| |
| |
| |
*{ Jhumpa Lahiri
Dit gezegende huis
vertaling: marijke emeis
Ze ontdekten de eerste in een kastje boven het fornuis, naast een ongeopende fles moutazijn.
‘Moet je zien wat ik gevonden heb.’ Twinkle kwam, in één hand met de azijn zwaaiend en in de andere met een wit porseleinen Christusbeeld dat ongeveer even groot was als de azijnfles, de woonkamer in, die van voor tot achter vol stond met dichtgeplakte verhuisdozen.
Sandjiev keek op. Hij plakte, op zijn knieën op de grond, afgescheurde repen Post-it op stukken plint die moesten worden bijgeverfd. ‘Weggooien.’
‘Wat?’
‘Allebei.’
‘Maar ik kan met de azijn iets klaarmaken. De fles is gloednieuw.’
‘Je hebt nog nooit iets met azijn klaargemaakt.’
‘Ik zoek wel iets. In zo'n boek dat we voor ons trouwen gekregen hebben.’
Sandjiev draaide zich weer om naar de plint, hij plakte een reepje Post-it dat op de grond gevallen was weer op zijn plaats. ‘Controleer de houdbaarheidsdatum. En gooi ten minste dat idiote beeld weg.’
‘Maar het zou iets waard kunnen zijn. Wie weet?’ Ze hield het ondersteboven, streelde toen met haar wijsvinger de versteende mini-plooien van zijn gewaad. ‘Het is best mooi.’
‘We zijn niet christelijk,’ zei Sandjiev. Het viel hem de laatste tijd op dat hij Twinkle dingen moest vertellen die voor de hand lagen. Gisteren had hij moeten zeggen dat er krassen op de parketvloer kwamen, als ze haar kant van het bureau verschoof in plaats van het op te tillen.
Ze haalde haar schouders op. ‘Nee, we zijn niet christelijk. We zijn brave hindoetjes.’ Ze gaf Christus een kus op zijn hoofd, zette het beeld
| |
| |
toen op de schoorsteenmantel, die nodig gestoft moest worden, zag Sandjiev.
Tegen het einde van de week was de schoorsteenmantel nog steeds niet gestoft, maar hij diende intussen wel als uitstalplank voor een aanzienlijke collectie christelijke attributen. Er was een driedimensionale prentbriefkaart van de heilige Franciscus in vier-kleurenuitvoering, die Twinkle met plakband op de achterkant van het medicijnkastje had aangetroffen, en een sleutelketting met een houten kruis, waarop Sandjiev zijn blote voeten had gezet toen hij in Twinkles studeerkamer extra planken ophing. En een ingelijst schilderij-op-nummer van De Wijzen uit het Oosten tegen een zwart fluwelen achtergrond, dat weggestopt zat in de linnenkast. En een onderzetter met een tegel waarop een baardloze, blonde Jezus stond afgebeeld die op een bergtop een preek hield en die in een van de laden van de ingebouwde servieskast in de eetkamer was achtergelaten.
‘Zouden de vorige eigenaars wedergeboren christenen zijn geweest, denk je?’ vroeg Twinkle toen ze de volgende dag plaats inruimde voor een met sneeuw gevulde, kleine plastic halve bol met een mini-kerstvoorstelling die ze achter de afvoerbuizen van de keukengootsteen had gevonden.
Sandjiev zette net zijn studiemateriaal van het Massachusetts Institute of Technology in alfabetische volgorde op een boekenplank, hoewel het jaren geleden was dat hij er iets in had hoeven opzoeken. Hij was na zijn afstuderen van Boston naar Connecticut verhuisd om voor een firma in de buurt van Hartford te gaan werken, en er was hem onlangs medegedeeld dat hij op de nominatie stond voor de functie van adjunct-directeur. Hij had op zijn drieëndertigste een eigen secretaresse en meer dan tien mensen onder zich die blij waren hem alle informatie te verschaffen die hij nodig had. Maar toch, de aanwezigheid van zijn studieboeken in de kamer deed hem denken aan een tijd in zijn leven die hij zich met warmte herinnerde, toen hij 's avonds over de brug van Massachusetts Avenue liep om bij zijn Indiase lievelingsrestaurant aan de overkant van de Charles kip met spinazie uit de mongoolse keuken te gaan bestellen en dan terugging naar zijn studentenflat om er zijn uitgewerkte opgaven in het net over te schrijven.
‘Of misschien is het een poging om mensen te bekeren,’ mijmerde Twinkle.
‘Dan is dat plan bij jou duidelijk geslaagd.’
| |
| |
Ze deed of ze hem niet hoorde en schudde de kleine plastic bol, zodat de sneeuw over de kribbe wervelde.
Hij bestudeerde de voorwerpen op de schoorsteenmantel. Het verbijsterde hem dat elk op zijn eigen manier zo dwaas was. Ze hadden duidelijk niets heiligs over zich. En het verbijsterde hem ook dat Twinkle, die normaal gesproken blijk gaf van goede smaak, er zo gecharmeerd van was. Deze voorwerpen zeiden Twinkle iets, maar ze zeiden hem niets. Ze irriteerden hem. ‘We zouden eigenlijk de makelaar moeten bellen. Hem zeggen dat deze prullaria hier zijn achtergebleven. Zeggen dat hij ze laat weghalen.’
‘O, Sandj,’ kreunde Twinkle. ‘Toe. Ik zou het afschuwelijk vinden om ze weg te gooien. Ze waren kennelijk belangrijk voor de mensen die hier vroeger woonden. Ik zou me, ik weet niet, een heiligschenner voelen of zo.’
‘Als ze zo waardevol waren, waarom zitten ze dan door het hele huis verstopt? Waarom hebben ze ze dan niet meegenomen?’
‘Er zijn er vast nog meer,’ zei Twinkle. Haar blik zwierf langs de kale, gebroken witte muren van de kamer alsof er van alles achter het pleisterwerk verborgen zat. ‘Wat denk je dat we nog meer zullen vinden?’
