De Broederhand. Jaargang 1
(1845-1846)– [tijdschrift] Broederhand, De– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
[Nummer 1]
De Broederhand.
| |
[pagina 4]
| |
vormde sich eene dagelyks machtiger wordende party, die eene nauwere verbinding van alle staten van germaanschen stam, als eene volstrekte noodsakelykheid van selfsbehoud poogt daartestellen. Hoe lang ook een derde germaansche volkstak, Nederland, en besonderlyk Belgiën, onder het jok van Vrankryk suchtte, hoe vast diens kluisters hem ook om nek en armen lagen, soo begon het toch ook weldra, deselven niet min moedvol als syne stambroeders afteschudden. Iedereen, die den gang der gemoederen in Belgiën gadeslaat, moet overtuigd syn, dat er sedert eenige jaren, eene merkweerdige verandering in het volksgevoel heeft plaats gehad; dat er eene tastbare verwydering jegens Vrankryk bestaat, terwyl een langsame, doch onwederstaanbare drang ons immer meer tot Duitschland doet naderen. Ondanks eene geheel fransche opvoeding, begint men te verstaan dat Vrankryk even soo vyandig tegen ons volksbestaan is en blyven sal, als Duitschland er sich gunstig en genegen voor betoont. Dat men dit inderdaad begrypt, bewysen ons twee hoogstwichtige gebeurtenissen der laatste jaren. Belgiën en Duitschland reikten sich reeds in 1843 eene yseren broederhand, en dese handdruk wierd onlangs nog vaster, door het daarstellen van een handelsverdrag met den Zollverein. Hoe seer echter ook yseren wegen en handelsverbonden dese betrekkingen met Hoogduitschland mogen vermeerderen, soo syn deselve doch niet voldoende, wanneer wy niet, neven het stoffelyke, ook het geestige belang waarnemen; wanneer wy niet, na ons van Vrankryks letterkundigen invloed bevryd te hebben, onse oogen naar de hoogduitsche letterkunde, naar syne wetenschap richten, en - bekennen wy het - wy kunnen niet anders, willen wy onse taal behouden, willen wy in de wetenschap eenen hoogeren trap bereiken. Opdat een volk aan syne taal gehecht blyve, moet het eene vaderlandsche letterkunde besitten, die aan alle behoeften voldoet, die op gelyken voet staat met den geest des tyds. Is dit niet het geval, dan is het volk gedwongen, dat gene, wat het in syne eigene taal niet vindt, in eene andere te soeken; dan staat aan den invloed deser andere, deur en poort open en de moedertaal wordt dagelyks meer veronachtsaamd; sy blyft nog wel eene huisselyke omgangs- | |
[pagina 5]
| |
taal, maar sy gaat onder als taal der wetenschap, der beschaafdheid. De inlander leert se wel nog mondelings, maar hy denkt en schryft niet meer in deselve; de uitlander voelt geene noodwendigheid van se aanteleeren, en soo verliest sy dagelyks meer en meer. Soo ging het met het vlaamsch: slechts wyl die taal niet beoefend wierd, sonk sy soo diep. Willen wy se uit desen toestand redden, willen wy se weder op haren ouden troon setten, dan moeten wy trachten, onse letterkunde met die van onse stamgenoten gelyk te stellen, en besonderlyk met die van Hoogduitschland. Het is voornamelyk door syne schriften, in Belgiën nagedrukt en met soo veel yver verspreid, dat Vrankryk eenen uitsluitenden invloed uitoefent, en het is dus in de duitsche letterkunde dat wy een tegengewicht moeten soeken. Ons lettergebied is thans veel te klein, om alles te verschaffen wat de hedendagsche beschaving in saken van literatuur, wetenschap en kunst vordert. Dit erkennen onse noordelyke broeders en daarom syn sy gedurig besig, het hun mangelende met bieënvlyt uit de velden hunner naburen ten