| |
| |
| |
Nawoord
O fel noodlot, wat heb je aangericht? Met deze woorden begint een
lied dat werd geschreven naar aanleiding van de dood van
Maria van Bourgondië, de vorstin die
op 27 maart 1482 te Brugge overleed, nadat ze korte tijd daarvoor
tijdens een rit van haar paard was gevallen en verwondingen had opgelopen. Haar
dood vormde het dramatische einde van een eeuw waarin het geslacht van Valois
vier grote Bourgondische hertogen voortbracht die regeerden over Vlaanderen.
Het was een eeuw met vele gezichten, waarin de Vlaamse steden en de
Bourgondische landsheer elkaar de zeggenschap over zo ongeveer alles
betwistten. Toch was het lot van Vlaanderen nauw verbonden met dat van de
Bourgondiërs, en behalve scherpe en soms slepende conflicten, kende
Vlaanderen in de Bourgondische tijd ook grote welvaart. Dit tijdperk begon in
1369 toen
Margareta van Male, dochter van de Vlaamse
graaf
Lodewijk van Male, trouwde met
Filips de Stoute. Toen Margareta's vader
in 1384 overleed, werd Filips, de hertog van Bourgondië, door zijn
huwelijk nu ook graaf van Vlaanderen. Het Bourgondische rijk was in
één klap uitgebreid met een van de meest welvarende gebieden van
Europa. Vlaanderen, met zijn machtige handelssteden, zou dan ook in de komende
eeuw - soms tegen wil en dank - in belangrijke mate bijdragen aan de
voorspoed van het Bourgondische rijk, dat in een haast continue
concurrentiestrijd was verwikkeld met Frankrijk.
Filips de Stoute regeerde tot aan zijn dood in 1404. Hij werd
opgevolgd door
Jan zonder Vrees, die in 1419 op wrede
wijze werd vermoord door aanhangers van de Franse koning. Hierna volgde het
langdurige bewind van
Filips de Goede, die Bourgondië door
gebiedsuitbreidingen, een slimme politiek en zo nodig bruut geweld tot een der
belangrijkste Europese staten maakte. Aan het einde van zijn leven verloor
Filips aan invloed | |
| |
en nog voor zijn dood in 1467 had zijn zoon
Karel de Stoute feitelijk de touwtjes in
handen. Karel voerde een offensieve en expansieve politiek. Op 5 januari 1477
moest hij dit met de dood bekopen op het slagveld voor Nancy. Zijn minderjarige
dochter Maria volgde hem op en trouwde spoedig met de Habsburgse vorst
Maximiliaan. Met diens komst veranderden
de machtsverhoudingen in Europa drastisch en voor Vlaanderen, en daarmee ook
voor Brugge, brak een tijd vol onrust aan. Maar voor het zover was, kende
Brugge een eeuw waarin vrede en welvaart de overhand hadden. De stad kende
relatief weinig armoede, de scholingsgraad was er hoog, en het lukte vaak
(hoewel niet altijd) de stad buiten grote conflicten te houden.
Brugge was de belangrijkste handelsstad in Noordwest-Europa.
Kooplieden uit heel Europa ontmoetten elkaar daar, alle belangrijke
handelshuizen waren er gevestigd en de Brugse banken speelden een sleutelrol in
talrijke financiële transacties. De samengebalde rijkdom en het
kosmopolitische karakter maakten Brugge tot een voorname afzetmarkt van
luxeartikelen. Kostbare kleding, fraaie juwelen en het schitterendste
edelsmeedwerk werden in Brugge vervaardigd en verkocht. Op het gebied van
boekproductie en schilderkunst was Brugge zelfs lange tijd toonaangevend in
Europa. Kunstenaars trokken naar dit centrum om emplooi te vinden en kopers van
binnen en buiten Brugge toonden hun grote belangstelling. Het is van belang te
bedenken dat de teksten in dit boekje ontstaan zijn in een wereldstad, een stad
waarin de grootste kunstenaars van hun tijd werkzaam waren en waarin vrijwel
alle talen uit Europa te horen waren.
| |
Leven in Brugge
Meer nog dan de meeste middeleeuwse steden kende
Brugge een grote diversiteit aan bezigheden binnen zijn muren.