Maar toen ze de dozen uitpakten en hun winterkleren ophingen en de zijdeschilderingen van stoeten olifanten die ze in Djaipoer op hun huwelijksreis hadden gekocht, kon Twinkle tot haar grote teleurstelling niets vinden. Er ging bijna een week voorbij voor ze op een zaterdagmiddag, opgerold achter een radiator in de logeerkamer, een meer dan levensgrote, als aquarel uitgevoerde poster van Christus ontdekten, die doorzichtige tranen ter grootte van pindadoppen weende en een doornenkroon droeg. Sandjiev had hem voor een rolgordijn aangezien.
‘O, die moeten, móeten we eenvoudig ophangen. Hij is zó spectaculair.’ Twinkle stak een sigaret op en begon met smaak te roken en zwaaide ermee langs Sandjievs hoofd alsof het een dirigeerstokje was terwijl Mahlers Vijfde Symfonie beneden uit de stereo galmde.
‘Hoor eens, ik zal je bijbelse menagerie in de woonkamer voorlopig dulden. Maar dit weiger ik,’ zei hij en hij tikte tegen een van de geschilderde pindatranen, ‘in ons huis te hangen.’
Twinkle staarde hem aan, ze blies onbewogen twee dunne blauwe stroompjes rook uit haar neusgaten. Ze rolde de poster langzaam op en bond hem vast met een van de elastiekjes die ze altijd om haar pols droeg om haar dikke, weerbarstige haar met hier en daar een streep henna,
| |
| |
naar achteren bij elkaar te kunnen binden. ‘Ik hang hem in mijn studeerkamer,’ liet ze weten. ‘Dan hoef je er niet naar te kijken.’
‘En de housewarming dan? Ze willen vast alle kamers zien. Ik heb mensen van kantoor uitgenodigd.’
Ze rolde met haar ogen. Sandjiev hoorde dat de symfonie, nu in het derde deel, een crescendo had bereikt, want de muziek pulseerde met het veelzeggende gekletter van cimbalen.
‘Ik hang hem wel achter de deur,’ bood ze aan. ‘Als ze dan naar binnen gluren zien ze hem niet. Tevreden?’
Hij bleef staan kijken hoe ze met haar poster en haar sigaret de kamer verliet; op de plek waar ze had gestaan waren een paar asvlokken op de grond gevallen. Hij bukte zich, pakte ze tussen duim en wijsvinger en deponeerde ze in de kom van zijn hand. Het tedere vierde deel, het adagietto, begon. Tijdens het ontbijt had Sandjiev in het bijgevoegde boekje gelezen dat Mahler zijn vrouw ten huwelijk had gevraagd door haar het manuscript van dit deel van de partituur te sturen. Hoewel de Vijfde Symfonie elementen van tragiek en strijd bevatte, was het voornamelijk muziek over liefde en geluk, had hij gelezen.
Hij hoorde dat de we werd doorgetrokken. ‘Trouwens,’ schreeuwde Twinkle, ‘als je indruk wilt maken, zou ik niet deze muziek draaien. Ik val erbij in slaap.’
Sandjiev liep naar de badkamer om de as weg te gooien. Het sigarettenpeukje dobberde nog in de toiletpot, maar het reservoir liep nog vol dus moest hij even wachten voor hij weer kon doortrekken. Hij bekeek in de spiegel van het medicijnkastje keurend zijn lange wimpers - net die van een meisje, plaagde Twinkle graag. Hoewel hij niet dun en niet dik was, hadden zijn wangen iets molligs; het leidde, samen met de wimpers, was hij bang, de aandacht af van wat naar hij hoopte een gedistingeerd profiel was. Hij was, ook dat nog, niet groot en niet klein en had vanaf het moment dat hij ophield met groeien gewenst dat hij net een paar centimeter langer was. Het irriteerde hem dan ook als Twinkle per se hoge hakken wilde dragen, zoals toen ze onlangs op een avond in Manhattan iets waren gaan eten. Het was het eerste weekend nadat ze in het huis waren getrokken; de schoorsteenmantel stond intussen aardig vol en ze hadden er in de auto op weg naar Manhattan ruzie over gemaakt. Maar toen had Twinkle in een ondefinieerbare bar in Alphabet City vier glazen whisky gedronken en was ze de hele kwestie vergeten. Ze sleepte hem
| |
| |
mee naar een piepklein boekwinkeltje op St. Mark's Square, waar ze bijna een uur rondneusde, en toen ze weggingen, wilde ze absoluut in aanwezigheid van vreemden op het trottoir een tango dansen.
Erna wiebelde ze, net iets hoger dan zijn gezichtslijn, aan zijn arm mee op haar imitatie luipaard suède pumps met hakken van acht centimeter. Zo liepen ze langs ontelbare huizenblokken terug naar een parkeergarage op Washington Square, want Sandjiev had veel te veel verhalen gehoord over al het vreselijks dat er in Manhattan met auto's gebeurde. ‘Maar ik zit de hele dag achter mijn bureau,’ mokte ze toen ze naar huis reden en nadat hij had gezegd dat haar schoenen hem niet comfortabel leken en dat ze die misschien beter niet meer kon dragen. ‘Ik kan ze moeilijk aan als ik zit te typen.’ Hoewel hij het erbij liet zitten, wist hij zeker dat ze niet de hele dag achter haar bureau zat; hij had haar nog diezelfde middag, toen hij terugkwam van het joggen, om onverklaarbare redenen lezend in bed aangetroffen. Toen hij vroeg wat ze midden op de dag in bed deed, zei ze dat ze zich verveelde. Hij had op dat moment tegen haar willen zeggen: ‘Je zou een paar dozen kunnen uitpakken. Je zou de zolder kunnen vegen. Je zou de verf op de vensterbank in de badkamer kunnen bijwerken en als je dat gedaan hebt zou je me kunnen waarschuwen zodat ik er mijn horloge niet op leg.’ Ze had er geen last van, van deze verspreide onafheden. Ze leek tevreden met de kleren die ze vooraan in de kast vond hangen, met het tijdschrift dat toevallig rondslingerde, met de popsong die de radio toevallig uitzond - tevreden en toch nieuwsgierig. En nu was haar hele nieuwsgierigheid gericht op het ontdekken van de volgende schat.
