei de zus van Joris, terwijl ze met haar welgevormde borsten de mannen om beurten aankeek. Maar ook haar stem. Haar stem. Búunk was er even stil van.
‘Goddelijk.’
‘Ja?’
‘Jouw stem. Wat een heerlijke stem is dat!’ riep Buunk brooddronken uit.
‘Dank je.’
‘Nee, alsjeblieft. Zeg nog iets.’
‘Dank je.’
‘Nee. Ga door!’
‘Dank je dank je dank je dank je! Zo goed?’ vroeg de zus van Joris.
‘Nee. Nooit,’ gromde Buunk.
Wolfgang veegde zijn handen af en stak toen zijn beide handen naar haar uit. ‘Wolfgang.’
‘Melanie.’
‘Hai,’ grijnsde Buunk.
‘Voor alle duidelijkheid: je lijkt voor geen meter op je broer,’ lalde Wolfgang gedecideerd. ‘Laat ik dat nou maar meteen even vooropstellen.’
‘Nee?’
‘O God, nee,’ zei Buunk.
‘Als je ons eens samen zag, zou je het toch wel zien. Onze ogen...’
‘Nee nee nee,’ weerden ze gelijktijdig af. Toen viel er een pijnlijke stilte.
‘Hoe wisten jullie dat ik het was?’
‘Uit de krant,’ zei Buunk.
‘Je bent een beetje beroemd sinds dat artikel van gisteren,’ zei Wolfgang. ‘Moet je nou wat drinken?’
‘Bier.’
‘Doe mij ook maar,’ riep Buunk.
Wolfgang was al weg.
‘Altijd hetzelfde liedje,’ mopperde Buunk. ‘Zodra een mooie vrouw aan de horizon verschijnt, is het uit met de zorgvuldig opgebouwde solidariteit tussen mannen.’
‘Is dat niet wat overdreven?’ zei Melanie.
‘Ben jij een man? Was het maar overdreven. Nee, het leven is een
| |
| |
kruisdraging, zeg ik altijd. Maar ik behoor helaas tot een van de weinigen die het ziet.’
‘Het is maar hoe je het bekijkt,’ zei ze spits.
‘Je bedoelt...Haha,’ begreep Buunk haar verkeerd en lachte.
‘Ikweet niet wat jij denkt dat ik bedoel,’ zei ze opeens gevaarlijk koeltjes.
‘Dat je, dat je dus...dat stond toch in de krant...je zit toch zelf in het vak? Of doe je alleen de vakbond?’
‘Beide.’
‘Je ziet er heel anders uit dan je zou verwachten van een doorsnee hoer.’
‘Dat ben ik ook.’
‘Je ziet eruit als een studente.’
‘Dat ben ik ook.’
‘Je hebt gestudeerd!’
‘Ik studeer nog steeds.’
‘Wat?’
‘Bestuurskunde.’
‘Echt?’
‘Ja.’
‘Maar waarom? Ik begrijp er dus echt de ballen van.’
‘Waarom nou niet. Ik vind het gewoon leuk werk.’
Wolfgang was de laatste zinnen van het gesprek tussen Melanie en Buunk weer op gehoorafstand gekomen en vroeg terwijl hij de drankjes uitdeelde: ‘Ben je misschien ietsjepietsje nymfomane dan?’
‘Niet meer of minder dan iemand anders.’
‘Je vindt het gewoon lekker,’ begreep Buunk.
‘Gewoon lekker. Ja. Dat is het goeie woord,’ knikte ze.
‘Zou je het nou ook met ons doen, als we betaalden?’ wilde Wolfgang weten.
Ze schudde haar hoofd.
‘Des te beter,’ zei Buunk. Hij hief zijn glas. ‘Op de kennismaking,’ stelde hij voor. ‘En op de trouw en de vriendschap.’
‘Tussen mannen,’ lachte Melanie.
