tyd sal ons leeren, welke van beide meeningen de gegrondste is.
De vertaling als vertaling kunnen wy goed noemen; slechts hier en daar heeft Diepenbrock een weinig nalatig geweest, en is er op syn duitsch menige aanmerking te maken; ook heeft hy somtyds den sin van eenige vlaamsche woorden verkeerd opgevat. Soo vertaald hy, b.v., I, 66, roemer door Rômer; roemer echter is elk wynglas, Rômer de naam van onse groene Rhynwynbekers. Onbeleefd (85) is niet unbeliebt, onbemind (ongeliefd) maar onbeschaafd, sonder manieren van leven, dus grob, unartig, unfein. Suiver brabandsch (23) is niet sauber brabândisch, maar echt, rein, ganz, vollkommen brabäntisch. Participial construktien kan men in het vlaamsch nog besigen, maar niet in het hoogduitsch en Ihren Bruder anbelangend (I, 106) wahrnehmend, welche grosse Angst (III, 17), kunnen wy onmogelyk billyken. Ihr seid mir in den Ohren gelegen (I, 16), Thrânen verwischen (III, 8), die Frau war gesessen [(elle était assise) III, 10], enz., is geen goed duitsch.
Moge de vereerde dichter soo wel als ook de heer vertaler ons onse germaansche rondborstigheid ten goede houden. Wy hebben onse gedachte openhartig uitgesproken; syn wy het mis, dan sien wy met het grootste genoegen, dat men ons dit segge en ons van het verkeerde onser gevoelens overtuige, want wy willen slechts het ware en goede, en de voortgang der vlaamsche saak ligt ons diep en warm in het harte.
J.F.