Toen Sandjiev een paar dagen later thuiskwam van kantoor, vond hij Twinkle rokend en pratend aan de telefoon met een van haar vriendinnen in Californië, hoewel het nog geen vijf uur was en de tarieven voor langeafstandsgesprekken op hun hoogst waren. ‘Uiterst vrome mensen,’ zei ze, en ze zweeg zo nu en dan even om rook uit te blazen. ‘Ik voel me elke dag net een schatgraver. Ik meen het. Je zult het niet geloven. Op de elektriciteitsschakelaars in de slaapkamers zaten taferelen uit de bijbel geplakt. Je weet wel, de ark van Noach en zo. Drie slaapkamers, maar een is mijn studeerkamer. Sandjiev is meteen naar de winkel gegaan en heeft ze vervangen, stel je voor, hij heeft ze allemaal, stuk voor stuk, vervangen.’
Nu was de vriendin aan de beurt om te praten. Twinkle knikte, ze zat in
| |
| |
een zwarte skibroek met een gele chenille trui onderuit gezakt op de grond voor de koelkast en zocht op de tast naar haar aansteker. Sandjiev rook iets geurigs op het fornuis en hij zocht voorzichtig een weg over het extra lange telefoonsnoer dat in een wirwar over de tegels van Mexicaanse terracotta lag. Hij tilde het deksel op van een pan met erin een soort roodbruine saus die aan alle kanten over de rand droop, en die heftig kookte.
‘Het is gestoofde vis. Ik heb er de azijn in gedaan,’ zei ze tegen hem, haar vriendin in de rede vallend en haar vingers kruisend. ‘Sorry, wat zei je?’ Zo was ze, opgewonden en verrukt over kleinigheden, haar vingers kruisend voor alles wat maar een beetje onvoorspelbaar was, zoals het proberen van een nieuwe smaak ijs of een brief op de post doen. Het was een eigenschap die hij niet begreep. Het gaf hem een dom gevoel, alsof er in de wereld verborgen wonderen waren die hij niet kon voorvoelen of zien. Hij keek naar haar gezicht dat, zo bedacht hij ineens, de meisjesjaren nog niet was ontgroeid, de ogen zonder zorgen, de charmante gelaatstrekken onvast, alsof ze nog in een blijvende uitdrukking moesten bezinken. Ze moest, genoemd naar de Twinkle uit een kinderliedje, de innemendheid uit haar kindertijd nog afleggen. Er waren tegenwoordig, in de tweede maand van hun huwelijk, dingen die hem irriteerden - dat ze soms een beetje spuugde onder het praten, of dat ze 's avonds als ze haar ondergoed uittrok het aan het voeteneinde van hun bed liet liggen, in plaats van het in de wasmand te doen.
Ze hadden elkaar pas vier maanden geleden leren kennen. Haar ouders, die in Californië woonden, en de zijne, die nog in Calcutta woonden, waren oude vrienden en hadden dwars over de continenten voor een gelegenheid gezorgd dat Twinkle en Sandjiev aan elkaar konden worden voorgesteld - een feestje voor de zestiende verjaardag van een dochter uit hun kennissenkring - toen Sandjiev voor zaken in Palo Alto was. In het restaurant werden ze naast elkaar aan een ronde tafel gezet met in het midden een draaiplateau met varkensribbetjes en loempia's en kippenvleugeltjes die, waren ze het samen eens, allemaal eender smaakten. Andere punten van overeenstemming waren hun puberale maar hardnekkige voorliefde voor romans van Wodehouse en hun afkeer van de sitar, en Twinkle had later bekend dat ze verrukt was geweest van de manier waarop Sandjiev tijdens het gesprek haar theekopje had bijgeschonken.
| |
| |
En zo begonnen de telefoongesprekken, die steeds langer werden, en toen de bezoeken, eerst hij naar Stanford, toen zij naar Connecticut, waarna Sandjiev in een asbak die op het balkon was blijven staan de uitgedrukte sigaretten bewaarde die Twinkle tijdens het weekend had gerookt - dat wil zeggen, ze bewaarde tot ze weer op bezoek kwam, dan zoog hij de flat, waste de lakens, stofte zelfs ter ere van haar de bladeren van de planten af. Ze was zevenentwintig en onlangs in de steek gelaten, kreeg hij de indruk, door een Amerikaan die zonder succes probeerde acteur te worden; Sandjiev was eenzaam, met een buitensporig royaal inkomen voor een vrijgezel en was nooit verliefd geweest. Op aandrang van hun koppelaars waren ze in India, in de aanhoudende augustusregen, onder een rood met oranje tentdak met slingers kerstverlichting op Mandeville Road, getrouwd te midden van honderden mensen die hun gelukwensten en die hij zich nauwelijks uit zijn kindertijd herinnerde.
‘Heb je de zolder nog geveegd?’ vroeg hij, toen Twinkle even later papieren servetjes opvouwde en deze onder de rand van hun bord schoof. De zolder was het enige deel van het huis dat nog geen eerste schoonmaakbeurt had ondergaan.
‘Nog niet. Ik doe het heus, ik beloof het. Ik hoop dat het smaakt,’ zei ze, en ze zette de dampende pan op de Jezus-onderzetter. Er lag een Italiaans brood in een mandje en er was ijsbergsla met geraspte peen waar slasaus uit een fles en croutons door waren gehusseld, en er stonden glazen rode wijn. Ze was niet geweldig ambitieus in de keuken. Ze kocht gegrilde kippen uit de supermarkt en diende ze op met aardappelsla die god mag weten wanneer was klaargemaakt en in plastic bakjes werd verkocht. Indiaas eten was zo'n gedoe, klaagde ze; ze had een hekel aan knoflook hakken en gember schillen en kon niet met een blender omgaan, dus kruidde Sandjiev in het weekend mosterdzaadolie met kaneelstokjes en kruidnagel om een behoorlijke kerrieschotel te kunnen maken.
