De Broederhand. Jaargang 1
(1845-1846)– [tijdschrift] Broederhand, De– Auteursrechtvrij
[pagina 185]
| |
[Nummer 5]Over den Nadruk van fransche boeken in Belgien, synen schadeliken invloed en de gemakkelikheid syner afschaffing.Is de nadruk van fransche boeken onsen lande voordeelig of schadelik? Moet hy al of niet afgeschaft worden? Soo luidt het vraagpunt, dat tegenwoordig onse diplomatie besig houdt en binnen korten tyd door onse wetgevende kamers waarschynlik sal opgelost worden. Desselfs wichtigheid voor de ontwikkeling onser taal en letterkunde verplicht ons, dit onderwerp in ons tydschrift te behandelen; wy sullen nochtans de saak uit een algemeen belgisch standpunt beschouwen en se slechts op 't einde onses opstels onder hare besondere betrekking tot de vlaamsche belangen voorstellen. Het vraagpunt van den nadruk is veel omvattende; sedelike en stoffelike belangen staan er mede in verband, en gelyk het meestal voorvalt, vinden de eerste minder verdedigers dan de anderen. By het ondersoek der vrage sou men vooreerst het sedelik oogpunt, de billikheid des nadrukhandels, moeten behandelen; doch in onse positive eeuw pleegt men bovenal de stoffelike syde eener saak in aanmerking te nemen en de sedelike en geestige heel wyd op den achtergrond te stellen. Wy syn dus verplicht die handelwyse te volgen, indien wy eenigen indruk op 't publiek maken willen. Laat ons dan vooreerst sien, wat stoffelik voor- of nadeel Belgiën uit den nadrukhandel trekt. Wanneer men desen onrechtmatigen handel met de andere nyverheidstakken van ons land vergelykt, soo blykt het weldra, dat hy een der minst belangryke is. Hy is immers maar in ééne stad gevestigd en in die stad selve bestaat er nog menige drukkery, die sich geenssins met de contrefacon besig houdt. | |
[pagina 186]
| |
Men heeft onlangs met veel gerucht uitgebasuind, dat de brusselsche nadrukkery meer dan 50,000 werklieden den kost gaf. De overdrevenheid van dit getal is klaarblykelik voor dengene, die er eenige kennis van heeft. Nooit hebben de dry groote nadrukmaatschappyen, te Brussel gevestigd, gesamentlik meer dan 700 arbeiders aan 't werk gehad, hetgeen met de andere kleinere drukkeryen, die sich min of meer met den nadruk besig houden, en ongeveer 500Ga naar voetnoot1 werklieden hebben kunnen, een geheel uitmaakt van 1,200. Er syn op syn hoogst 500 boekinnaijers en binders en 200 lettergieters. Al de papiermolens van 't land (onder dewelke nog vele syn, die voor de nadrukkers niet werken) besigen voorseker niet meer dan 4,000 arbeiders. Het geheel der tot den nadruk-handel gebesigde werklieden kan dus hoogstens op 6,000 beloopen. Van 6,000 tot 50,000 is de afstand tamelyk groot en men sou hier misschien kunnen seggen, dat er in sulke aanhalingen iets anders dan overdrevenheid te soeken is. Vergeefs sou men ons tegenwerpen, dat de leden der familie des werkmans er by gerekend moeten worden; want eene dergelyke optellingswyse, die wel ten aanfien van de spinneryen en weveryen en van eenige andere handwerken, waar vrouwen en volwassenen den huisvader medehelpen, gegrond is, kan hier niet aangewend worden, dewyl het bekend is, dat de vrouwen en kinders van eenen drukkersgast schier altyd een ander handwerk uitoefenen. In allen gevalle is dit getal van 6,000 persoonen, al ware het twee, drymaal soo groot, nog seer gering in vergelyking met dat dergene, die door de linnen- en katoenspinneryen en weveryen, steenkoolmynen, lakenfabriken en soo vele andere ambachten worden onderhouden; gene telt syne werklieden by honderden, dese by duisenden. In betrek tot de weerde van syne gewrochten, kan de nadrukhandel ook met de bovengemelde echte nationale nyverheidstakken, niet vergeleken worden. In de door het bestuur uitgegevene Documents du commerce extérieur de la Belgique pendant l'année 1844 lesen wy, dat de uitvoer der van belgische drukpersen uitgekomene boeken eene weerde van 1 millioen 600,000 frank uitmaakt. Nu, wat is sulk een geringe uitvoer in vergelyking van dien | |