hunnen te dragen; weinig halen sy uit Vrankryk; veel, seer veel uit Hoogduitschland en Engeland. Dit voorbeeld hadden wy sedert lang moeten navolgen, doch ongelukkiglyk hebben wy daaraan tot nu toe nog niet gedacht. Terwyl het hoogduitsch in vele waalsche steden, b.v., in Luik en Verviers, met vlyt wordt aangeleerd, is het in de vlaamsche provincien geheel en gansch veronachtsaamd. Daar de duitsche lessen in de Athenaeen meest vrye lessen (cours facultatifs) syn, soo hebben sy weinig toeloop en nog minder uitkomst; en terwyl de dietsche Belg van de fransche letterkunde geheel doordrongen is, kent hy nauwelyks by name twee of dry hoogduitsche schryvers. Buiten de ouden, wier naam men in Hoogduitschland niet meer noemt, als Pfeffel, Gleim, Mathisson, hoort men wel eens iets van Schiller en Göthe gewagen; maar wie dacht ooit aan hun, op welke Hoogduitschland met recht trotsch mag syn, aan eenen Arndt, Auerbach, graaf Auersperg, koning Ludwig von Beieren, Duller, Freiligrath, Guzkow, Geibel, Haltaus, Hauch, Hoffmann, Heine, Halm, Honek, Herwegh, Koenig, Kuranda, Kühne, Laube, Lenau, Lewald, Mundl, Mügge, aartsbisschop Pyrker, Rückert, Schwab, Schücking, Simrock, Tieck, Uhland, Wihl, Weill, Wolff, prins | |
[pagina 6]
| |
Alexander von Würtemberg, Zedlitz, Zschokke, enz., aan eene Bettina von Arnim, Adelheid von Stolterfoth. Annetta von Droste-Hülshof, Louisa von Ploennies, gravin Hahn-Hahn, Paaltzow, en a.m. Sooveel slechts, wat de letterkunde aangaat. Alle namen dier mannen optenoemen, die in Duitschland de geschiedkunde, wysbegeerte, letter- en taalkunde, genees- en heelkunde op sulk een hoog toppunt gebragt hebben, soude ons te verre voeren. Syn toch immers de namen van J. Müller, Menzel, Niebuhr, Raumer, Ranke, Schlosser, Schelling, Grimm, Schlegel en zoo veel anderen, niet al europeisch geworden? Maar er bestaat hier en daar nog in ons midden een seldsaam vooroordeel, waartoe, wy moeten dit bekennen, eenige hoogduitsche schryvers selve aanleiding gegeven hebben. Dese uitten namelyk het gevoelen, dat wy in plaats van het nederduitsch te beoefenen, het hoogduitsch als schrifttaal moesten aannemen. Hoe groote aanhangers wy ook van Duitschland mogen wesen, soo kunnen wy dit toch niet goedkeuren. Wy syn het eens met den schryver van het artikel ‘Flamland und die Flâminge’ in den Janus (dien V.A. Huber te Berlyn uitgeeft). dat het eene onmogelykheid is, de Vlamingen, de Nederduitschers te verhoogduitschen. De eerstgenoemde schryvers voeren voor het mogelyke dier spraakverwisseling het voorbeeld van Noordduitschland aan; doch dit juist spreekt op het luidste voor het onmogelyke der saak. De Noordduitschers konden, onder geheel andere omstandigheden, dan wy, geplaatst, hunne taal als geschrevene taal opgeven: dese taaltak had toch geene letterkunde, geen verledene. Het vlaamsch, het nederduitsch echter heeft eene oude en ryke letterkunde; het moet se slechts, gelyk wy reeds getoond hebben, beoefenen en uitbreiden; dan kan en sal het weldra gelyk staan met de twee andere takken der grooten duitschen spraakstams en eens met hun weerdiglyk kunnen wedyveren inden stryd naar het hoogste en volkomenste. Krachtig medetewerken, om Nederduitschland tot dien stryd uitterusten, den tempel van een eeuwig verbond tusschen hetselve en syne hoogduitsche suster te helpen opbouwen, daarvoor sal dit tydschrift wapens en bouwsteenen byeendragen. Het eerste doel, wat wy te bereiken streven, ligt dus voor | |
[pagina 7]
| |
