De Broederhand. Jaargang 1
(1845-1846)– [tijdschrift] Broederhand, De– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
Mengelingen.*** Men schryft ons uit Darmstadt, 15 juny: ‘Voorleden jaar werd, gelyk gy weet, te Dresden besloten, dat dit jaar in den herft eene vergadering van philologen, orientalisten en pedagogen in onse residentie soude plaats hebben. De stadsregeering soo wel, als onse geleerden wedyveren, om al wat mogelyk is, optebieden voor het onthaal der vreemden, voor passende lokalen en vermaken van allen slag. Onder de leden van het comité, dat de feesten sal leiden, sien wy den hoogstverdienstelyken vryheer von Wedekind en den geheimen staatsraad Jaup. Met andere inrigtingen syn de heeren Dr Dilthey, Dr Schleiermacher en Dr Wagner gelast, aan welken men sich ook voor de bestelling van wooningen en andere aanvragen wenden kan. De sittingen beginnen met den 1sten van october en sluiten met den 4en der selve maand. De orientalisten hebben nog eenige voorbereidende sittingen op den 29en en 30en van september.’ Wy hopen geerne, ook Belgiën en Holland by dese vergadering vertegenwoordigd te sien. *** Aangenaam is het ons, te mogen melden, dat hier een Brabandsch Idioticon staat uittekomen. De opstellers, de heeren Stallaert en Van den Hove, hebben sedert een paar jaren hunne vrye stonden en menig uitstapje daaraan besteed, om al de worden en spraakvormen, die in Braband gehoord worden, en niet in de schryftaal voorkomen, aanteteekenen. De verklaring der woorden geven sy niet alleen in het nederduitsch, maar ook in het hoogduitsch en in het fransch. Dese bewerking sal, na het Kortryksch Idioticon van den heer Snellaert, de eerste syn, die in Belgien in dit vak aan den dag is gekomen; immers de weinige woorden, door den heer Serrure uit den Leuvenschen tongval medegedeeld (Middelaer, 2de jaargang), kunnen slechts als een proefje beschouwd worden. *** De koninglyke centraal commissie voor belgische statistiek, onder het voorsitterschap van den onvermoeijelyken geleerden, den heer Quetelet, en wier sekretaris de heer Heuschling te Brussel is, trad deser dagen in briefwisseling met de groothertoglyke Hessen-Darmstadtsche maatschappy voor | |
[pagina 37]
| |
statistiek en aardrykskunde. Mochten toch andere geschiedkundige maatschappyen sich ook soo in correspondentie stellen met de talryke duitsche genootschappen, die voor historische navorschingen werksaam syn. Soo eene dit wenschte, sal de redaktie geerne vermiddelend daartoe helpen en wy versoeken onse genootschappen sich derhalve in vrachtvrye brieven aan ons te wenden. *** De geleerde deensche geschiedschryver Petersen heeft onlangs in een werk voorgeslagen, het deensch en het sweedsch in een te smelten en eene algemeene noordsche schrifttaal trachten te vormen. Hy heschouwt eene sulke letterkundige vermisching als het beste middel, om aan de meer en meer veld winnende hoogduitsche spraak te kunnen wederstaan. Wy sullen later dit ontwerp breedvoeriger behandelen. *** Een belangryk boekje wordt in Duitschland aangekondigd. Het is een Musenalmanak, die onder den titel: Die Sprachverwandten, hoog- en nederduitsche, deensche en sweedsche dichtstukken sal inhouden. Reeds hebben de eerste dichters Duitschland's en Skandinavien's aan die schoone germaansche versameling hunne medewerking beloofd. De opsteller, Dr Boas, uit Landsberg aan de Warthe (niet verre van Stettin), heeft ons geschreven, om door onse tusschenkomst, ook eenige vlaamsche dichtstukken te verkrygen. ‘In Belgien, segt hy, fehlt mir alle Bekanntschaft... Sehr ungern würde ich die flämische Poesie aus dem Album zurücklassen; allein sobald Sie mir Ihre Hülfe entziehen, dann muss ich freilich dein Lieblingsgedanken entsagen, dass Belgien und Deutschland sich dabei traulich die Hand zum Grusse bieten möchten.’ Wy durven hopen, dat onse dichters dese oproeping niet onbeantwoord sullen laten. Sy kunnen geene betere gelegenheid vinden, om hunne gewrochten by de verwante germaansche volkeren te doen kennen. De opsendingen kunnen aan ons kantoor, of wel rechtstreeks, langs den weg van den boekhandel, aan den heer Boas gedaan worden. *** Eene der laatste nummers der pruissische staatszeilung deelt eene kritiek mede over Thiers' Histoire du Consulat et de l'Empire, welke met dese woorden sluit: ‘Nach solcher Probe historischer Taschenspielerkunst scheint dem Werke ein vollständiger Erfolg in Frankreich gesichert, welchen wir Herrn Thiers keineswegs missgönnen, sofern man nur den guten Deutschen nicht zumuthet, dergleichen als Geschichte hinzunehmenGa naar voetnoot1.’ Op soortgelyke | |
[pagina 38]
| |
wyse spreken alle goede duitsche tydschriften over het genoemde werk. De Rheinische Beobachter vertelt er het navolgende anekdootje over: M. Guizot werd gedurende syne laatste siekte door eenen vriend besocht, die hem in den hof wandelende en met lesen besig vond. Welnu hoe gaat het? vroeg de vriend. Ik gevoel my seer wel, antwoordde M. Guizot. Gy siet, ik lees Romanen; en daarby toonde hy het boek aan den vriend; het was: - Thiers geschiedenis van het konsulaat en het keiserryk. *** S.M. de koning Lodewyk Philips van Vrankryk heeft aan den schryver van het werk Geschichte von Frankreich während der Revolution, professor Wachsmuth te Leipsig eene groote gouden medalje met het inschrift: ‘Der König dem Herrn Wachsmuth’ vereerd. *** Men schryft uit Rio Janeiro, dat de deensche natuurkundige en geoloog, Dr Lund, geduurende syne dryjarige reis in Brasilien merkwaardige ontdekkingen heeft gemaakt, waardoor het buiten twyfel komt, dat lang voor Kolumbus skandinaavsche kolonien daar gesticht waren. Buitendien vond hy in de provincie Minas-Geraes menschenbeenderen en geheele menschengeraamten in fossilen toestand. By kans alle schedels droegen het karakter der verscheidene brasiliaansche stammen; slechts hadden de tanden van eenige gely kheid met die van de egyptische momien. Men wil daaruit het gevolg trekken, dat het suiden van Amerika voor de andere werelddeelen bewoond was; want nergens is men nog op fossile menschenbeenderen gestooten. *** Voor eenigen tyd syn verscheidene pruissische bouwkundigen naar Egypten vertrokken, om daar de door het pruissisch gouvernement gekochte architektonische werken, waaronder sich ook een obelisk bevindt, te halen en te scheep te brengen. *** De by dragen voor de oprichting van een gedenkteeken aan Steffens syn soo rykelyk aan het bestuur, dat met de uitvoering gelast is, toegekomen, dat het oorspronkelyk ontwerp (een Cippus van gepoleerd graniet met het beeld van Steffens naar een relief van Thorwaldsen) seer veel uitgebreid kan worden. *** Men schryft ons uit Roomen, 16 juny: ‘Sedert lang bestaat hier een genootschap onser duitsche kunstenaren onder den naam van Ponte-Molle; men komt er vriendschappelyk te samen, eet, drinkt, rookt en onderhoudt sich. Daarmede niet meer te vreden, wil men nu aan het geselschap een hooger kunstbelang geven, namelyk er eene bestendige tentoonstelling mede verbinden, waar elk duitsch kunstenaar tegen eene kleine jaarlyksche bydrage syne voortbrengsels plaatsen kan, om op die wyse eene gedurige vertegenwoordiging der duitsche kunst in Roomen te hebben. Tegelyk heeft men het plan, het genootschap in den aard | |