Maar hij moest toegeven dat wat ze vandaag dan ook gekookt had, ongewoon smakelijk was en er zelfs aanlokkelijk uitzag, met helderwitte dobbelsteentjes vis en spikkeltjes peterselie en verse tomaten die glansden in het roodbruine nat.
‘Hoe heb je dit gekookt?’
‘Ik heb maar wat verzonnen.’
‘Wat heb je dan gedaan?’
| |
| |
‘Ik heb gewoon het een en ander in een pan gedaan en tot slot de moutazijn erbij gegoten.’
‘Hoeveel azijn?’
Ze haalde haar schouders op, scheurde een stuk brood af en doopte het in haar soepkom.
‘Hoezo, je weet het niet? Je zou het moeten opschrijven. Stel dat je het weer moet maken, voor een etentje of zo?’
‘Dan weet ik het nog wel,’ zei ze. Ze dekte het mandje af met een theedoek waarop, zag hij plotseling, de tien geboden stonden. Ze glimlachte even naar hem en gaf hem onder tafel een kneepje in zijn knie. ‘Er is geen ontkomen aan. Dit huis is gezegend.’
De housewarming stond op het programma voor de laatste zaterdag van oktober, en ze hadden ongeveer dertig mensen uitgenodigd. Het waren allemaal bekenden van Sandjiev, mensen van kantoor en een aantal Indiase stellen uit de staat Connecticut, van wie hij velen nauwelijks kende maar die hem in zijn vrijgezellentijd regelmatig's zaterdags te eten hadden gevraagd. Hij vroeg zich vaak af waarom ze hem in hun kring opnamen. Hij had met geen van hen veel gemeen, maar hij kwam wel altijd op hun bijeenkomsten gekruide kekererwten en garnalenburgers eten en roddelen en over politiek praten, want hij had zelden andere plannen. Ze hadden tot nu toe geen van allen kennisgemaakt met Twinkle; toen Twinkle en hij nog verkering hadden, had Sandjiev hun korte weekends samen niet willen verspillen aan het gezelschap van mensen die hij met alleen-zijn associeerde. Behalve Sandjiev en een exvriendje, dat naar ze dacht in een pottenbakkersatelier in Brookfield werkte, kende Twinkle in de staat Connecticut niemand. Ze werkte aan haar afstudeerscriptie voor de Universiteit van Stanford, een studie over een Ierse dichter van wie Sandjiev nog nooit had gehoord.
Sandjiev had het huis, voor hij naar zijn bruiloft vertrok, in zijn eentje gevonden, voor een goede prijs, in een buurt met prima scholen. Hij was onder de indruk geweest van de elegante wenteltrap met smeedijzeren leuningen, en de lambriseringen van donker hout, en de serrekamer met uitzicht op de rododendrons, en het massief geelkoperen huisnummer 22. dat toevallig ook zijn geboortedatum was en imponerend op de gevel in vage tudorstijl genageld zat. Er waren twee functionerende open haarden, een dubbele garage, en een zolder die geschikt was om extra slaap- | |
| |
kamers van te maken, mocht de behoefte daaraan - zei de makelaar - ontstaan. Maar toen was Sandjiev al tot een besluit gekomen, hij was vastbesloten dat Twinkle en hij daar samen, voor altijd, zouden wonen, dus had hij maar liever niet op de lichtschakelaars met bijbelse stickers gelet, of op de transparant van de Heilige Maagd op de halve oester, zoals Twinkle het graag uitdrukte, die op het raam in de grote slaapkamer geplakt zat. Toen ze het huis betrokken hadden en hij probeerde het ding eraf te schrapen, maakte hij krassen op het glas.
Toen ze het weekend voor het feestje het gazon aanharkten, hoorde hij Twinkle een kreet slaken. Hij rende, ongerust dat ze een dood beest had ontdekt, of een slang, stevig zijn grashark omklemmend naar haar toe. De bovenrand van zijn oren tintelden in de frisse oktoberbries terwijl zijn gympen over bruine en gele bladeren knerpten. Toen hij bij haar kwam, was ze slap van de bijna geluidloze lach neergezegen op het gras. Achter een verwilderde forsythia stond een tot hun middel reikende gipsen Maagd Maria, met een blauwgeschilderde capuchon als bij een Indiase bruid over haar hoofd gedrapeerd. Twinkle pakte de onderkant van haar t-shirt en begon het vuil weg te vegen dat het voorhoofd van het beeld besmeurde.
‘Je wilt haar zeker aan het voeteneinde van ons bed zetten,’ zei Sandjiev.
Ze keek hem verbaasd aan. Ze had nu een blote buik en hij zag dat ze kippenvel rond haar navel had. ‘Toe nou. Natuurlijk kunnen we dit beeld niet in de slaapkamer zetten.’
‘O nee?’
‘Nee, Sandj, gekkerd. Het is voor buiten. Voor op het gazon.’
‘O, God, nee. Twinkle, nee.’
‘Maar dat moet. Als we dat niet doen brengt het ongeluk.’
‘Dan zien alle buren het. Ze zullen denken dat we gek zijn.’
‘Waarom, omdat we een beeld van de Maagd Maria op het gazon hebben? De halve buurt heeft hier een Mariabeeld op het gazon. Dan horen we erbij.’
‘Maar we zijn niet christelijk.’
‘Dat heb je me al vaker gezegd.’ Ze spuugde op de punt van haar vinger en wreef aandachtig over een bijzonder vasthoudende vlek op Maria's kin. ‘Wat denk je, zou dit vuil zijn, of een soort schimmel?’
| |
| |
Hij kwam geen stap verder met deze vrouw die hij pas vier maanden kende en met wie hij getrouwd was, deze vrouw met wie hij nu zijn leven deelde. Hij dacht met een vleugje spijt aan de foto's die zijn moeder hem vroeger uit Calcutta stuurde, van aanstaande bruiden die konden zingen en naaien en linzen kruiden zonder een kookboek te raadplegen. Sandjiev had deze vrouwen in overweging genomen, had hen zelfs in volgorde van voorkeur gerangschikt, maar toen had hij Twinkle leren kennen. ‘Twinkle, ik kan me niet veroorloven dat mensen met wie ik werk dit standbeeld op mijn gazon zien staan.’
