diend toen we op locatie gingen naar Hoog Soeren, voor foto's van een bekend merk koffie.
Voorzichtig tilde ik de fles op en draaide de schroefdop los. Op het etiket stonden letters in een goud reliëf. Ik liet mijn duim eroverheen glijden, steeds weer, terwijl de stad in groene en rode veegjes achter het raam voorbijsuisde - het leek net een op hol geslagen film.
‘Zal ik op je hoofd krabbelen?’
‘Dat mag, maar het is de allerlaatste keer. Ik heb je verkocht aan een rijke dame. Ze is heel lief voor kinderen.’
Hij lachte hinnikend als een paard. Ik slikte.
‘Maar ik wil liever bij jou blijven.’
‘Je mag niet liegen,’ zei hij.
Ik gooide een scheutje eau de cologne in mijn handpalm en voelde het branden in de afgescheurde nagelriemen van mijn vingers. Ik beet al nagels toen ik nog een baby was, daarom had ik last van rode gezwollen vingertoppen.
Ik gooide het goedje op mijn vaders haar en zette mijn brandende vingers op zijn hoofd. De warmte van zijn schedel werd door mijn vingers opgezogen.
Mijn vader gaf nog meer gas. Ik zag de wijzer van de kilometerteller oplopen naar 150.
‘Ik wil niet naar die mevrouw,’ zei ik.
Hij grinnikte boosaardig en spiedde met gefronste wenkbrauwen over zijn schouder. Zijn adem rook naar poep. Onder zijn tong had de tandarts een cyste ontdekt. Binnenkort moest hij naar de kaakchirurg, die zou het opensnijden met een vlijmscherp mesje.
‘Je hebt niks te willen want we hebben je verkocht. Die mevrouw is eenzaam in die grote villa en ze heeft ons heel veel geld voor je betaald. Ik heb haar wijs gemaakt dat je een lief meisje bent.’ Hij begon weer te lachen. ‘Daar zal ze dan nog weI van terugkomen want je bent een nagel aan je moeders doodskist.’
Hij tokkelde met zijn vingers op het stuur en keek naar de weg.
‘Je gaat in een heel mooi huis wonen, met een prachtige tuin, er groeien meer dan duizend bloemen.’
Hij liet het stuur los en legde zijn handen in zijn schoot.
‘Je krijgt een grote kamer en je mag de hele dag troep maken en zoveel snoep vreten als je zelf wilt. De hele dag mag je snoep vreten.’ Hij