oogen: het is namelyk, de hoogduitsche letterkunde, wetenschap en kunst by onse landgenoten meer en meer te doen kennen. Maar wy hebben nog een tweede doel: de kennis der wedersydsche belangen moet wederkeerig syn, en wy sullen ook alle poogingen aanwenden, om de nederduitsche letterkunde meerder in Hoogduitschland bekend te maken. Wy sullen dus, behalve opstellen aan de duitsche letterkunde toegewyd, hoofdsakelyk beoordeelingen van alle werken mededeelen, die in onsen letterkring verschynen. Daarby sal men ons altyd op het strengste onpartydig vinden. Geen aansien van persoonen sal ons terughouden, de gansche, volledige waarheid te seggen. Handelen wy soo, dan doen wy dit in de vaste overtuiging, dat dit de eenigste weg is, dien wy bewandelen mogen, en dat onse ernstige maar welmeenende beoordeeling nooit het eergevoel onser vlaamsche letterkundigen sal kwetsen; dat sy de kritiek als eene vriendin sullen beschouwen, die hun ter syde treedt, ofwel om se te waarschouwen, wanneer sy eenen verkeerden weg inslaan, of om se aantemoedigen, soo sy den rechten weg betreden hebben. Het is immers geene schande, van den rechten weg aftedwalen, maar wel is het schande, niet op hem te willen terugkeeren, wanneer men hem heeft verlaten. Verre echter sy het van ons, de gevoelens onser medearbeiders, als eene onaantastelyke waarheid te doen gelden, en daarom staat ons blad aan elke tegenkritiek open, soo deselve in eenen behoorlyken vorm opgesteld is. Wy meenen daardoor tevens eene gaping te vullen, die wel niet in de noordnederlandsche, maar bysonders in de suidnederlandsche letterkunde bestaat. Hier te lande verschynt geene literarische kritiek meer, sedert het gentsche Kunst- en Letterblad van den kundigen Snellaert, en de Noordstar te Antwerpen van den verdienstvollen Kerkhoven opgehouden hebben te bestaan. Wat betreft de fransche werken door Belgen geschreven, wy sullen er insgelyks eene beoordeeling van geven, soodra sy tot de geschiedenis van het vaderland betrekking hebben. Dat wy onse opmerksaamheid op de letterkundige gewrochten van Noord-Nederland ook besonderlyk sullen vestigen, spreekt van selfs. Wy sullen ons best doen, om nauwe en innige betrekkingen met onse voormalige landgenoten aanteknoopen. De politische | |
[pagina 8]
| |
scheiding sleept geenssins eene literarische afsondering na sich. Wy meenen integendeel dat het voor de wedersydsche ontwikkeling van beide landen hoogstnuttig is, dat sy door taal- en letterkunde nauw aan elkander verbonden blyven. Reeds kunnen wy op de medewerking van eenige der beste hollandsche schryvers staat maken. Buiten de beoordeelingen, sullen wy opnemen gedichten en andere letterkundige opstellen, soowel oorspronkelyk nederduitsche, als vertalingen uit andere germaansche taaltakken, als ook oorspronkelyk hoogduitsche; de laatsten echter in minder groot getal. Mengelingen over letterkunde, kunst en wetenschap sullen wy op het einde van alle onse nummers leveren. Gelyk de leser siet, stemmen wy in de spelling niet gansch met de koninglyke commissie overeen. Ons schynt - en de grammatiek spreekt voor ons - de aa en uu gegrondder dan de ae en ue; de fransche z hebben wy insgelyks opgegeven en daarvoor de germaansche s weder aangenomenGa naar voetnoot1; in alle overige punten syn wy het eens met de koninglyke commissie. Wanneer het echter de schryver van een aan ons toegesonden stuk wenscht, deelen wy dit in syne spelling mede. Fransche stukken vertalen wy geerne.
Brussel, op den dag des slags van Waterloo.
De raad van bestuur. |
|