Buiten | |
| |
de normale bedrijvigheid in een grote stad zien we in
Brugge veel activiteiten die verband hielden met de internationale handel.
Makelaars die contacten legden tussen koper en verkoper, sjouwers, kruiers,
beladers die schepen van lading voorzagen, geldwisselaars, notarissen die
transacties vastlegden en herbergiers die de vele handelaren onderdak
verschaften. Verder kende Brugge naar verhouding veel ambachtslieden die zich
met de vervaardiging van luxegoederen bezighielden, zoals schilders, edelsmeden
en miniaturisten. Zij waren allemaal georganiseerd in beroepsorganisaties -
gilden en ambachten - die een groot stempel op het leven in de stad drukten.
Daarnaast waren er de buitenlandse kooplieden, georganiseerd in zogenaamde
naties. Als belangrijkste handelsorganisatie gold lange tijd de Hanze, een
verbond van steden rond Noord- en Oostzee, die in Brugge haar belangrijkste
vestiging had voor handelscontacten met zuidelijk Europa.
Het drukke leven van alledag werd vaak onderbroken. Behalve de
zondag, een vaste rustdag, kende men aan het einde van de middeleeuwen in
Brugge een groot aantal kerkelijke feestdagen. Hierin zien we de
allesoverheersende rol van het godsdienstige leven, dat zichtbaar wordt in de
vele kerken die de stad telde, processies die met grote regelmaat door de
straten trokken, de schilderkunst waarin bijna altijd vrome onderwerpen werden
afgebeeld en in de literatuur. Maar geen feest zo vroom of er zat een
wereldlijk tintje aan, terwijl ook het omgekeerde gold: het sacrale en het
profane waren onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een goed voorbeeld is de
jaarlijkse Heilig-Bloedprocessie die in de middeleeuwen op 3 mei door Brugge
trok. Het was de grootste processie van het jaar, die samenviel met de
jaarmarkt die in de eerste weken van mei in Brugge werd gehouden. Kosten noch
moeite werden gespaard om van de processie een luisterrijk gebeuren te maken.
Schilders, muzikanten, zangers en vele anderen leverden hun aandeel. Heel
Brugge liep uit en aanschouwde de schitterend uitgebeelde ta- | |
| |
ferelen,
en onderwijl leste men de dorst in een van de vele Brugse
kroegen. De algehele dronkenschap die daarvan het gevolg was, leidde er in 1382
toe dat de Bruggelingen een smadelijke nederlaag leden in een bloedige slag met
Gentse troepen.
Processies, de vastenavondviering en het jaarlijkse steekspel van
het gezelschap de Witte Beer vormden telkens aanleiding tot feestelijkheden
waaraan ook Brugse dichters hun bijdrage leverden. Ze schreven esbattementen
(korte toneelstukken) die werden opgevoerd, ze droegen lofdichten voor en deden
verslag van dit alles in kronieken. De grootste gebeurtenissen in Brugge aan
het einde van de veertiende en in de vijftiende eeuw waren wel de Blijde
Inkomsten. Ze vormden de openbare manifestatie van de vaak moeizame verhouding
tussen stad en vorst. Achter de schitterende façade ging vaak heel wat
strijd om de macht schuil. Omvangrijk waren de feesten in 1440 toen
Filips de Goede Brugge bezocht. Na een
jarenlang conflict, ontstaan in 1437 toen Bruggelingen in opstand kwamen tegen
de hertog, was de stad weer in het gareel gedwongen. De Blijde Inkomst
verbeeldde de positie van Filips als landsheer, maar toonde, door al haar
rijkdom, ook de macht van Brugge. Groter nog - hoewel in dit boekje zeer
beknopt weergegeven - waren de feesten in 1468 ter gelegenheid van de bruiloft
van
Karel de Stoute en
Margareta (Margriete) van York. Groots
was de intocht in Brugge, schitterend de uitgebeelde taferelen, en overdadig de
banketten die dag na dag werden gehouden. De ridderschap toonde haar trots in
de steekspelen die werden gehouden. De Europese adel was in groten getale naar
Brugge gekomen, en de bevolking zag iets wat nog nooit was vertoond: het was
alsof het hof van koning Arthur herleefde. De Franstalige dichter
Olivier de la Marche en de Vlaamse
rederijker
Anthonis de Roovere hadden een groot
aandeel in de organisatie van het spektakel. We zien hier goed
geïllustreerd hoe alles in Brugge bij elkaar komt: de Nederlandstalige
literatuur is er geen op zichzelf staand verschijnsel, maar is ingebed in een
rijke cultuur | |
| |
en onderhoudt nauwe relaties met de Franstalige
literatuur.