‘Met name tussen mannen,’ benadrukte Buunk. En toen klonken hij en Wolfgang zoals altijd weer eens te hard met de glazen.
‘Nee, hè, gadverdamme!’ kankerde Wolfgang chagrijnig terwijl het glas in stukken op straat viel.
| |
| |
‘Zonde van al dat kostelijke bier,’ zei Melanie terwijl ze het bier tussen de tegels weg zag slalommen. Maar Buunk keek stralend alsof dat breken van de glazen nou de hele verbroedering tussen mannen teweegbracht.
‘Ik word hier echt te oud voor,’ zei Wolfgang een beetje vermoeid.
‘Bier!’ brulde Buunk en hij ging naar binnen om te halen.
‘Het is in ieder geval niet saai met jullie,’ zei Melanie.
‘Ik ben heel saai. Maar hij is echt een lul. Niet te vertrouwen. Dus pas op,’ zei Wolfgang gestreeld door wat ze zei.
‘Maar weet jij eigenlijk dat jij dus in geen enkel opzicht op Joris lijkt. Weet je dat?’
‘Dat zei je, ja,’ lachte Melanie zoals zij alleen dat kon en Wolfgang wist dat hij voor de zoveelste keer voor een mooie vrouw ging vallen en bood haar een cigarillo aan.
Wat is dit? Alles jeukt, ik word er helemaal gek van, dacht Birgit en ze krabde zich onbeheerst in de schaamstreek terwijl ze het toilet van de overvolle studentenkroeg op de Lindengracht bezocht.
Getverdekke, godsamme, ik heb toch geen platjes? griezelde ze. Ze probeerde wat te onderscheiden maar alles scheen normaal egaal zwart daaronder. Thuis de bureaulamp erop en kamferspiritus kopen als het nodig mocht zijn. Altijd wat.
‘Kom je straks bij mij slapen?’ vroeg ze toen ze de anderen buiten had teruggevonden.
‘Is goed,’ zei Julia.
‘Ik vroeg het niet aan jou,’ zei ze en ze keek Wolfgang aan die weer goed van bier voorzien was.
‘Als ik maar niet op de slaapbank hoef. Je moet een beetje meer duidelijkheid scheppen.’
‘Zal ik doen, als je lief bent,’ streek ze door zijn haar.
‘Hallo,’ zei ze toen tegen Melanie. ‘Ik hoor bij hem.’ Ze wees naar Wolfgang. Het gezicht van Wolfgang verhelderde.
‘Hai,’ zei Melanie.
‘Melanie is de zus van Joris.’
‘Je stond in de krant,’ zei Birgit, die Melanie aankeek. ‘Je hebt de ogen van Joris.’
‘Ja,’ knikte Melanie.
‘Ik wilde vroeger ook in de escort.’
| |
| |
‘Echt waar?’ vroeg Melanie.
‘Ja. Ik liep van huis weg. Te jong om een uitkering aan te vragen en een vader die het verdomde om alimentatie te betalen. Ik had honderd gulden voor de hele maand en at bijna elke dag rijstebrij. Lekker en goedkoop. Maar toen dacht ik wel: als er niet snel iets gebeurt dan doe ik het. Dan ga ik bij de escort.’
‘En toen en toen en toen?’ vroeg Melanie terwijl ze ongewoon langzaam een nieuwe cigarillo bij Wolfgang lospeuterde.
‘Ik kreeg een baantje. Met een ingenieur betonnen silo's inspecteren op haarscheurtjes...Leuk wel. En net op tijd ook.’
‘Anders waren jullie nu collega's,’ grijnsde Wolfgang, die om zichzelf te beschermen een stevige arm rond de schouders van Birgit legde.
‘En wat doe je nu?’ vroeg Melanie.
‘Ik studeer.’ Birgit begon zich verwoed te krabben. De anderen keken toe.
‘Dat doet de zon. Je hebt te lang liggen bakken. Dan gaat je huid irriteren,’ zei Julia.