[pagina 187]
| |
der gemelde voortbrengselen, die hunne uitgevoerde weerden by 10, 20 en 30 millioenen tellen? De nadrukhandel is niet alleen onbeduidend, maar hy is bovendien nog kwynend en in verval. Voor ses of seven jaren had hy door het oprichten van veel maatschappyen eene sekere uitgebreidheid verkregen, maar de mededinging heeft weldra de winsten verminderd en hy is allengskens en onophoudelik tot heden toe achteruit gegaan. Op den huidigen dag wordt er weinig in Belgiën herdrukt; sedert een jaar leven onse nadrukkers op den Wandelenden Jood van Sue en de Geschiedenis van het consulaat en het keizerryk van Thiers, en men kan licht verstaan dat de winsten tamelik schraal syn moeten, indien men denkt, dat, buiten de soo talryke belgische uitgaven van die werken, nog duitsche uitgaven bestaan, die met deselve op de duitsche markten mededingen. Buiten dese en soortgelyke ouvrages de circonstance, drukt men byna niets meer. Reeds heeft eene maatschappy opgehouden te bestaan en eene andere is soo verre gebragt, dat se sich voor alle soorten van drukken, selfs voor huwelyks- en doodskaarten aanbiedt. Dese toestand is gemakkelik te begrypen. Een uitgever kan met de ernstige werken geene groote winsten maken, somtyds selfs verliest hy daarby; het is op de lichtere en meer gesochte boeken, gelyk de romanen en gelegenheidswerkjens, dat hy dat niet-winnen of verlies meestendeels kan vergoeden. Nu, voor 't oogenblik is de saak soo ingericht, dat, soodra een boek van eenen beruchten schryver in Frankryk verschynt, seffens de belgische nadrukkers op hetselve, gelyk raven op een lyk, vallen en het in alle formaten en prysen toebereiden. De eerste nadrukker had het op 3 fr. het boekdeel 18o gesteld; acht dagen daarna komt er een tweede, die hetselve voor 1 sr. 50 geeft, dan een derde, die het voor 75 centimen aanbiedt, tot dat het, ten langen leste, tot 35 centimen afgaat; - sonder nog van die dagbladsuitgevers te gewagen, die hunne bundeltjens voor 12 centimen verkrygen. Trouwens, suik een toestand moet dien nyverheidstak ganschelik vernietigen, indien hy nog eenigen tyd voortduurt. Is er nu vooruitsicht, dat die staat van saken sal veranderen? Sal dit mettertyd beteren? - Geenssins; altyd sal de mededinging | |
[pagina 188]
| |
sterk en toomeloos blyven. Dat ligt in de natuur der saken. In den regelmatigen boekhandel syn de drukkosten maar de helft van den inleg eener onderneming; de innerlike weerde des werks vormt de andere helft; dikwyls selfs maakt se de dry vierendeels uit. Van daar volgt het, dat de drukker seer selden de geheele onderneming op sich selven nemen kan; er moet tusschen hem en den schryver een andere hulpgenoot, de uitgever, optreden, en dit beroep kan niet sonder ruime geldmiddelen uitgeoefend worden. In den nadrukhandel daarentegen bestaan er alleen drukkosten, en ieder drukker die syne gasten alle weken regelmatig kan betalen, is in staat van een boek na te maken, want hy krygt altyd op crediet papier en anderen drukvoorraad. Een geringe drukker kan dus meeslentyds met den machtigsten ondernemer van nadrukken wedijveren, en syne mededinging is soo veel te gevaarliker, daar syne saken meestal met meerder sorg en suinigheid dan die van de groote maatschappyen ingericht syn. Maar er bestaat thans nog eene andere mededinging, en wel eene veel machtigere, die der paryssche uitgevers. De soogenaamde Bibliothèque