In dit boekje is een selectie van teksten uit Brugge opgenomen die
werden geschreven in de Bourgondische tijd. De eerste helft wordt gevormd door
een keuze uit een kroniek waarin de gebeurtenissen in Vlaanderen in de late
veertiende en in de vijftiende eeuw zijn opgetekend. Daarna volgen diverse
kortere teksten. Zo op het oog is dit een willekeurige selectie, maar wel een
die laat zien wat er zoal geschreven werd in het Brugge van de late
middeleeuwen. Dat is dan ook het oogmerk geweest van onze keuze: het tonen van
een dwarsdoorsnede van de veelzijdige tekstproductie in wat misschien wel de
voornaamste stad was van de Nederlanden gedurende een groot deel van de
middeleeuwen.
| |
Brugse vrienden
Aan het einde van de veertiende eeuw is er in Brugge een groepje
vrienden dat regelmatig samenkomt om zich bezig te houden met literatuur, hun
gezamenlijke liefde. Onder het drinken van een goed glas wijn zingen ze
liederen, dragen ze gedichten voor en zullen ze ongetwijfeld verhitte
discussies hebben gevoerd over de betekenis van hun teksten. Ze schreven in het
Nederlands maar waren, zo blijkt uit hun gedichten, goed bekend met de
Franstalige literatuur, die in Brugge alom tegenwoordig was. Diverse van hun
liederen, gedichten en gebeden zijn bewaard gebleven in een boek dat nu
bekendstaat als het
Gruuthuse-handschrift, genoemd naar de latere bezitter
Lodewijk van Gruuthuse. In dit handschrift
staan het bekende ‘Kerelslied’ en twee liederen waarin de gestorven
vriend Egidius wordt betreurd, maar ook ‘De zeven poorten van
Brugge’, een gedicht waarin wordt verhaald hoe de koning van de Witte
Beer - de Witte Beer is een aristocratisch gezelschap dat eens per jaar een
steekspel organiseerde - een maquette van de stad Brugge krijgt | |
| |
aangeboden. Alle poorten worden verbonden met goede eigenschappen die de
aanbieder van het cadeau, een oude kluizenaar, de stad Brugge toedicht. Het
gedicht refereert waarschijnlijk aan de poorten en stadswallen die werden
hersteld na in 1382 te zijn verwoest door de Gentenaren. Het is daarmee een
voorbeeld van hoe Brugse dichters in hun werk reageerden op contemporaine
gebeurtenissen.
De allegorische gedichten waren vermoedelijk meer bestemd voor
gebruik binnen de vriendenkring. Hun vormgeving sluit nauw aan bij de literaire
mode van het moment, die haar oorsprong vindt bij de Franse ‘Roman de la
rose’. Complexe allegorieën worden slechts door een goed onderlegd
publiek dat doorkneed is in de finesses van het genre, optimaal gewaardeerd.