[pagina 39]
| |
van een kasino interigten en ook aan nietkunstenaren de intrede te bewilligen. In het begin sal de saak gansch eenvoudig aangevangen worden; gelukt de onderneming, dan sal men haar ook meer uitbreiding geven.’ *** De Spenersche Zeitung heeft sich laatsleden maand eens voor goed laten bedriegen. Sy deelde namelyk de naricht mede, dat men in de puinen van Sint-Macarius te Gend eene marmeren tafel met het volgende opschrift had gevonden: CAI. IVL. CAES. ATH. LIVER. SARDINE. OFF. IX. OGEN. DAN. S.P. INA. GEO. F. CANT. ER. CAES. wat niets anders is, als ‘Cajus Julius Caesar at liver Sardinen of negenoogen dan spinage of canterkaes’ en in Duitschland sedert lang onder desen vorm bekend is: CAI. IVL. CAES ASS. LIBERAV. STERNVND. IX. AVG. ENALS. SAVERN. COLVNT. Q. KAES (Kuhkäs). In Cambridge, segt een ontdekker van dit bedrog, las men my eene grieksche inscriptie, die aldus luidde: ΘEMOPE ϒ ΔPINK De mededeeler van het gentsche inschrift (M. Van Duyse, soo wy niet seer mis syn) kan dese laatste als tegenhanger tot de syne gebruiken. *** Op dertienden van voorleden maand stierf te Dresden Dr A.G. Eberhard in syn 77e jaar. Als dichter had hy in Duitschland sich eene algemeene liefde verworven door syn schoone dichtstuk: ‘Hannchen und die Küchlein.’ *** Ge beroemde slaavsche philoloog en archaeoloog, Dr Paul Schafarik, schryver der Slowanské starozitnostiGa naar voetnoot1 en Slowansky Narodopis en kustos der keiserlyk-koninglyke bibliotheek te Praag, heeft van den koning van Pruissen het burgerorde van verdiensten ontvangen. Het eerstgenoemde werk werd onlangs door Mosig von Aehrenfeld en H. Wuttke in het hoogduitsch vertaald. In eene onser navolgende afleveringen sullen wy er eene beoordeeling van mededeelen. *** In hare laatste sitting, van 18 voorleden maand, heeft de koninglyke maatschappy van letteren en schoone kunsten te Gent tot corresponderende leden harer derde klasse (letterkunde) benoemd onse medewerkers, Mevrouw Louisa von Ploennies, te Darmstadt, en den heer Dr E. Weyden, te Keulen. *** Eene goedkoope uitgave van Pyrker's werken, durchaus verbesserte, gelyk de titel segt, is deser dagen by den boekhandelaar Cotta te Stuttgart, van de pers gekomen. De dry deelen, in quarto formaat, kosten maar 1 1/3 daler, dat is ongeveer 5 franken. Wy behoeven niet te seggen, hoeveel | |
[pagina 40]
| |
de verhevene gedichten van den geestvollen aartsbisschop sich den vlaamschen leser aanbevelen. *** Des Kreuzes Prüfung. Glaubens-Tragödie von San Marte (A. Schulz), Magdeburg, 1845. Een duitsche kritiker spreekt met veel lof van dit treurspel, ‘Im Ganzen, segt hy, rechnen wir diese Tragoedie zu den beachtenswerthesten dramatischen Erzeugnissen unsrer Zeit. Sie ist ein Vorläufer zu der sittlichreligiösen Poesie, die wir, mit Mehrern, als den einzig krönenden Schluss der Entwicklung deutscher Kunst und Dichtung erwarten.’ |
|