De Broederhand. Jaargang 2
(1846-1847)– [tijdschrift] Broederhand, De– Auteursrechtvrij
[pagina 123]
| |
*** Krakau en de franschen. - De fransche dagbladen en natuerlyk ook hunne teerbeminde vrienden, de brusselsche fransche gazetten, schreeuwen zich bykans de longen uit, over de inlyving van Krakau in de oostenryksche monarchy. Zy beweeren dat, daerdoor de staetkundige staet van zaken in Europa geheel veranderd wordt, dreigen enz. Op al dit getier antwoord de Augsburgsche algemeine gazette in een groot artikel waeruit wy het navolgende vertalen.
‘Die inlyving zal zoo weinig aen den staetkundigen staet veranderen, als die welke over eenigen tyd tegen alle regt door Frankryk voltrokken bezetting van het zwitzersche Dapperdal, waerover toch zoo weinig woorden gewisseld werden. Neen, dan kunnen wy van andere dingen spreken. Het europische evenwigt werd diep geschokt, toen Frankryk, met de zending des hertogs van Angouléme, de reeks zyner verderfelyke tusschenkomsten in Spaniën begon; het werd geschokt toen de gordel van Belgische vestingen, die tegen Frankryk waren opgerigt, met de belgische kroon aen hetzelve ter beschikking gesteld werden; het werd geschokt, toen het in den nacht overvallen Ancona ons eene proeve gaf van hetgeen Frankryk doet, wanneer het zich krachtig gevoelt; het werd geschokt, toen Polen, tot zyne lactste ademtochten toe met fransche hoop vertroost, eindelyk den vorst Paskewitsch Warschau binnentrekken zag, en toen de edele graef Sebastiani, om zich en zyne landslieden gerust te stellen, de verzekering gaf, ‘dat de grootste rust in de hoofdstad van Polen heerschte.’ Dit waren alle gevallen, waerin een europische tusschenkomst noodiger ware geweest dan nu. Evenzoo had de beschermende magt der contrahenten van Weenen zich kunnen opdoen, toen, niettegenstaende het verdrag van Weenen, de Rhyn door de Hollanders, de Sund door de Deenen, de Elbe en Wesner door duitsche Staten, de Donau door de Russen toegesloten werden gehouden. Maer wy beleefden geene andere tusschenkomst, dan die met België, waer echter het tweede verdrag eerst zeer lact na den breuk van het eerste kwam, en lang nadat een nieuwe koning zich op den troon gezet had: terwyl Frankryk, midden in den vrede met zyne krygsmagt Antwerpen belegerde, om de hollandsche troepen uit die stad en uit de schoonste en grootste helft van een land te jagen hetgeen aen koning Willem gewaerborgd was. Kan de krakausche zaek daermede vergeleken worden? In een ander artikel ‘Voor Rhein 4 dec.’ spreekt dezelfde gazelle uitvoeriger over dit feit en wel hoofdzakelyk met betrekking tot België:
‘Wy vernemen tot onze grootste verwondering uit de paryssche dagbladen dat in Frankryk het verbond van Weenen weer in achting komt. Tot nu toe, namelyk sedert zestien jaren, sprak men daerover geheel anders. De weenensche overeenkomsten waren, volgens eene aldagelyksche spreekwyze, hoogstens goed om ‘verscheurd’ te worden; Lodewyk-Philips had Frankryk aen den vreemde verkocht, wyl hy de hoofdgedachte der Julius-omwenteling miskende, die juist het verscheuren der weenensche overeenkomsten beoogde. Zoo waren wy tot heden toe gewoon de fransche oppositiebladen te hooren spreken en zy herhaelden alles dikwyls genoeg, om het ook door het zwakste geheugen te doen onthouden. Nu schynt echter de natuer dezer overeenkomsten zich binnen weinige dagen plotseling veranderd te hebben. Gedurende zestien jaren dienden zy tot niets, zy waren afschuwelyk, alleen goed, om verscheurd te worden, en ziedaer, | |
[pagina 124]
| |
nu pryzen dezelfde menschen, in dezelfde bladen, dezelfde overeenkomsten als heilig en onschendbaer. Men moet bekennen dat dit eene zonderlinge wyze van heilighouding is; zy gelykt niet weinig aen den kultus der wilden, die de voorwerpen hunner vereering heden afrossen en morgen aenbidden. Frankryk en de weenensche overeenkomsten heilig houden! Opent men dit dokument om de zinsneden over Krakau te lezen, dan hoeft men slechts eenige bladen verder te gaen en men zal vinden, dat daer de spraek is van een koningryk der vereenigde Nederlanden, wat heden niet meer bestaet, maer in 1830 nog bestond en in 1831 zoude hersteld geworden zyn, indien eene vreemde tusschenkomst dit niet verydeld had; deze tusschenkomst was het werk van Frankryk. In de weenensche overeenkomsten stond geen woord daerover, dat Frankryk zulk een beschermregt had; integendeel, het koningryk der Nederlanden was eene plegtig bezegelde schepping dezer overeenkomsten en ook de onderteekening van Frankryk ontbrak niet. De heilighouding dan bestond daerin dat men het verdrag brak. En het bestaen van het koningryk der Nederlanden was in de weenensche byeenkomsten niet aen voorwaerden gehecht gelyk die der vrye stad KrakauGa naar voetnoot(1) de instelling was niet door eene stipulatie ‘en revanche’ gelyk die van Krakau vergezeld. Maer het schynt dat men dit alles reeds weer vergeten heeft, hoewel het geene woorden der pers, maer daden des staets zyn. Niet alleen de bladen der oppositie, maer ook die van het ministerie roepen het heilige der overeenkomsten aen, die eigenlyk Frankryk alleen gebroken heeft, en het Journal des Débats pryst op denzelfden tyd, waer het van derzelver onkwetsbaerheid spreekt, ook nog de bezadiging van Frankryk, eene bezadiging waeronder men niets anders verstaen kan, dan dat het België niet onmiddelyk fransch maekte... Voor de rest mogen wy ons over den yver, waermede men te Parys van de onkwetsbaerheid der weenensche overeenkomsten spreekt, verheugen, en daer de oogen aller partyen dit met denzelfden vurigen yver doen, zoo moet men natuerlyk aennemen, dat zy het eerlyk daermede meenen; in dit geval zal het zwitsersch eedgenootschap er weldra een bewys van krygen, en wel dae rdoor dat Frankryk het Dapperdal teruggeeft, wat volgens artikel 79 der weenensche congresakte aen Zwitserland toebehoort.’ *** Een gruwelyk gedenkstuk van de fransche bloedzucht tydens de groote revolutie kwam onlangs onder onze oogen. Een van de paryssche bloedhonden gaf een dagblad uit le Journal des Guillotines, waerin men de namen van allen vond, welke onder het valbyl stierven. Er zyn tien nummers in 12 van verschenen elke van 32 bladz. Gelyk men weet, stierven te Parys alleen 2742 persoonen onder de guillotine. *** Als iets maer geestig en onderhoudend is, dau is de Frasnchman er mede te vreden; of het de zeden bederft, daerna vraegt hy niet. Zoo vinden wy in een dagblad van Parys het volgende berigt over het blyspel Cororico: ‘Ces cinq tableaux d'une morale un peu hasardée, mais pleins d'esprit et de gaieté. ont óbtenu un succès complèt.’ |
|