Charpentier en andere soortgelyke uitgaven van 3 fr. het dikke boekdeel groot in-18o hebben reeds hier in Belgien menigen brusselschen nadruk doen mislukken; nu kondigt men eene andere paryssche onderneming aan, die de niewe romanen aan één frank het boekdeel, voor den uitlandschen verkoop sal laten drukken en verspreiden. Dat sulke uitgaven, selfs ten gelyken pryse, de onsen overal sullen verdryven, is in geener wyse twyfelachtig, dewyl het fransch papier oneindig schooner en beter is, dan het onse, en de nasiening des druks meestentyds nauwkeuriger. En wat sal er dan van desen handel worden, als Frankryk met al de europeïsche mogendheden voor het wedersydsch afschaffen des nadruks, een verbond sal hebben gesloten, gelyk het reeds met Sardinië heeft gedaan? Men bedriege sich niet met valsche hope: dit oogenblik is nader by, dan men denkt, want de paryssche nadrukkers van engelsche, italiaansche en duitsche werken syn, gelyk de onse, in eenen kwynenden toestand, en Duitschland in 't besondere begint de schade te gevoelen, welke de soo goedkoope belgische nadrukken van fransche boeken aan syne eigene letterkunde toebrengen. | |
[pagina 189]
| |
Wat sal er dan gebeuren? De nadrukhandel sal voor immer vergaan en dit sonder de minste schadeloosstelling, sonder de minste vergoeding in eenen anderen tak van nyverheid. Trouwens, als men op dit vraagpunt ernstig nadenkt, moeten de soo hevige uitvallen van een gedeelte des brusselschen publieks tegen het wettelik afschaffen des nadruks driftig en redeloos voorkomen. In stede van te vragen: ‘moet de nadruk aan Frankryk opgeofferd worden’ sou men met meer recht en rede de vraag aldus stellen: ‘Wat sal men met den stervenden nadrukhandel doen? hoe sal men den kwynenden belgischen boekhandel helpen?’ Sonder verder te gaan, is het niet klaarblykelik, dat sulk een tak van nyverheid, die van syne eigene dood sterft, der sorg en bescherming des staatsbestuurs niet weerd is? dat deselve, in de schaal der rechtveerdigheid en staatkunde gewogen, voor de andere groote nyverheidstakken des lands moet onderdoen? Dat hy, des noods, moet opgeofferd worden ten voordeele van andere, die veel belangryker syn en eenen ryken oogst voor de toekomst kunnen opleveren? Doch gelukkiglik sal het soo ver niet komen. De belgische boeken drukhandel sal door het afschaffen van het nadrukrecht niet vernietigd worden; misschien kan hy voor het oogenblik eenige stremming ondergaan, doch in allen gevalle kan het staatsbestuur daarin verhelpen. Voor het toekomende daartegen is er veel voor die tak van nyverheid te hopen, voor soo veel hy de fransche markt kunne verkrygen. De bewysen daarvan syn de volgende: Het grondbeding van een verbond met Frankryk voor het afschaffen des nadruks is noodwendiglik de wedersydsche aanerkenning des lettereigendoms in beide landen. Het volgt daaruit, dat ieder werk in Belgiën uitgegeven, het sy van eenen belgischen of van eenen franschen schryver, in geheel Frankryk sal kunnen worden verkocht, terwyl, langs eene andere syde, de markt der andere europeïsche landen voor hetselve sal blyven open staan. Indien men nu twee gewichtige omstandigheden overweegt, namelik, dat de drukkosten in Brussel en overal elders in Belgien minder swaar syn dan in Parys, en dat de groote brusselsche maatschappyen alreede eene talryke kalandise in gansch Europa besitien, | |
[pagina 190]
| |