Eén van deze allegorieën, ‘Een droom’, is in dit boekje
opgenomen. In deze tekst vertelt de ikfiguur over een droom waarin hij wandelt
door een lieflijk landschap waar hij de boosaardige edelman Twijfel ontmoet.
Deze ontvoert hem naar zijn burcht. Vrouwe Hoop, die hij daar ontmoet, helpt
hem aan Twijfel te ontsnappen en samen met haar gaat hij een fraaie burcht
binnen, waarvan de beschrijving overeenkomsten laat zien met een mooie vrouw.
Na allerlei gebeurtenissen, waarbij het schrijven, zingen en begrijpen van
liedjes centraal staat, komt hij tot groot aanzien. Hij maakt zijn status
echter niet waar en gaat smadelijk ten onder. Het is een wijze les, kunnen we
aannemen, voor allen die in een stad als Brugge snel tot grote rijkdom komen
door handel of financiële transacties.
In de derde tekst uit het Gruuthuse-handschrift die in dit boekje is
opgenomen, ‘Liefdestaferelen’, worden diverse tonelen beschreven
waarin geliefden enkele woorden tot elkaar richten. De afzonderlijke taferelen
houden maar weinig verband met elkaar en de tekst lijkt daardoor nogal
onsamenhangend. De coherentie is echter gelegen in de wijze waarop de tekst
voor het voetlicht is gebracht. Zo kunnen de teksten bedoeld zijn als
spreukbanden op een prent of wandtapijt waarop een liefdes- | |
| |
tuin is
afgebeeld. Een voorbeeld van zo'n prent is bij de tekst afgebeeld. Maar
dergelijke teksten werden waarschijnlijk ook gebruikt bij tableaux vivants die
tijdens banketten of andere feesten zijn opgevoerd. Alle personages uit het
levende schilderij kregen daarbij enkele woorden in de mond gelegd.
| |
Eer en schande
De Gruuthuse-teksten zijn ons overgeleverd in een complete codex,
terwijl de drie Middelnederlandse teksten die nu aan de orde komen, genoteerd
zijn op een klein doormidden geknipt blaadje perkament uit de veertiende eeuw.
De eerste tekst - deze is niet opgenomen - telt maar liefst drieëndertig
verzen op de zelfde rijmklank. Dit monorime is ondertekend met de naam
Egidius. Het tweede gedicht ‘Over
wat niemand kan doen zonder terecht gewezen te worden’ is ondertekend met
Item Egidius. Onder de derde tekst ‘Beter gezwegen dan van spreken
schande gekregen!’ staat geen naam, maar zou heel goed ook door Egidius
geschreven kunnen zijn. Wie deze Egidius is geweest weten we niet. De naam
Egidius is in de Brugse literatuur echter niet onbekend. In het
Gruuthuse-handschrift staan twee liederen waarin een Egidius herdacht wordt.
Hij was een goede bekende van het groepje dichters dat achter dit handschrift
schuil lijkt te gaan. Het eerste van deze liederen is het meest bekend en
begint met de regel: Egidius waer bestu bleven (Egidius waar ben je
heen). Of deze Egidius dezelfde is als degene die zijn naam onder de
bovengenoemde teksten heeft gezet is de vraag. De naam Egidius kwam in
Vlaanderen veelvuldig voor. Toch doen de teksten qua vorm en inhoud wel denken
aan de Gruuthuse-teksten. In het gedicht ‘Over wat niemand kan doen
zonder terechtgewezen te worden’ overdenkt de ikfiguur hoe het met de
wereld gesteld is en constateert hij dat het in de ogen van veel mensen nooit
goed is: wie zich deugdzaam gedraagt, | |
| |
wordt overijverig genoemd
en wie het niet zo nauw neemt, wordt als losbol gezien. Egidius besluit er het
zwijgen toe te doen en, net als de kluizenaar uit een van de
Gruuthuse-gedichten, vroom te leven. In het erop volgende gedicht wordt zwijgen
dan ook als hoge deugd afgeschilderd.
