Braga: dichterlijke mengelingen. 1844
(1844)– [tijdschrift] Braga– AuteursrechtvrijIII. Aan Emma.Konde ik u, mijn Emma, zeggen,
Wat er omgaat in mijn ziel,
Als gij digter aan mijn zijde
Langs het smalle voetpad treedt,
Dal zijn zand geleidt door 't lommer,
Even als een beek haar water
Kronklend langs den oever voert.
Als wij zoo te zamen wandlen,
En met vriendlijk woord bij woord
De gedachten gaan en komen,
Golvend wiegen als de zee;
Als dan de adem van den zomer
Dartelt met uw blonde lokken
En uw hand ze telkens schikt.
Als gij, bij 't bevallig scheiden
Van het glanzig lokken-gaas,
Vlugtig naar mijn zijde uw oogen
Onder 't spreken henen wendt,
| |
[pagina 47]
| |
En uw arm bij 't nederglijden
Langs den reinen blanken boezem,
Ligt en zacht mij even raakt; -
Konde ik zeggen welke klanken,
Bij het drukken van uw hand,
Henenglijden van uw lippen;
Konde ik zeggen, hoe ik soms
Aan eene enkle zucht blijft hangen,
Die me u beter doet begrijpen
Dan de schoonste woordenvloed!
Zalig hij, die aan zijn zijde
Zulk een engel houdt geklemd, -
O hij ademt ruimer, vrijer,
En voor d' ongeboeiden geest
Rijzen hemelsche gedachten
Idealen vol verheffing:
Onschuld, Liefde, Deugd en Eer.
Konde ik u, mijn Emma, zeggen
Wat er omgaat in mijn ziel!...
Neen, gij moogt het, lieve, lezen,
Waar het in mij staat gegrift:
Want de woorden van ons menschen
Zijn gelijk geplukte rozen,
Snel verbleekt en ras vergaan!
|
|