‘Ik?’ vroeg Birgit verbaasd. ‘Ik leef altijd 's nachts. Wanneer zie ik nou ooit de zon? Vertel mij dat eens.’
‘O ja, leuk,’ zei Wolfgang terwijl hij zijn arm terugtrok en zich ook begon te krabben. ‘Nou krijg ik het ook. Jeuk.’ Hij krabde zich achter zijn oor en boven op zijn hoofd en ineens hevig achter in zijn nek. En opnieuw achter zijn oor.
‘Dat lijkt me eerder psychisch,’ zei Buunk, die zekerheidshalve toch maar even iets naar achteren ging staan.
‘Dat hoop ik dan maar,’ zei Birgit terwijl ze diep zuchtte.
‘Kan nog een leuk nachtje worden,’ zei Wolfgang toen.
Zoals altijd wanneer Buunk het idee kreeg dat veel van wat hij aan geestigheden te berde bracht in het groepsgewoel verloren ging, had hij ook nu een goede smoes voor zijn vertrek.
‘Weet je wat? Ik ga even kijken waar Petra blijft,’ mompelde hij en terwijl hij achter zich hoorde vragen ‘Who the hell may that be?’ sneakte hij snel de steeg in en maakte dat hij weg kwam. Onder het lopen vond hij het briefje met haar adres in zijn broekzak. Hij zag dat het licht nog brandde. Ze deed open. Binnen ging hij opgewekt met de bedstee aan de gang, vond een serie planken in haar schuurtje en was in no time aan het zagen en het
| |
| |
timmeren terwijl Petra vanuit een hoekje toekeek en bezorgd de klok in de gaten hield met oog op het lawaai en de buren en het tijdstip dat ze morgenvroeg er weer uit moest.
‘Zo vroeg?’ vroeg Buunk terwijl hij bezweet het zaagsel van zijn voorhoofd veegde.
‘College.’ Ze deed ook Engels en Nederlands en grossierde zo'n beetje in allerlei propedeuses. Met die grote poppenogen.
‘Juist,’ zei hij en hij zag dat hij een zijspant ietsje scheef had vastgetimmerd. Merkt ze toch niet, dacht hij en hij ging snel verder.
‘Nog even en dan mogen de planken erin. Doe ik de volgende keer de twee deurtjes.’
‘Deurtjes?’ vroeg ze verrast.
‘Ja. Er moeten deurtjes voor. Dan heb je een bedstee.’
‘Ik vind het zo aardig, zo vreselijk aardig van je,’ stamelde ze. ‘Ik wil wel wat thee maken?’
‘Liever wijn als je dat hebt,’ riep Buunk zagend uit.
Ze ging de kamer uit en kwam terug met twee wijnglazen en een nieuwe fles rode wijn. Het zagen was opgehouden.
‘Klaar,’ zei Buunk. De planken lagen er al in.
‘Past het?’ vroeg ze.
‘Ja.’ Buunk nam haar matras en gooide die erbovenop. Niet met dat zaagsel, wilde ze zeggen, maar ze kwam te laat. Buunk grijnsde.
‘Het is mooi. Echt te gek,’ zei Petra.
‘Er moet nog een lampje in. Kun je lezen in bed.’
‘Ja,’ knikte ze. ‘Ik vind het fantastisch. Echt,’ herhaalde ze met nadruk.
Hij keek haar grijnzend aan. En wreef in zijn handen. ‘Drank!’ riep hij toen en Petra schonk de glazen in.
Na het eerste glas rode wijn voelde Buunk zich een beetje vreemd en na het tweede glas doodziek. Ecstasy vergeten, snapte hij, en Petra hielp hem maar direct haar bedstee in en schoof er zelf naast met een natte washand om zijn voorhoofd te deppen, wat hij buitengewoon schattig vond en daardoor liep het al snel uit de klauwen. Maar hoofdzaak was dat de bedstee tegen een stootje kon. |
|