Een tekst waarvan de handeling zich mogelijk in Brugge heeft
afgespeeld, is de boerde ‘Hoe een man zijn begerige vrouw op het rechte
pad houdt’ uit het handschrift-Van Hulthem. De verbindende schakel tussen
deze tekst uit het Brabantse verzamelhandschrift en de stad Brugge vormt het
personage van de Duitse Hanzekoopman, in het Middelnederlands aangeduid met de
term Oosterling. Een koopman is in komische versvertellingen een veel
voorkomend figuur, maar omdat het hier specifiek een Duitse Hanzekoopman
betreft, mag verondersteld worden dat dichter en publiek vertrouwd waren met
Duitse kooplieden. En Brugge is het belangrijkste handelscentrum binnen de
Hanze. Nu verliep het contact tussen Brugge en de Hanze niet altijd even soepel
- er waren geregeld conflicten - en de Duitse kooplieden waren niet bij
iedereen populair. Misschien figureert in deze tekst juist om die reden een
(verwaande) Duitse Hanzekoopman die nogal wat te verduren krijgt. Uiteindelijk
verlaat hij met eten besmeurd, bespot en met bebloede schenen de plaats van
handeling. En dat terwijl hij geheel onschuldig is.
Ondanks het wantrouwen jegens de vreemde kooplieden kon men niet
zonder hen. De economie van Brugge draaide op de handel en het was ook mede met
het oog daarop dat veel Bruggelingen al vroeg een vreemde taal leerden,
spelenderwijs of op school. In de schoolbanken werd daarvoor ‘Het boek
van de ambachten’ gebruikt. Dit boek, dat omstreeks 1370 door een Brugse
schoolmeester werd geschreven, lijkt op een hedendaagse ‘Wat & Hoe
taalgids’. In twee kolommen naast elkaar staan Franse en Nederlandse
stukjes tekst waarin natuurlijk zo- | |
| |
veel mogelijk essentiële
woorden genoemd worden. Zo kan men aan de hand van dit boek elementair Frans of
Nederlands leren. De tekstjes, veelal dialogen, zijn afkomstig uit het
alledaagse stadsleven en geven daarvan dan ook een beeld. Het boek dankt zijn
naam aan het feit dat de auteur in alfabetische volgorde mannen- en
vrouwennamen opsomt en daarbij vermeldt welk beroep zij hadden. Al deze
ambachten werden in Brugge beoefend.
| |
Anthonis de Roovere, dichter en kroniekschrijver
Rond het midden van de vijftiende eeuw komt de rederijkerij tot
grote bloei. In 1428 werd in Brugge de Heilige-Geestkamer
opgericht, de eerste rederijkerskamer ter plaatse, mogelijk als voortzetting
van de kring rond het Gruuthuse-handschrift. Aangenomen wordt dat een van de
oprichters van de Heilige-Geestkamer,
Jan van Hulst, ook een van de dichters
was uit die Gruuthuse-kring. Rederijkers hielden zich in besloten gezelschap
bezig met de dichtkunst, maar traden daarnaast ook naar buiten als dichters van
refreinen (een dichtvorm van de rederijkers) en als toneelschrijvers. Ook waren
ze nauw betrokken bij de organisatie van stedelijke festiviteiten als Blijde
Inkomsten, bruilofts- en geboortefeesten en velerlei kleinere gebeurtenissen.
