restaurateur de la langue flamande en Belgique, et les sympathies des provinces rhénanes pour les Beiges.’
Door de bovenstaende regels, die wy letterlyk uit het parysïsch blad overnemen, wordt het klaerblykelyk, aen welke bron de opgaven geput zyn, die er in voorgedragen worden. Het nieuwe ministerie heeft zich eene baen willen openen, om tot nadere betrekkingen met Frankryk te geraken; daertoe heeft het de argwaen der Franschen verwekt, het Journal des Debats is in het net gevlogen, het heeft als compère gediend, om de regering van Louis-Philippe tot behoedzaemheid op te wekken, en aldus onze fransch-waelsche ministers naer wensch in de kaert te spelen. Maer de pooging, om tot eene nadere aensluiting met Frankryk te geraken is vruchteloos. Voor ons kan Frankryk nooit een voordeelige bondgenoot zyn; zyne nyverheid zal de onze steeds verpletten, en eene grootere toenadering tot dat land kan geen ander uitwerksel hebben, dan ons de thans bestaende uitwegen voor de voortbrengsels onzer nyverheid te sluiten, zonder eenige vergoedigen van wege onze zuider naburen. Zoodat uit het voorgaende volgt, dat het nieuwe kabinet de strekking niet heeft, die het Journal des Débats aen hetzelve toeschryft; maer veeleer tracht het zich nader met Frankryk te verbinden.
Dat Duitschland de zelfde aenspraek zoude maken op België als op Holstein, gelyk het fransche dagblad voorgeeft, dit is het wel niet noodig te wederleggen. En, deze bewering ongegrond zynde, is het natuerlyk, dat de middels die er, volgens het Journal des Débats, toe aengewend worden, insgelyks hersenschimmig zyn moeten. En wezenlyk, er bestaet te Antwerpen geen pruissisch entrepot, ofschoon er in gemeld blad gezegd wordt, dat de heer von Arnhim er den eersten steen heeft van gelegd. Het dagblad Vlaemsch België heeft nooit eenigen onderstand van Pruissen genoten, zoo dat het, noch openlyk noch op eene bedekte wyze, onder de bescherming des konings van dat land gestaen heeft.
Wat nu de ineensmelting van het Vlaemsch en het Hoogduitsch betreft, het is volstrekt niet van noode, onze lezers te doen opmerken, dat zulks nooit in de gedachte kan gekomen zyn van wie het ook zy. Wel is waer, dat de Broederhand meermalen den wensch heeft geuit, dat er voor het Vlaemsch eene spelling zoude