‘Ze kunnen je onmogelijk ontslaan omdat je gelovig bent. Dat zou discriminatie zijn.’
‘Daar gaat het niet om.’
‘Waarom vind je het zo belangrijk wat andere mensen denken?’
‘Twinkle, toe.’ Hij was moe. Hij leunde met zijn gewicht tegen de grashark terwijl zij het standbeeld nu naar een ovaal perk met maagdenpalm sleepte, naar de lantaarnpaal aan de rand van het bakstenen pad. ‘Kijk eens, Sandj. Ze is echt beeldig.’
Hij ging terug naar zijn bladerberg en begon de bladeren met handen tegelijk in een plastic vuilniszak te stoppen. Boven zijn hoofd was de blauwe hemel onbewolkt. Een van de bomen op het gazon zat nog vol blad, rood met oranje, als de tent waarin hij met Twinkle was getrouwd.
Hij wist niet of hij van haar hield. Toen ze het hem voor het eerst vroegtoen ze op een middag in Palo Alto naast elkaar in een donkere, bijna lege bioscoop zaten - zei hij ja. Ze drukte voor aanvang van de film, een van haar lievelingsfilms, iets Duits dat hij buitengewoon deprimerend vond, haar neuspunt tegen de zijne, zodat hij het knipperen kon voelen van haar mascara-dikke wimpers. Hij antwoordde die middag ja, ja, hij hield van haar, en ze was opgetogen en voerde hem een korrel popcorn en liet haar vinger nog even tussen zijn lippen rusten, alsof het zijn beloning was dat hij het goede antwoord had gegeven.
Hoewel ze het zelf niet zei, nam hij toen aan dat zij ook van hem hield, maar nu wist hij het niet meer zo zeker. Eigenlijk wist Sandjiev niet wat liefde was, alleen wat het naar zijn idee niet was. Het was niet, zo had hij besloten, elke avond terugkomen in een leeg appartement met vaste vloerbedekking en alleen de bovenste vork in zijn besteklade gebruiken en je in het weekend op etentjes beleefd afwenden als de andere mannen tegen het einde van de avond een arm om het middel van hun vrouw of
| |
| |
vriendin legden en zich zo nu en dan naar hen overbogen om hun schouder of hun hals te kussen. Het was niet bestelbonnen voor cd's met klassieke muziek opsturen en zich systematisch door de grote componisten heen werken die in de catalogus werden aanbevolen, en altijd op tijd betalen. Dit was wat Sandjiev in de maanden voor hij Twinkle ontmoette was gaan beseffen. ‘Je hebt genoeg geld op de bank om drie stel kinderen mee op te voeden,’ bracht zijn moeder hem steeds weer in herinnering als ze elkaar aan het begin van elke maand aan de telefoon hadden. ‘Je moet een vrouw hebben om voor te zorgen en van te houden.’ Nu had hij er dan een, en een knappe ook, uit een passende hoge kaste, die binnenkort zou afstuderen. Hoe kon je daar niet van houden?
Die avond schonk Sandjiev zich een glas gin-tonic in, dronk het, en het grootste deel van een tweede, tijdens één nieuwsonderdeel leeg en ging toen naar Twinkle, die een schuimbad nam - want ze beweerde dat ze pijn in haar armen en benen had van het gazon aanharken, iets wat ze nog nooit had gedaan. Hij klopte niet aan. Ze had een lichtblauw masker op haar gezicht, rookte, dronk kleine slokjes whisky met ijs, en bladerde door een dikke paperback waarvan de bladzijden kromgetrokken en grijs waren van het water. Hij wierp een blik op het omslag; ‘Sonnetten’, was het enige wat er in donkerrode letters op stond. Hij haalde diep adem en deelde haar toen in alle rust mee dat hij als hij zijn glas leeg had zijn schoenen ging aantrekken en buiten de Heilige Maagd van het voorgazon verwijderen.
‘Waar zet je haar dan?’ vroeg ze dromerig, met haar ogen dicht. Een van haar benen dook op en maakte zich elegant los uit de laag schuim. Ze boog en strekte haar tenen.
‘Ik zet haar voorlopig in de garage. Dan breng ik haar morgen op weg naar mijn werk naar de vuilnisbelt.’
‘Durf eens!’ Ze ging staan, het boek liet ze in het water vallen en de belletjes dropen van haar dijen. ‘Ik haat je,’ informeerde ze hem met ogen die zich bij het woord ‘haat’ vernauwden. Ze pakte haar badjas, bond hem strak om haar middel en liep de wenteltrap af, zodat er natte voetstapplasjes op de parketvloer achterbleven. Toen ze bij de hal kwam, zei Sandjiev: ‘Ben je van plan zó het huis te verlaten?’ Hij voelde zijn slapen kloppen, en in zijn stem openbaarde zich terwijl hij het zei een onbekende snauwtoon.
| |
| |
‘Nou en? Wat maakt het uit, hoe ik dit huis verlaat?’
‘Waar wil je om deze tijd van de dag naar toe?’
‘Je mag dat beeld niet weggooien. Ik sta het niet toe.’ Haar masker, nu droog, had iets asgrauws gekregen, en water uit haar haar droop op de verharde contouren van haar gezicht.
‘Dat mag ik wel. En ik doe het ook.’
‘Nee,’ zei Twinkle, met een plotseling klein stemmetje. ‘Dit is ons huis. Het is van ons allebei. Het beeld is deel van ons bezit.’ Ze stond nu te bibberen. Er had zich een miniatuurmeertje badwater om haar enkels verzameld. Hij ging een raam dichtdoen, bang dat ze kou zou vatten. Toen zag hij dat het water dat over haar harde blauwe gezicht liep voor een deel tranen waren.