soo sal men overtuigd worden, dat dese leste heel gemakkelik sekere werken van beruchte fransche schyvers in Brussel souden kunnen uitgeven, en op die wyse met de paryssche boekhandelaars in 't ondernemen van originaalwerken met voordeel mededingen. Hoe wichtig de leege prys der drukkosten is, getuigt de handelwyfe der paryssche uitgevers selve; se laten namelik, sedert eenigen tyd, vele boeken in kleinere steden drukken, waar de arbeidsloon leeger is, dan in de hoofdstad. Ook is de buitenlandsche markt van groot belang, en het is gemakkelik te begrypen, dat het voor onse boekhandelaars veel lichter sal syn, hunne reeds bestaande betrekkingen in Duitschland, Italië, Rusland, ens., te behouden, dan voor de paryssche uitgevers in dese landen handelsverbindingen aanteknoopen, welke sy tot nu toe versuimd hebben. Met insicht hebben wy gesegd dat sekere fransche werken in Brussel nog souden kunnen uitgegeven worden, want er syn natuurlik vele soorten van werken, die, wegens hunnen inhoud, besonderlik voor Frankryk syn bestemd en die gevolgentlik in Parys uitgegeven moeten worden. Maar al degene, die op een europeïsch publiek aanspraak maken kunnen, - en het syn ongeveer deselfde, die tot nu toe by ons worden nagedrukt - kunnen by eenen brusselschen soo wel, als by eenen parysschen boekhandelaar uitkomen, voornamelik indien de belgische uitgever sich te Parys eenen correspondent heeft weten te verschaffen, by wien het boek op denselfden dage, als te Brussel verschyne. Dese gedachte behoort ons niet toe; we hebben se van vele bevoegde mannen hooren uiten, en sy is nog verleden jaar door eenen alhier gevestigden boekhandelaar in een vlugschrift ontwikkeld geworden, waaraan ongelukkiglik de schryver weinig ruchtbaarheid heeft gegevenGa naar voetnoot1. De heer Muquardt doet opmerken, dat de belgische boekhandel de uitlandsche markten soodanig uitgevorscht en uitgebuit heeft, dat hy de paryssche uitgaven, - selfs degene die soo goedkoop waren als de belgische - meestendeels uit die plaatsen heeft weten te verdringen, in dier voege, dat de fransche | |
[pagina 191]
| |
boekhandel thans schier alleen door syne geïllustreerde werken of door degene, die van weinig vertier syn, aldaar bekend is. Hy meent desvolgens, dat onse groote boekhandelaars, die daarenboven nog geheel Frankryk voor uitweg konden hebben, in staat souden syn den franschen schryveren dikwyls hoogere sommen te betalen, dan de parysche uitgevers selve; en hy besluit uit dit alles, dat met het afschaffen des nadruks, onse boekhandel en de daartoe behoorende nyversheidstakken eene grootere ontwikkeling en vastere grondslagen verkrygen souden. Sóó denkt ook de schryver van een ander onlangs te Luik verschenen vlugschrift, die voor leuse heeft aangenomen: ‘La contrefaçon a fait son tempsGa naar voetnoot2.’ Tot dese voorhanden synde hulpmiddelen moet er nog een ander bygevoegd worden, 't welk tot nu toe door onse boekhandelaars geheel en gansch versuimd is gebleven, te weten: de vertalingen. Geen land is beter dan Belgiën gelegen, om de wedersydsche uitwisseling der gedachten tusschen de groote volkdommen van Europa te helpen vermiddelen. Op de grensscheiding van de germaansche en romaansche wereld geplaatst, en uit dese twee elementen samengesteld, is ons land, om soo te seggen, door de natuur gevormd, om middelaar te syn tusschen Noorden en Suiden, tusschen de germaansche en romaansche beschaving. Het vertalen uit het hoogduitsch, engelsch, nederduitsch en noordsch in 't fransch valt ons natuurlik te beurt. De Franschen syn, wel is waar, ten huidigen dage, beter dan wy met de engelsche letterkunde bekend, maar het sal soo niet altyd blyven duren, en wy kunnen hopen, deselve mettertyd soo wel als sy uittebuiten. Het hoogduitsch biedt ons in alle vakken der letteren en wetenschappen, eenen ryken en heerliken oogst, die ons uitsluitelik ten deele kan vallen; het is immers bekend, dat er in die taal eene menigte uitmuntende werken, soo wel in de geschied- oudheids- en spraakkunde, als in de poëtische literatuur bestaan, die tot nu toe geenen franschen vertaler hebben gevonden, alhoewel de weinige, die vertaald syn geworden, eenen algemeenen by val in Frankryk verkregen hebben. Nu, een belgische boekhandelaar, tegen allen nadruk in Frankryk beschermd, sou sulke vertalingen niet alleen in dat land, maar ook in Italië en | |
