ben ik goedgeefs. Dan zegt
deze of gene dat hij zou willen dat mijn geldkist zo leeg was dat ik niet zou
weten waar ik het vandaan moest halen. Sta ik vroeg op, dan verwijten de mensen
mij dat ik niet veel goeds in de zin heb. Slaap ik lang, dan ben ik lui. Bezoek
ik graag mooie vrouwen, dan zegt men dat ik een hoerenloper ben. Doe ik dat
niet, dan zeggen ze mij dat ik vrouwen niet kan beminnen. Reis ik vaak door het
land om allerlei feesten bij te wonen, dan zegt men dat het een en al
lichtzinnigheid is wat ik zoek. Blijf ik thuis en geef ik daar niets om, dan
zeggen ze dat ik een kwezel ben. Ziet men dat ik goed verdien, dan zeggen ze
dat ik mijn zakken met woekeren vul. Wanneer ik echter werkeloos rondloop,
vraagt men mij hoe ik toch kom aan wat ik dag en nacht verteer. Toon ik
belangstelling voor de mensen, dan zegt men dat ik steekpenningen ontvangen
heb, en doe ik dat niet, dan zegt men, wanneer men het opmerkt, dat ik voor
niemand aandacht heb. Naar de galg moet men mij slepen. Ik weet niet meer hoe
ik mij moet gedragen als het mij niet wordt verteld.
Nu wil ik verder zwijgen en hen - lasteraars die het niet kunnen
laten - vrijuit laten spreken. Tegen laster kan men zich niet verweren.
Hierbij raad ik eenieder aan die zich in deze wereld staande moet houden, zich
in te spannen om God te eren en de tien geboden na te leven, en ijverig de leer
van de heilige kerk na te volgen. Anders kan ik niet inzien hoe iemand
gemoedsrust zal verkrijgen in dit tranendal, waarin onze vader Adam terechtkwam
nadat hij Gods gebod verbrak, iets waarvoor wij allen boeten. Moge de hemelse
Vader ons vreugde geven. Amen.
Geschreven door Egidius.