‘Mijn God, Twinkle, toe, ik meende het niet zo.’ Hij had haar nog nooit zien huilen, hij had nog nooit zo'n droefenis in haar ogen gezien. Ze wendde zich niet af en probeerde niet haar tranen tegen te houden; in plaats daarvan leek ze vreemd rustig. Ze deed even haar ogen dicht, de oogleden bleek en onbeschermd naast het blauw dat in een korst op de rest van haar gezicht zat. Sandjiev voelde zich misselijk, alsof hij te veel of te weinig gegeten had.
Ze liep naar hem toe, legde haar vochtige badstoffen armen om zijn hals, snikte tegen zijn borst, doorweekte zijn overhemd. Het masker viel in schilfers uiteen op zijn schouders.
Uiteindelijk werden ze het eens over een compromis: het beeld zou in een inspringend gedeelte in de zijmuur van het huis worden gezet, zodat het voorbijgangers niet opviel maar nog steeds duidelijk zichtbaar was voor iedereen die kwam.
Het menu voor het feestje was tamelijk eenvoudig: er zou een krat champagne zijn met samossa's uit een Indiaas restaurant in Hartford, en grote schalen rijst met kip en amandelen en sinaasappelschilletjes waaraan Sandjiev het grootste deel van de ochtend en de middag werk had gehad om het allemaal klaar te maken. Hij had nog nooit op zo'n grote schaal ontvangen, maakte zich ongerust dat er niet genoeg te drinken zou zijn en ging op een gegeven moment haastig nog een krat champagne halen voor het geval dat. Zo kwam het dat hij een van de schalen rijst liet aanbranden en weer opnieuw moest beginnen. Twinkle veegde de vloeren en bood aan de samossa's op te halen; ze had een afspraak om zich te laten mani- | |
| |
curen en pedicuren en moest toch die kant op. Sandjiev was van plan geweest om te vragen of ze in overweging zou willen nemen de menagerie van de schoorsteenmantel te halen, al was het maar voor de duur van het feestje, maar ze ging weg terwijl hij onder de douche stond. Ze bleef ruim drie uur weg, en dus deed Sandjiev de rest van het schoonmaakwerk. Om halfzes fonkelde het huis, verlichtten geparfumeerde kaarsen die Twinkle ergens in Hartford op de kop had getikt de spullen op de schoorsteenmantel en brandden slanke wierookstokjes, die in de aarde van potplanten waren gezet. Elke keer dat hij langs de schoorsteenmantel liep, ging er een huivering van ontzetting over zijn gezicht als hij dacht aan de opgetrokken wenkbrauwen van zijn gasten als ze de flakkerend verlichte, porseleinen heiligen inspecteerden en het peper- en zoutstel dat Jozef en Maria moest voorstellen. Maar terwijl ze met kleine slokjes champagne dronken en samossa's in chutney doopten, zouden ze toch onder de indruk raken, hoopte hij, van de beeldschone erkers, de glanzende parketvloeren, de imposante wenteltrap, de houten lambriseringen.
Douglas, een van de nieuwe bedrijfsadviseurs die de firma in dienst had, en zijn vriendin Nora, waren de eersten die kwamen. Ze waren allebei lang en blond en droegen bijna eendere namaak-fondsbrilletjes en lange zwarte overjassen. Nora droeg een zwarte hoed vol smalle spitse veren die correspondeerden met de smalle spitse hoekigheid van haar gezicht. Haar linkerhand lag in die van Douglas. In haar rechterhand hield ze een fles cognac met een rood lint om de hals, die ze aan Twinkle gaf.
‘Magnifiek gazon, Sandjiev,’ merkte Douglas op. ‘We moeten zelf de grashark ook eens ter hand nemen, engel. En dan is dit zeker...’
‘Mijn vrouw. Tanima.’
‘Zeg maar Twinkle.’
‘Wat een ongewone naam,’ merkte Nora op.
Twinkle haalde haar schouders op. ‘Niet echt. Er is in Bombay een actrice die Dimple Kapadia heet. Ze heeft zelfs een zusje dat Simple heet.’
Douglas en Nora trokken gelijktijdig hun wenkbrauwen op en knikten langzaam, alsof ze het belachelijke van de namen lieten bezinken. ‘Aangenaam kennis te maken, Twinkle.’
‘Bedien jezelf van de champagne. Er is zat.’
‘Neem me niet kwalijk dat ik het vraag,’ zei Douglas, ‘maar ik zag buiten dat beeld staan, zijn jullie christelijk? Ik dacht dat jullie uit India kwamen.’
| |
| |
‘Er zijn wel christenen in India,’ antwoordde Sandjiev, ‘maar wij horen daar niet bij.’
‘Wat een énig pak heb je aan,’ zei Nora tegen Twinkle.
‘En jij heb een schítterende hoed op. Wil je een uitgebreide rondleiding?’
De bel ging weer, en weer en weer. Het huis was binnen een paar minuten, leek het, volgelopen met lichamen en gesprekken en onbekende geuren. De vrouwen droegen hoge hakken en dunne kousen en korte zwarte jurken van crêpe en chiffon. Ze gaven hun stola's en mantels aan Sandjiev, die ze zorgvuldig op hangertjes in de ruime, ingebouwde garderobe hing, hoewel Twinkle tegen iedereen zei dat ze hun spullen maar op de divans in de serrekamer moesten gooien. Een paar Indiase vrouwen droegen hun mooiste sari's met goudfiligraan die in elegante plooien over hun schouders hingen. De mannen droegen jasjes en dassen en aftershaves met een citrusgeur. Naarmate het bezoek langzaam van de ene kamer in de andere doordrong, groeide de stapel geschenken op de lange kersenhouten tafel die van de ene kant van de hal naar de andere liep.