[pagina 192]
| |
Spanië konnen vertieren, en diensvolgens - wat ook wel in aanmerking mag komen - in staat gesteld syn, schoone honoraires aan de vertalers te betalen. Denemarken en Sweeden, die in de niewere tyden soo vele goede en treffelike werken hebben voortgebragt, sonden ons ook ryke stof opleveren, niet alleen voor de fransche, maar ook voor de nederduitsche letterkunde, want de poëtische gewrochten van Skandinavie syn toch immers by ons niet meer bekend dan in FrankrykGa naar voetnoot1. Dat ook nederduitsche vertalingen uit hoogduitsche, noordsche, engelsche en fransche boeken als geldsaak voordeelig syn konden, sal men licht begrypen, indien men opmerkt: 1o dat het missen van fransche romanen van 35 cent. het deeltje menigen Vlaming, ja ook menigen Hollander, sal dwingen, synen leeslust met nederduitsche boeken te voldoen; 2o dat de vertaling van een fransch of hoogduitsch werk dikwyls goedkooper dan het origineel sal syn; 3o dat vlaamsche schryvers en vooral belgische drukkers sulk eene vertaling ondernemende, het werk voor eenen redeliken prys sullen kunnen geven, en op die wyse niet alleen Belgiën maar ook geheel Nederland tot uitweg krygen. Gelyk alle boeken, syn ook de talryke oversettingen, die in dit laatste land worden verveerdigd, altyd op eenen seer hoogen prys. Eenige van deselve syn selfs duurder dan het oorspronkelik werkGa naar voetnoot2. Het sou voor de belgische boekhandelaars seer gemakkelik syn, dien nyverheidstak tot sich te trekken, en het wordt licht verstaan, welk eene aanmoediging daardoor aan onse taal- en letterkunde soude gegeven worden. Tot nu toe hebben wy met opset van de belgische oorspronkelike werken niet gerept. Wy willen niet, dat de liefhebbers van den nadruk ons kunnen tegenwerpen, dat de belgische drukhandel, die tot heden toe, op den franschen geest heeft geleefd, van honger sou sterven, indien hy op den belgischen geest leven moest. Dan, | |
[pagina 193]
| |
ofschoon wy innig overtuigd syn, dat het afschaffen des nadruks onser letterkunde-der dietsche soo wel als der waalsche-eene niewe en machtige ontwikkeling sou toebrengen, willen wy nochtans dese omstandigheid geheel en gansch achterlaten en ons met het stellige bepalen. Nu, wy gelooven genoegsaam bewesen te hebben, dat slechts het rechtmatig uitgeven van fransche boeken en vertalingen toereikend is, om onsen druk- en boekhandel eenen ten minste soo goeden toestand, als den tegenwoordigen te verschaffen; en wy beperken ons tot de bemerking, dat alles wat onse letterkunde in groei en bloei sou winnen, ook voor den boekhandel eene winst syn sou. De tydelyke stremming, die door het invoeren der niewe staat van saken soude mogen voorvallen, konde licht door het staatsbestuur verholpen worden. Het sou namelik goedkoope uitgaven van klassike en andere nuttige werken, die thans in den boekhandel moeijelik worden gevondenGa naar voetnoot1, het sy onmiddelyk voor syne rekening, het sy by middel van toelagen aan de uitgevers verleend, in Brussel laten drukken. In dit leste geval, sou de staat een seker getal exemplaren gelyk in weerde met de toelage, sich voorbehouden; en die boeken souden later aan onderwysers, leerlingen en anderen, als premie van aanmoediging, kunnen verdeeld worden. In de naaste aflevering sullen wy het vraagpunt onder de fedelike betrekking beschouwen. V.D.H. |
|