‘U stond te dromen, meneer Groot.’
‘Er staat een koude wind, hè!’
‘Maar hier is het lekker warm.’
Ze neemt zijn stok, steekt haar arm door de zijne en gearmd lopen ze de gang in. In de slaapkamer aangekomen, sluit ze met twee flinke rukken de gordijnen. ‘Daar hebben de buren niets mee te maken,’ zegt ze samenzweerderig en ze knipoogt naar de heer Groot.
Ze is nog mooier dan ik dacht, denkt hij.
Eva plaatst de transistorradio in de gang en stemt deze af op de klassieke muziekzender. Tussen tien en twaalf is dat Gouden barokklanken. In de badkamer klettert het water in het ligbad. Op de rand van het bed zittend, kleedt hij zich uit, terwijl hij de deuropening in de gaten houdt. Hij staat op om zijn broek en onderbroek uit te trekken.
‘Zal ik u helpen?’ echoot het uit de badkamer.
Siem Groot heeft het al in z'n eentje geklaard, hij zit naakt op de rand van het bed, de onderbroek samengepropt onder zijn handen die zijn schaamstreek bedekken. Ze komt hem halen en hij schuifelt haar armen in. Dan leidt ze hem naar het ligbad waar hij door haar te water wordt gelaten.
Eva heeft haar mouwen opgestroopt. Met haar vingers gespreid slaat ze een schuimlaag tot deze het hele wateroppervlak bedekt. Onder het schuim weet Siem Groot zich beschermd tegen zijn schaamte en het geeft haar de mogelijkheid discreet haar blik af te wenden. Op zijn huid voelt hij haar handen het werk doen. Het bad is de couveuse en hij is de te vroeg geborene, in ieder geval net zo gerimpeld.
We moeten wat praten! Hij is bang dat het niet gezellig genoeg is, maar er schiet hem niks te binnen.
‘Is het water niet te warm?’ vraagt ze.
Hij schudt van nee.
‘Gaat u maar achteroverliggen, ontspant u zich maar.’
Ik hou van je, denkt hij. Het aangenaam warme water reikt tot aan zijn lippen. Laat dit lang duren! Ik wil in warm water verdrinken, zo wil ik aan mijn einde komen. Maar wat denkt zij? vraagt hij zich verschrikt af.
Ze glimlacht wanneer ze merkt dat hij naar haar kijkt.
‘Als ik het voorjaar haal...’
‘Niet zulke sombere gedachten, meneer Groot.’
‘... dan strooi ik het zaad dat ik heb gespaard.’
‘De cyclamen?’