Sandjiev was verbijsterd dat ze zich allemaal voor hem, en zijn huis, en zijn vrouw zo veel moeite hadden getroost. De enige andere vergelijkbare keer in zijn leven was op zijn trouwdag geweest, maar dit was op de een of andere manier anders, want dit waren geen familieleden maar mensen die hem alleen terloops kenden en hem in zekere zin niets verschuldigd waren. Iedereen feliciteerde hem. Lester, een andere collega, voorspelde dat Sandjiev binnen maximaal twee maanden tot adjunct-directeur zou worden benoemd. Mensen verslonden de samossa's en bewonderden plichtsgetrouw de pasgeschilderde plafonds en muren, de hangplanten, de erkers, de zijdeschilderingen uit Djaipoer. Maar ze bewonderden vooral Twinkle, en haar gebrocheerde salwaar-kamiez die de kleur had van een kakivrucht en een laag uitgesneden rug, en het snoer witte rozenblaadjes dat ze ingenieus om haar hoofd had gewonden, en de korte parelketting met in het midden een saffier die haar hals tooide. Ze lachten, boven hectische jazzplaten uit die onder Twinkles supervisie werden gedraaid, om haar anekdotes en opmerkingen en vormden een steeds grotere kring om haar heen, terwijl Sandjiev de samossa's aanvulde, die hij gelijkmoedig steeds weer in de oven opwarmde, en ijs haalde voor in de drankjes en niet zonder moeite nog meer flessen champagne openmaakte en voor de veertigste keer uitlegde dat hij niet christelijk was. Het
| |
| |
was Twinkle die in aparte groepjes met hen de wenteltrap op en af ging, met hen uitstaarde over het achtergazon, langs de keldertrap omlaagtuurde. ‘Je vrienden vinden die poster in mijn studeerkamer het einde,’ meldde ze hem triomfantelijk toen ze elkaar op een gegeven moment rakelings passeerden, en ze legde haar hand in het holletje van zijn rug.
Sandjiev liep naar de keuken, die leeg was, en at omdat hij dacht dat niemand keek met zijn vingers een stuk kip uit de schaal op het aanrecht. Hij at nog een stuk, en spoelde het weg met een teug gin zo uit de fles.
‘Heerlijk huis. Heerlijke rijst.’ Soeniel, een anesthesist, kwam binnenlopen, terwijl hij vanaf een papieren bordje eten in zijn mond schepte. ‘Heb je nog champagne?’
‘Je vrouw is een stuk,’ voegde Prabal, in Soeniels voetspoor, eraan toe. Hij was ongetrouwd en hoogleraar fysica op Yale. Sandjiev staarde hem even nietszeggend aan, bloosde toen; Prabal had een keer bij een etentje hetzelfde van Sophia Loren gezegd, en ook van Audrey Hepburn. ‘Heeft ze een zuster?’
Soeniel koos een rozijn uit de schaal rijst. ‘Is haar achternaam Kleine Ster?’
De twee mannen lachten en begonnen, zo uit de schaal, nog meer rijst te eten, die ze met hun plastic lepel omploegden. Sandjiev ging beneden in de kelder nog meer drank halen. Hij bleef een paar minuten in de vochtige, koele stilte op de trap staan, de tweede krat champagne stijf tegen zijn borst gedrukt terwijl het feestje af en aan zwalkte boven de schuine balken. Toen zette hij de nieuwe voorraad op de eetkamertafel.
‘Ja, alles, allemaal hier in huis gevonden, op de gekste plaatsen,’ kon hij Twinkle horen zeggen. ‘We vinden eerlijk gezegd nog steeds nieuwe.’
‘Nee!’
‘Ja! Het is elke dag net schatgraven. Het is zo zalig. God weet wat we verder nog vinden, en dat is niet bij wijze van spreken.’
Dat zette de zaak in gang. Het hele gezelschap begon als bij stilzwijgende overeenkomst als één man elke kamer te doorzoeken, deed op eigen houtje kasten open, tuurde onder stoelen en kussens, tastte achter gordijnen, haalde boeken uit de boekenkasten. Groepjes draafden giechelend en wankelend de wenteltrap op en neer.
‘We hebben de zolder nog nooit verkend,’ zei Twinkle plotseling, en dus liep iedereen haar achterna.
‘Hoe komen we boven?’
| |
| |
‘Boven in de gang is een ladder, ergens in het plafond.’
Sandjiev liep vermoeid achter de drom mensen aan om te wijzen waar de ladder stond, maar Twinkle had hem zelf al gevonden. ‘Eureka!’ schreeuwde ze.
Douglas trok aan de ketting waarmee de trap loskwam. Zijn gezicht was rood aangelopen en hij had Nora's veren hoed op. De gasten verdwenen de een na de ander, mannen hielpen vrouwen om hun hooggehakte sandalen op de smalle sporten van de ladder te zetten, Indiase vrouwen stopten het losse uiteinde van hun dure sari in hun taille. De mannen gingen achter hen aan en iedereen verdween snel uit het zicht, tot alleen Sandjiev boven aan de wenteltrap overbleef. Voetstappen denderden boven zijn hoofd. Hij had geen verlangen om zich bij hen te voegen. Hij vroeg zich af of het plafond het begeven zou, stelde zich in een flits voor hoe al die dronken, geparfumeerde lichamen in een kluwen om hem heen te pletter zouden vallen. Hij hoorde een gil, en aanzwellende, zich verspreidende lachgolven in dissonerende toonhoogten. Er viel iets, iets anders ging aan scherven. Hij hoorde hen iets tateren over een kist. Ze leken zich met man en macht in te spannen om het ding open te krijgen en bonkten er koortsachtig tegenaan.
Hij dacht dat Twinkle hem misschien te hulp zou roepen, maar hij werd niet ontboden. Hij keek om zich heen naar de gang en naar de hal beneden, naar de champagneglazen en de half opgegeten samossa's en de servetjes met lippenstiftvegen die in elke hoek en op alles waar je maar iets op kon zetten waren achtergelaten. Toen zag hij dat Twinkle, in haar haast, haar schoenen maar helemaal had uitgegooid, want ze lagen onder aan de ladder: zwarte lakleren slippers met hakken als golftees, open tenen, en smoezelig geworden zijden merkjes waar haar voetzolen op de instap rustten. Hij zette ze in de deuropening van de grote slaapkamer zodat niemand erover zou struikelen als ze naar beneden kwamen.
