Terwijl Nádas het vertelde, of enkele seconden erna, of misschien wel pas later toen ik terug was in mijn hotelkamer (het sneeuwde in Boedapest), dat weet ik niet precies, in mijn hoofd is dit vastgesoldeerd en niet meer los te halen, dacht ik aan een interview met Paul Schrader dat ik vlak daarvoor op televisie zag. Paul Schrader, een van de grootste scenarioschrijvers die er is (onder andere van Taxi Driver) maakte in het interview de indruk van een teleurgestelde, oude man. Hij verwierp Pulp Fiction van Quentin Tarantino omdat deze film het onmogelijk maakt nog over morele kwesties te spreken: een kind is geen kind meer, een moord is geen moord meer, heroïne is geen heroïne meer; alles is ironie, alles is een grap.
In het hotel ontdekte ik dat ik mijn lievelingsvulpen, een zwarte Parker met gouden punt, bij Nádas had laten liggen. Als een schooljongen had ik na het interview de Nobelprijskandidaat gevraagd zijn boeken te signeren. Ik stond in de lullige hotelkamer en tastte al mijn zakken af, als een man die in de tram is gerold.
Nádas' huis ligt in Boeda, het oude deel van de stad, boven op de berg. Het was avond en de sneeuw dwarrelde neer. Terwijl ik de trappen van de heuvel op liep met uitzicht op de stad en de als een vette koekenpan glimmende Donau, dacht ik aan de Nederlandse boekentoptienen en aan alle vrouwen die daar continu in staan. Dat Nederlandse dichteressen top zijn weet ik, maar die prozaschrijfsters, wat is daarmee aan de hand? Als manlijke auteur kom je er nauwelijks meer aan te pas - sommige auteurs maakt dit zó desperaat dat ze ertoe overgaan hun lippen te stiften, oorbellen in te hangen en bloemetjesjurken aan te trekken, of zich te laten verbouwen; ik geloof dat dat voor mij niet is weggelegd, mijn ambitie reikt niet ver genoeg. Ik kwam boven aan de berg, draaide me om en overzag Boedapest, de ideale plek om een vrouw ten huwelijk te vragen; duizenden lichtjes, de kettingbrug, het zwarte water, slierten rode en gele autolampen, als een zigeunerin lag de stad te schitteren. Ineens begreep ik dat het onze schrijfsters zijn die het gevoel voor empathie en mededogen instandhouden; dát is hoe die duivelinnen het publiek hypnotiseren en maken dat hun boeken uit de schappen worden gerukt.
Ik belde aan bij het huis van Nádas. Ik was bang dat hij me voor een schandknaapje met wel heel doorzichtige trucs zou aanzien. Ik hoorde gerammel, hij opende het ijzeren hek bij de binnenplaats dat 's zomers de junks moet weghouden, en liep door de gang naar de straat. Hij glimlachte