Zo droegen ze bij aan de glorie van hun stad. De belangrijkste rederijker in
Brugge was
Anthonis de Roovere. Hij schreef vele
gedichten en toneelstukken en heeft daarmee aanzienlijke roem verworven. Zoveel
zelfs dat hij in 1466 op last van
Karel de Stoute een jaarlijkse toelage
ontvangt. De Bruggelingen zijn trots op De Roovere en hopen hem voor hun stad
te behouden. Ze zijn in die opzet geslaagd, want tot zijn dood op 16 mei 1482
is hij in Brugge gebleven en schreef hij verder aan zijn oeuvre. Een
aanzienlijk deel daarvan bestaat uit geestelijke teksten. Vooral met kunstige
Marialoven en een lang lofdicht | |
| |
op het Heilig Sacrament toont De
Roovere zijn poëtische kunnen. Maar ook schreef hij zotte teksten,
gedichten waarin de wereld op zijn kop wordt getoond: mensen gedragen zich
anders dan ze zouden moeten doen. Een mooi voorbeeld is het pas twintig jaar
geleden ontdekte ‘Over de hennentaster’. Dit verhaal over een boer
die denkt het werk van zijn vrouw te kunnen doen maar alles in het honderd laat
lopen, zal het als uitsmijter bij een voordracht goed hebben gedaan. Maar het
gaat natuurlijk óók om de moraal: doe wat je taak is en bemoei je
niet te veel met andermans zaken. Serieuzer van aard is het nieuwjaarsgedicht
uit 1480. De Roovere zinspeelt hier op de rampzalige tijd na de dood van Karel
de Stoute. Oorlog en hongersnood troffen de Vlaamse steden zwaar, en de
neergang was in Brugge goed voelbaar. Maar vanaf 1479 ging het wat beter door
het vastberaden optreden van zes gecommitteerden die met grote volmachten de
stad konden regeren. In dit allegorische gedicht heeft De Roovere dit verbeeld,
waarbij hij vooral hun bemoeienis met het herstel van wegen, bruggen en kaden
prijst. De loftuitingen van De Roovere zijn niet geheel onbaatzuchtig. Als
metselaar (want dat was zijn ambacht) kon hij immers misschien een graantje
meepikken.
Behalve dichter en toneelschrijver was
De Roovere ook kroniekschrijver. Hij
verhaalde in zijn kroniek, die een voortzetting was van oudere kronieken, over
grote en kleine gebeurtenissen in Brugge. Zo schrijft hij over de grootse
feesten in 1440 bij de inkomst van
Filips de Goede, maar ook over de
verdrietige dood van een mandenmaker die door het gewicht van zijn kruiwagen
van de brug af stort en ter plekke overlijdt. Ook wat elders gebeurde is door
hem opgetekend. Veel aandacht heeft hij daarbij voor de politieke en militaire
verrichtingen van de Bourgondische hertogen. De Rooveres kroniek maakt deel uit
van de ‘
Excellente kroniek van Vlaanderen’ (hoewel niet
precies bekend is wat voor zijn rekening komt, en wat anderen aan deze
| |
| |
kroniek hebben bijgedragen) en geeft een prachtig beeld van het
wel en wee in de Bourgondische tijd.
Literatuur in Brugge ten tijde van de Bourgondiërs is voor een
belangrijk deel Franstalige literatuur. De bibliotheek van
Lodewijk van Gruuthuse getuigt daarvan.
Deze voorname edelman uit de tweede helft van de vijftiende eeuw bezat een voor
die tijd immense bibliotheek met veelal uiterst kostbaar uitgevoerde boeken.
Franse teksten hebben sterk de overhand, en daarbij gaat het niet alleen om
oude teksten, maar ook om zeer recente literatuur. Het voor de
Middelnederlandse literatuur zo belangrijke Gruuthuse-handschrift lijkt met
zijn eenvoudige voorkomen een armzalige verstekeling tussen al deze
Bourgondische pracht. De nieuwste literaire mode werd in Brugge op de voet
gevolgd. Niet vreemd natuurlijk voor wie weet dat verschillende van die
dichters voor langere of kortere tijd in het gevolg van de hertog verbleven.
Brugse dichters die verkozen in het Nederlands te schrijven, moeten in geregeld
contact hebben gestaan met hun Franstalige collega's. Dit gold voor de
Gruuthuse-dichters en ook voor Anthonis de Roovere. Hun werk getuigt van de
rijkdom van de Nederlandstalige literatuur en geeft tevens een prachtig beeld
van de stad waarin die ontstond.
|
|