Hij hoorde langzaam en krakend iets opengaan. De schelle stemmen waren bedaard tot een gelijkmatig gemompel. Sandjiev bedacht dat hij het huis helemaal voor zich alleen had. De muziek was opgehouden en als hij zich concentreerde kon hij het zoemen van de koelkast horen en het ritselen van de laatste bladeren buiten aan de bomen en het tikken van hun takken tegen de ruiten. Hij kon de ladder aan zijn metalen veer met één handbeweging weer tegen het plafond laten klappen en als hij het niet wilde en aan de ketting trok, konden ze onmogelijk nog naar bene- | |
| |
den komen. Hij dacht aan alle dingen die hij ongestoord zou kunnen doen. Hij zou Twinkles menagerie in een vuilniszak kunnen vegen en in de auto zetten en alles naar de vuilnisbelt brengen en de poster van de wenende Jezus van de muur rukken en de Maagd Maria met een hamer bewerken, als hij toch bezig was. Daarna zou hij terugkomen naar het lege huis; hij kon met gemak in een uur de bekertjes en borden wegruimen, en een gin-tonic voor zichzelf inschenken, en een bord opgewarmde rijst eten, en naar zijn nieuwe cd van Bach luisteren terwijl hij het bijgevoegde boekje las om te begrijpen waar het over ging. Hij gaf voorzichtig een duwtje tegen de ladder, maar die stond stevig schoor tegen de vloer. Het zou enige inspanning kosten om hem in beweging te krijgen.
‘Mijn God, ik moet nodig een sigaret,’ riep Twinkle van boven.
Sandjiev voelde de spieren in zijn hals samentrekken. Hij was duizelig. Hij moest gaan liggen. Hij liep naar de slaapkamer, maar hield plotseling in toen hij tegenover zich in de deuropening Twinkles schoenen zag. Hij dacht eraan hoe ze de schoenen zou aanschieten. Maar in plaats van zich geïrriteerd te voelen, zoals steeds sinds ze samen in dit huis waren gaan wonen, voelde hij een steek van verwachting bij de gedachte hoe ze met onvaste stappen de wenteltrap af zou rennen en onderweg een paar krassen op de vloer maken. Een gevoel dat nog verscherpt werd toen hij bedacht hoe ze naar de badkamer zou rennen om haar lippenstift bij te werken en ten slotte op een holletje de mensen hun jas zou brengen en dan uiteindelijk, als de laatste gasten weg waren, naar de kersenhouten tafel zou hollen om hun housewarmingcadeaus open te maken. Het was dezelfde scherpe pijn van voor ze getrouwd waren, als hij na een van hun gesprekken de telefoon neerlegde, of als hij vanaf het vliegveld terugreed en zich afvroeg welk opstijgend vliegtuig in de lucht het hare was.
‘Sandj, dit is ongelooflijk.’
Ze kwam met haar rug naar hem toe te voorschijn, haar handen boven haar hoofd, de bovenkant van haar blote schouders nat van het zweet, terwijl ze iets ondersteunde dat nog voor de blik verborgen was.
‘Heb je hem, Twinkle?’ informeerde een stem.
‘Ja, laat maar los.’
Hij zag nu dat ze er haar handen omheen had: een massief zilveren borstbeeld van Christus, het hoofd minstens drie keer zo groot als het zijne. Het beeld had een aristocratische knobbel op zijn neus, weelderig krulhaar dat op geprononceerde sleutelbeenderen rustte en een breed
| |
| |
voorhoofd dat de muren en deuren en lampenkappen om hen heen in miniatuur weerspiegelde. Het keek vol zelfvertrouwen, alsof het zeker was van zijn volgelingen, de koppige mond sensueel en vol. En het droeg Nora's veren hoed. Terwijl Twinkle naar beneden kwam, legde Sandjiev zijn handen om haar middel zodat ze haar evenwicht niet zou verliezen, en toen ze eenmaal op de grond stond, nam hij het borstbeeld van haar over. Het woog minstens vijftien kilo. De anderen lieten zich nu langzaam naar beneden zakken, uitgeput van de schatgraverij. Sommigen gingen druppelsgewijs naar beneden om nog iets te drinken te zoeken.
Ze haalde diep adem, trok haar wenkbrauwen op, kruiste haar vingers. ‘Zou je het heel erg vinden als we het op de schoorsteenmantel zetten? Alleen voor vanavond? Ik weet dat je het haat.’
Hij haatte het. Hij haatte dat het zo immens groot was, en dat het smetteloos en glanzend was, en dat het onmiskenbaar van waarde was. Hij haatte dat het in zijn huis was, en dat het van hem was. In tegenstelling tot al het andere dat ze gevonden hadden, bezat dit beeld waardigheid, plechtstatigheid, zelfs schoonheid. Maar tot zijn verwondering haatte hij het om deze eigenschappen alleen maar meer. Hij haatte het vooral omdat hij wist dat Twinkle het schitterend vond.
‘Ik zet het vanaf morgen in mijn studeerkamer,’ zei Twinkle er nog bij. ‘Ik beloof het.’
Ze zou het nooit in haar studeerkamer zetten, wist hij. Ze zou het tijdens hun hele samenleven midden op de schoorsteenmantel laten staan, aan weerszijden geflankeerd door de rest van de menagerie. Elke keer dat ze bezoek hadden, zou Twinkle uitleggen hoe ze het gevonden had, en ze zouden haar al luisterend bewonderen. Hij liet zijn blik op de geplette rozenblaadjes in haar haar rusten, op de korte parelketting met een saffier tegen haar hals, op de glinsterende karmozijnrode lak op haar tenen. Hij besloot dat het bij de dingen hoorde waarom Prabal haar een stuk vond. Zijn hoofd deed pijn van de gin en zijn armen deden pijn van het gewicht van het beeld. Hij zei: ‘Ik heb je schoenen in de slaapkamer gezet.’
‘Dank je. Ik heb geen voeten meer.’ Twinkle gaf hem een kneepje in zijn elleboog en zette koers naar de woonkamer.
Sandjiev drukte het massief zilveren gezicht tegen zijn ribben, voorzichtig om de veren hoed er niet af te laten glijden, en volgde haar. |
|